Ketters. Veertien eeuwen kettergeloof, volksbeweging en kettergericht
(1982)–Theun de Vries– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 635]
| |
9 Non-conformisten en PuriteinenProtestanten in continentale zin - in Engeland mettertijd ‘non-conformisten’ genoemd - waren er in Engeland al geweest van Luthers optreden af, al weer kenmerkend het eerst onder augustijner monniken. Ook een aantal dons van Cambridge waren gegrepen door het Lutheranisme; zij plachten bijeen te komen in de taveerne The White Horse, die zelfs de naam Klein-Duitsland verkreeg. In 1525 werd de groep krachtdadig ontbonden, waarna een aantal van haar leden naar Duitsland en Zwitserland vluchtten. Daar studeerden zij verder en wapenden zich voor de toekomst; onder hen William Tyndale die in Worms het eerste Engelse Nieuwe Testament liet drukken (1525-'26). Hij zou tien jaar later in Antwerpen aan de Inquisitie worden verraden en op de brandstapel sterven. Niet minder vermaard om zijn vertaling van de hele Schrift is Miles Coverdale; hij vond een asiel in Zürich waar hij zijn Engelse bijbel in 1535 liet verschijnen. De vervolging in Engeland kon niet wegnemen dat het non-conformisme er diepe wortels sloeg, vooral bij de kleine luyden - dit mede door het feit dat de oude Lollardij niet dood was en echte vroomheid in Engeland vaak een piëtistische inslag had die door de officiële kerken, rooms en anglicaans, niet werd bevredigd. In de reformatorische, spirituele geest die de vluchtelingen van het vasteland vervolgens naar Engeland brachten, vonden de lagere en geëxploiteerde klassen vaak hun vorm van godsdienst.Ga naar voetnoot1 Een afzonderlijk hoofdstuk in de kroniek van de Engelse hervorming wordt gevormd door de reformatie in Schotland. Terwijl Ierland met kracht aan het katholicisme vasthield - niet in het minst omdat het al sinds een paar eeuwen door de Engelsen met barbaarse middelen werd gekoloniseerd - en elke poging vanuit het land der absenteïsten tot protestantisering afwees, raakte Schotland in de koers van de Hervorming betrokken. Het land had een stugge middeleeuwse geschiedenis achter derug, die ook in grote trekken bepaald was door de nationale strijd tegen Engeland en tot aan de zestiende eeuw alleen conservatisme en culturele achterstand had bevorderd. Echo's van het Wycliffisme waren in de Hooglanden doorgedrongen, maar werkelijke weerklank van de Reformatie kwam pas uit Wittenberg en Zürich. De eerste Schotse martelaar voor het Lutheranisme was de oorspronkelijk katholieke abt Patrick Hamilton (1528); hij bleef niet de enige. De strijd tussen hervormingsgezinden en katholieken duurde onverminderd voort; de haat tegen Hendrik viii, die Schotland het liefst bij zijn rijk zou hebben gevoegd, vertraagde het doorslaan van de weegschaal naar de zijde van de Hervorming. De politieke situatie (een op Frankrijk georiënteerde katholieke monarchie, die van de Stuarts, welke de protestants gezinde bevolking nodig had om de katholieke clanadel kort te houden) werd al ondoorzichtiger tot aan het optreden van John Knox. Hij was al door de studie van de kerkvaders tot evangelische opvattingen gekomen, en begon - van een onbuigzaam en dapper karakter - de Hervorming in Schotland te preken. Zijn partijgangers werden gestraft toen Mary Stuart, de nieuwe koningin die met Frans ii van Frankrijk getrouwd geweest was, de Schotse troon besteeg. Zij riep de hulp van de Fransen in tegen haar Schotserebellen en ketters, een Franse vloot landde in 1547 te St.An- | |
[pagina 636]
| |
drews en versloeg de ongehoorzamen. Knox (geb. 1505) bracht enkele jaren door op de Franse galeien en wist toen naar Genève te vluchten. Hier werd hij getraind in het Calvinisme, dat door Knox in zijn presbyteriaanse gedaante werd overgenomen en na zijn terugkeer in Schotland (1555) gepropageerd. Niet alleen trok Knox nu de grote massa, ook een deel van de Schotse adel ging naar de zijde van de reformatie over. De ‘Covenant’ van 1557 was het binnenlands verbond dat de volledige vestiging van de Calvinistische leer in Schotland beoogde - een leer die wonderwel bij het Schotse karakter, klimaat en de sociale strevingen van de Schotse burgerij leek te passen. Mary Stuart verzette zich, steunend op een trouw gebleven partij van katholieken, met beslistheid tegen de verenigde pogingen van grondbezitters, ondernemers en volk om hun revolutie door te drijven. De krachten van die revolutie keerden zich met overmacht tegen haar: in 1567 werd zij gedwongen tot aftreden en in handen gespeeld van de Engelse Tudor-koningin Elizabeth i, die haar in 1568, ter voorkoming van verdere katholieke komplotten, liet terechtstellen. John Knox had al in 1560 de Confessio Scotica opgesteld; Schotland werd nu streng presbyteriaans, ook in zijn staatkundige orde doortrokken met de geest van de militante burgerlijke democratie. Het zou de aanleiding worden tot een reeks van bloedige botsingen tussen het volk van Schotland en de monarchie van de Stuarts, waarvan de kroniek buiten ons bestek valt.Ga naar voetnoot1 Het aantal vluchtelingen om geloofswil, die grotendeels arm en onbeschut na de jaren dertig in Engeland aanlandden, liep al spoedig in de duizenden. Aartsbisschop Cranmer gunde hun een zekere mate van vrijheid en autonomie; hij overwoog zelfs in 1552 het bijeenroepen van een internationaal protestants convent, waarvoor hij de kopstukken van de Europese Reformatie dacht uit te nodigen. Bullinger, Melanchthon en Calvijn wezen de uitnodiging beleefd van de hand - zij kenden de diepe dogmatische kloven die hen van elkaar scheidden, al was het alleen maar de opvatting inzake het avondmaal.Ga naar voetnoot2 Genadeloos was Cranmer maar tegen één sekte: de dopers. Zij gingen hem in hun eigenaardige eisen van geloofsvrijheid en vooral in hun weigeringen - eed, geweld, staatsmacht, staatsdienst - veel te ver; hij gelastte dan ook zonder pardon hun uitroeiing. Overigens verschenen er naast de anabaptisten nog meer ‘dwepers ensektariërs’ op Engelse bodem. De rebellie van de Ketts heeft wel duidelijk gemaakt dat zij binnen de Engelse situatie mede kunnen worden beschouwd als voortzetters van de Lollardische erfenis, die zij tegelijk met de diepgang en de eigentijdse strekking van hun denkbeelden voorbij streefden. De wissel werking tussen de vele groepen is vaak moeilijk na te speuren, maar de radicalisering van grote delen van de Engelse werkende en afhankelijke bevolking, vooral in Zuid-Engeland, is mede aan de inkomelingen te danken.Ga naar voetnoot3 Door het gebeuren in Münster werden zij praktisch allen op de anarchistische en revolutionaire hoop gegooid, waar zij dan ook wel behoorden, maar wel in strikt vreedzame en goddienstige zin. De nieuwe bourgeoisie in Engeland, bezitsbewuster dan ooit, gruwde van iedere veronderstelde gelijkmakerij. Al in 1533 waren er vijfentwintig uit Nederland gekomen dopers te Londen terechtgesteld. Dopers mochten niet delen in de amnestie die Hendrik viii had afgekondigd. Jaar in jaar uit werden er leden van de radicale sekte naar de brandstapel geleid. Onder Edward vi kregen | |
[pagina 637]
| |
zij wat meer levensruimte, maar zij werden toch onveranderlijk als mogelijke aanstichters van scheuring en oproer beschouwd, en bij tijd en wijle even genadeloos behandeld als de sociale rebellen van Britsen bloede. Vervolgd werd ook een andere sekte, die van de Familisten, die de koopman Heinrich Niclaes zoals wij zagen had gesticht. Zij kwamen omstreeks 1552 in Engeland en groeiden daar tot een inheemse sekte uit, al bleven er belangrijke vestigingen in Frankrijk en ook in Antwerpen. Hun groepering kreeg de naam Family of Love (elders Familie de la Charité, Huis der Liefde); de benaming wijst op het streven van de groep om goed te doen en liefde te verbreiden. Zij beschermden hun ‘innerlijk geloof’ en hun pantheïstisch-mystische denkbeelden door voor het oog van de wereld de anglicaanse kerkdiensten bij te wonen.Ga naar voetnoot1Of zij zich, zoals Heussi meent, door het optreden van nieuwe leiders in libertijnse zin hebben ontwikkeld en de groeibodem hebben gevormd voor de zeventiende-eeuwse ‘Ranters’ met hun plebejisch radicalisme valt te betwijfelen.Ga naar voetnoot2 De Engelse hervorming is, ook door haar verwikkelde structuren van een anglicaanse en naast haar bestaande non-conformistische kerk- en sektebeweging, voor een groot deel door de refugiés gemaakt. Die kunnen dan ook worden beschouwd als geestelijke voorouders van de militante sekten, zoals de Levellers en Diggers, die Oliver Cromwells burgerlijke revolutie van 1649 haar sociale ruggegraat hebben verleend, toen zij daarin als machtige linkervleugel optraden. Naast deze sekten en hun woelig godsdienstig-maatschappelijk leven kwam na het midden van de eeuw een tweede macht in de staat op die zich tegen het Tudor-absolutisme keerde: de onvervalste bourgeoisie die het hoofd niet meer wilde buigen onder het anglicaanse cesaro-papisme. Ook die bourgeoisie wenste een ‘goedkope Kerk’, en zij vond die in de presbyteriaanse orde van het Calvinisme, die volledig van roomse pracht en praktijken gezuiverd was. Verlangen naar ‘zuivering’, ook van het sociale leven, bezorgde deze Engelse hard-gelovigen de spotnaam Puriteinen, die zij dan ook, later in gunstiger zin, behouden hebben. In hun rijen waren twee stromingen waar te nemen: een gematigde koers bij grote burgerij en adel, die de presbyteriaanse organisatie wilden invoeren; naast hen een strengere opvatting van het geloof bij de middenklassen, kleine landbezitters (‘yeomen’), kooplui, die echter tegelijk een vrije Kerk met zelfstandige, meer democratische instellingen wensten, waardoor zij werden aangeduid als Independents; de yeoman Oliver Cromwell kwam uit hun rijen voort. De Puriteinen begonnen in de tweede helft van de zestiende eeuw de oppositie te vormen in het parlement onder het motto dat geen menselijke autoriteit het gezag van de bijbel vervangen kon. Zij streefden naar de maatschappelijke verwerkelijking van het door God bevolen bestel volgens het Geneefse model: een leven van geloof in Gods voorbeschikking, van spaarzaamheid en sabbatsheiliging, van morele tucht en de vrijheid om kapitalen in de wacht te slepen. De morele ijver betrof niet in het minst de volstrekte afwijzing van alle wereldse vermaken, waaronder het toneel - een geestelijke beeldenstorm, die van het ‘old merry England’ (wat ten dele ook maar een schone schijn geweest was) een vreugdeloze theocratie wilde maken. William Shakespeare, die wij al eerder hebben ontmoet als hater van alle radicale volkspolitiek, kon ook de Puriteinen niet luchten of zien: als toneel directeur en dichter ondervond hij van hun optreden onmid- | |
[pagina 638]
| |
dellijke economische en creatieve schade. Hij heeft hen daarvoor in zijn tragedie Leer om leer (1604) met scherpe bewoordingen te pronk gezet als hypocrieten en vernielers van elke levensvreugde, en zich daarmee eens te meer de traditionalist betoond achter de anglicaanse monarchie.Ga naar voetnoot1 De betekenis van de Puriteinen voor Engelands toekomstige geschiedenis als protestants handelsimperium was overigens in Shakespeares tijd nog moeilijk te bevatten. In de dagen van de dichter zouden deze Britse Calvinisten, in het nauw gebracht door de vervolging, die hen van de kant van de monarchie ten deel viel, in aanzienlijk aantal uitwijken naar de Nederlanden, en meer nog naar de Engelse koloniën in Noord-Amerika, die zij als Pilgrim Fathers groot en welvarend hebben helpen maken. In Engeland zelf bevleugelden zij meer en meer de geest van de City en van de financiële oligarchie, die door ijzeren plichtsbetrachting, zakeninstinct en onbegrensde exploitatie van alle economisch zwakkeren het bewijs leverde voor de maatschappelijke revolutiekracht van de Hervorming.Ga naar voetnoot2 |
|