Verzamelde gedichten(1968)–Victor E. van Vriesland– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 174] [p. 174] Depersonalisatie Wat is het lot van dat, wat in mij denkt En als een vreemde, maar toch met mijn ogen, Mijn wereld ziet en meeleeft onbewogen Alles wat mij beweegt, verrukt of krenkt? De ander in mij is niet door mij te kennen Maar kent mij goed, en van kind af het langst, Toen zijn bestendigheid een zekere angst Mij gaf, totdat ik me aan hem ben gaan wennen. Nog, nu ik, oud en bitter, mij bezin, Moe en wanhopig, met het eind voor ogen, Rust hij in mij steeds even onbewogen, Doodstil en helderziend, als in 't begin. Maar iets als leedvermaak komt nu terecht Van hem naar mij, en in mijn zwaarste nachten Hoor ik zijn stem, zwijgend dwars door mijn klachten: Dit had ik je toch altijd wel gezegd! Vorige Volgende