Verzamelde gedichten(1968)–Victor E. van Vriesland– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] De overtocht Stormwolken schuiven naar een geheim. Bruisend stroomt het leven naar de dood, Barstend, Stroomt groot teloor, en al wat vast en Stellig nog is stroomt mede groot Teloor naar stroomloos opgeheven zijn. Waar was het jagend licht grenslozer uitgestort Dan nu? wanneer feller dan hier? Bomen nijgen mij toe Waar ik Schrijd langs hen, overgaand in een vervaarlijk Uitwijken naar doodvreemd en bloed- eigen gebied: vloerloze hal, van stolpig huiflicht fort. Hier rust het middelpunt van wat ik was, Maar ondoorzichtig als een nevelsluier, Vochtig Te ademen; en niet te horen noch te Zien. Ik weet dat in die ronde ruimte Eind en begin voorgoed tezamenvalt. Wij zijn maar enkelen die tot hier geraken;- Zelfs van ons zelf is veel achtergebleven. Ontgrensd Vlieten wij restloos samen tot een kern Van weerkeer. Heel die achterwereld brekend Worden wij alles wat wij altijd waren. Vorige Volgende