Verzamelde gedichten(1968)–Victor E. van Vriesland– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 91] [p. 91] Amsterdamse bohème De bloem der jeugd verflenst aan deze tafels. De meisjes houden geen moment haar wafels. De lucht is zwaar en ruikt naar alcohol. Iedereen twijfelt aan zijn eigen lol. De vrouwen hier hebben op haar gelaten Geen spoor van het verleden meer gelaten. Wij voeren ze verveeld en moe ten dans Want authentiek is toch heur ogenglans. Wij zoenen zonder lust elkanders meid, Verslingeren ons geld en onze tijd. Een veeg muziekje begeleidt het dazen Van lege hoofden boven volle glazen. Wij weten dat het hier hoogst ongezond is Daar 't vaal vertier ontbloot van alle grond is; Toch tijgen wij getroost weer alle nachten Hierheen zonder ons zelve te verachten. Het liefste spreken wij over elkaar. Beroddel jij mij? dat is geen bezwaar, Want nauwelijks zal jij je hielen lichten Of ik zal op mijn beurt van jou berichten. Wij krijgen van elkander nooit genoeg, Want dit lijkt niet op een gewone kroeg: Hoe zou ooit het gezelschap gaan vervelen Van kunstenaars en intellectuelen? De mensheid schrijdt al bijna ten kantore... Nóg vullen wíj met Kunst elkanders oren. [pagina 92] [p. 92] Eén drankje nog; er hangt hier stank en rook; Wanneer mijn buurman lacht dan lach ik ook. Ten slotte staan we op het glimmend glad Asfalt, en ook van binnen nogal nat; Berooid, maar eigenlijk niet ontevreden Dat nu ook deze nacht weer is geleden. Vorige Volgende