Verzamelde gedichten(1968)–Victor E. van Vriesland– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] Laatste tercetten En zelfs na deze wrede werklijkheid: Je stem, je stem als een vloek in mijn oren, Weet ik dat jij niet dan mijzelve zijt. En die je bent, en die je waart te voren, En die je zijn zult, in het glanzend wijd Veld van mijn koeplende heerszucht geboren: Jij bent mijn God, en je bent mij; - de tijd, Zie, is hij wel iets anders dan het gloren Van een alom onwrikbare eeuwigheid? Zo zal ik dán je grauwe stem nog horen Wanneer mijn ziel in trage wentling breed Haar valt doet uit de hoogteloze toren. Wat deert het mij dat ik je schamel wéét? Ik zíé je groot, als je mijn ogen baarden. En met een lach, dankbaar om eigen leed, Zal 'k zelfs het eigen léven nog aanvaarden Uit deze handen die ik gruwlijk weet. Vorige Volgende