Der matroosen ghesontheydt, ofte de goede dispositie der zee-varende ende alle andere lieden
(1663)–Abraham Lenertsz Vrolingh– Auteursrechtvrijwaer in ghehandelt wordt, nevens andere sieckten, den matroosen ghemeen ende oock alle menschen: vanden aerdt, nature en eyghenschap des scheur-buycks: anders schimmelsieckte ghenaemt. Van haer name, oorspronck, wesen ende curae
[pagina 1]
| |
Der Matroosen Gesontheyt, Ofte, De goede dispositie der Zee-varende Lieden.Dat Eerste Capittel. Vande Scheur-buyck, haer Name, oorspronck ende wesen.OM te spreecken en te handelen vande Scheur-Buyck, wat het is, van waer het komt, ende hoe het behoorde te heeten, dunckt my geraden: eerst te spreken en te handelen vanden Name, Ga naar margenoot+ hoese by den Geleerden wert ghenaemt, hoese na haer eygenschap behoorde te heeten, ende wat naem datse van my ontfanghen en becomen heeft. De gheleerden ghevense verscheyde namen, Ga naar margenoot+ Paracelsus steltse onder de Veruw of Coleur-sieckte, ende noemtse de Blauwe-sucht, 't welck wel eenigsints reden heeft. Want soo de gheleerden seggen soude de Geluwe uyt de Galle voort comen, Ga naar margenoot+ 't welck gheloovelijck is, om dat de Gal een Martis Lidt is, ende Mars is een gantsch Roode vyerige Planeet, ghelijck sijn eygen Metal het Yser, is geheel hooch-Rood, ende daerom soo wanner de Galle sich tingeert, en sijn Coleure schiet, soo wert den mensch vervult van een Roode Tinctuere, het welck: om dat de Roode Verwe sich so wijt in't Lichaem uyt spreydet, Ga naar margenoot+ ende niet machtigh genoech is de gantsche Natuere Rood te Tingeren, soo verflaut de Veruwe en vertoont sich Geel, dat anders na den Aert vande Galle behoorde Rood | |
[pagina 2]
| |
te sijn, want Geel is een recht begin van Root. Soo isset oock met dese Blaeuwe-zucht, Ga naar margenoot+ indien de Scheur-Buyck is een Blaeuwe-sucht als boven staet, soo soudese moeten ontfaen en voort comen uyt de Lever, om dat de Lever is een Iupiters Lit, ende Iovis is inde Natuere Blaeuw, Ga naar margenoot+ ghelijck Iupiters Metal het Ten, is een gantsch Blaeuw Metal. Maer ick segghe dat de Scheur-Buyck is een rechte Saturnus zieckte, Ga naar margenoot+ ende daerom heeftse besonder haer oorspronck uyt de Mildt, om dat de Milt is een Saturnus Lit, dewelck wanneerse Tingeert, ende het Lichaem van hare Coleuren vervult, soo maecktse het Lichaem swart, ghelijck het Loot een Saturnus Metal natuerlijck swart is, maer om dat de Coleur in't tingheren flau ende onmachtigh wordt, wert de Natuere vanden mensch niet meer als Blaeu getingeert, want Blaeuw is een begin van swart, ghelijck als Geel is een begin van Root. Ende daeromme dese zieckte, wanneerse onder de Coleur zieckte getelt en gestelt moet sijn: behoorde te wesen een Swarte maer gheen Blauwe-Sucht. Eenige andere segghen dat dese zieckte ontstaet uyt Melancholie, Ga naar margenoot+ het welck oock een schijn heeft met eenighe reden, om dat de ghenen die de Scheur-Buyck hebben, veeltijts wat Melancholijck en swaermoedigh sijn, maer alsmen recht en wel wil letten op de saeck, soo en ontstaet de Scheur-buyck niet uyt Melancholij, Ga naar margenoot+ maer de Melancholij ontstaet uyt de Scheur-Buyck. Want wy stellen de Melancholij als een derde Teecken in dese zieckte, behoorende eyghentlijck onder het eerste deel der Teecken, als volgens gheleert sal werden, wanneer wy | |
[pagina 3]
| |
komen tot de Teeckenen. Hoewelse onder alle andere hooft leden, of Planeet-Leden, de Milte aldermeest wert toe-ghe-eyghent, soo en isset nochtans gheen rechte oorspronckelijcke Milt sieckte, Ga naar margenoot+ maer veel eer een Mage kranckheyt, als volgen sal. Veel andere noemen dese sieckte de Scheur-Buyck, ende by die Name: isse by ons Nederlanders alderbest bekent, maer uyt gront van reden en is dat niet hare eyghentlijcke en Naturele name, Ga naar margenoot+ hoewel de zieckte (als gheseyt is) is een rechte Maghe sucht, die inden Buyck logeert, ende die besonder eerst uyt de Maghe en de buyck haer oorspronck heeft. Maer dewijl de Scheur-Buyck niet en ontstaet noch uyt den Buyck, Ga naar margenoot+ noch uyt de Maghe selve, soo wertse oock on-eyghentlijck Scheur-buyck geheeten, niet tegen-staende dat de Mage ende den Buyck is de plaetse daer dese zieckte eerst haer residentie neemt, want de Maghe en is niet schuldigh aen dese zieckte, maer 'tgeene van buyten inde Maghe komt, Ga naar margenoot+ ende dat de Mage te koocken ontfanght, dat is eygentlijc, 'tgene de Mage, den Buyc, en voorts de gantsche Natuere doet vallen in een disordre, quade dispositie, Corruptie en verdervinge. Ende daerom: dewijle de ervarentheyt overvloedigh leert, Ga naar margenoot+ dat oude stincken, Mijteringhe vermufte en verschimmelde spijs en dranck, oock gheeft een oude stinckende vermuft ende Schimmelighe decoctie en Nutriment, het welck soo wanneer de Mage daer van gantsch in-ghenomen is, seyndet alsulcken wesen ghelijck sy ontfangt in Levere en bloet, inde Milt en Musculen, in de Hersenen en Senuwen, in het Herte en Arterien, inde Nieren en Zaedt- | |
[pagina 4]
| |
Aderen, ende tot in't uyterste vande Natuere. Van al 'twelck de Natuere: wanneerse daer van gants door-drongen is, Ga naar margenoot+ noodsakelijck oock verandert in alsulcken wesen, als sy dan tot hare voedsele, noodtruft en onderhout ontfangen en ghenoten heeft, dat is: sy wert mede stinckende, vervuylende, vermuft ende Schimmeligh, ende so wanneer de mensch van alsulcken Materie gants door-drongen ende geincorporeert is, soo is de Mensch sonder alle twijfel, selve gants out, vuyl, stinckende, vermuft ende Schimmelig. Ga naar margenoot+ Ende daerom men oock te rechte ende met goede redenen, dese sieckte (diemen anders Scheur-Buyck noemt) mach noemen De Schimmel-Sieckte, ofte, de Schimmelinge die ick uyt gront vande Philosophie oock soodanigh noeme, ende sal van nu voortaen dese sieckte geen meer Scheur Buyck: maer Schimmelinge noemen, 'twelck eygentlijck haer eygen Name is, die haer van rechts wegen rechtveerdelijck toe komt, ende geen ander. Want alle die andere Namen die haer tot op heden sijn ghegheven, Ga naar margenoot+ die sijn sonder gront en Fondament on-eygentlijck geworden, sonder dat die gene diese soo genaemt heeft, oyt reden gehadt hebben omme haer also te noemen. Soo verstaet ghy dan uyt desen al, soo veele noch geseyt is, dat dese zieckte niet alleene van my, de Schimmel-zieckte wert genaemt, Ga naar margenoot+ maer datse selfs uyt de verschimmelinge voort-comt en geboren wert, en dat volgens dient haer gantsche wesen en Natuere anders niet en is als een rechte Verschimmelingh, is dierhalven niet noodigh wijder te tracteren van haer oorspronck ende wesen, want selfs de Name druckt haer oorspronck ende wesen gants eygentlijck | |
[pagina 5]
| |
uyt. Dierhalven alsmen de saecke wel in siet: ghy sult bevinden, dat: gelijck ick haren name, oorspronck, ende wesen hebbe ghenoemt, dat oock alsoo haer Cure gegrondet sal sijn op het selve Fondament, Ga naar margenoot+ want om te Preserveren men noodsakelijck de Salia moet hebben en gebruycken, maer om te Cureren, men een hooch bereyde Sulpher van noode heeft, als volgens inde Cure blijven sal. |
|