Ketters. Veertien eeuwen kettergeloof, volksbeweging en kettergericht
(1982)–Theun de Vries– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 573]
| |
Boek Zeven
| |
[pagina 574]
| |
Genève als stevige burcht van het protestantisme, naar een zestiende-eeuwse gravure.
| |
[pagina 575]
| |
1 Zwingli: profeet en dictatorDe uitbreiding van de Hervorming in het tweede en derde decennium van de zestiende eeuw heeft iets spectaculairs, dat er op wijst hoe Luthers optreden heeft beantwoord aan een historische constellatie. De Reformatie heeft daaraan een geheel nieuwe kwaliteit verleend, maar in ieder land en bij elke groep niet dezelfde. Bijna gelijktijdig met Luther is Huldrych Zwingli (geb. 1484) in het Zwitserse eedgenootschap begonnen met zijn reformatorische beweging, al volgde hij een heel andere weg.Ga naar voetnoot1 Zwingli, kind uit een welgesteld boerengezin in Toggenburg, ontving een degelijke humanistische opvoeding te Wenen en te Bazel. Het was de kennismaking met de ideeën van Pico de Mirandola, maar veel meer van Erasmus (die hij in 1516 ook persoonlijk te Bazel leerde kennen), waardoor hij tot zijn bijzondere vorm van hervorming is gekomen. Er is in het leven van deze Zwitserse boerenzoon niets van de godsdienstige demonie die Luther vooral in zijn wordingsjaren kenmerkt. Bij Zwingli is duidelijk sprake van een geleidelijk verloop, dat zich echter met kalme halsstarrigheid voltrokken heeft, waarbij zijn geloofsijver het stempel draagt van het hem in zijn jeugd bijgebrachte rationalisme. De godsdienstigheid van de theoloog Zwingli treedt op in het gewaad van de politieke interesse. Zo was hij zich vroegtijdig bewust van de bijzondere positie die het Zwitserse eedgenootschap in Europa innam. Die confederatie van kantons, op het einde van de vijftiende eeuw losgeraakt van het Habsburgse rijk, kende nog altijd, naast een vrije, veelal gegoede klasse van boeren, feodaliteit, lijfeigenschap en vroondiensten, inzonderheid in de ‘oer’kantons Uri, Schwyz en Unterwalden. De vrije boeren plachten vaak tegen de hoogste ambtenaar, de Vogt, te rebelleren, de armen werden dan gebruikt om die rebellie te dempen. Deze middeleeuwse toestand was in feite al doorbroken met de opkomst van grote steden als Bern, Zürich en Bazel, waarvan de burgerij, aangeraakt door het magnetisme van de oorspronkelijke kapitalistische accumulatie, naar armslag verlangde: economische, culturele, intellectuele. Huldrych Zwingli staat op de bodem van deze grootburgerlijke aspiraties, die overigens door de welgestelde boerenstand werden gedeeld. Van hieruit keer de hij zich tegen een van de negatieve verschijnselen in de feodale kantons, waar de arme boerenstand een nevenberoep had ontwikkeld - het Reislaufen, anders gezegd het verhuren van de bloem van de mannelijke bevolking als soldeniers aan het buitenland.Ga naar voetnoot2 Het was deze, ook al door anderen aan de kaak gestelde, nationale misère die reeds de jonge Zwingli met gramschap vervulde. Hij was als kapelaan met de Zwitserse huurtroepen meegetrokken in de Italiaanse oorlogen en had vooral aan hun nederlaag bij Marignano (1515) de bitterste herinneringen. Van die tijd af bleef hij, tot grote ergernis van de arme kantons, een voorvechter van een volledig verbod van het Reislaufen, dat hij er in de loop van zijn carrière heeft weten door te drijven. In Glarus, waar hij vervolgens priester werd, drongen pro-Franse elementen, tegelijk de voorstanders van het verhuren van Zwitsers krijgsvolk aan het buitenland, hem weg uit dit ambt. Hij werd pastoor in het bedevaartsoord Einsiedeln, | |
[pagina 576]
| |
waar hij, zoals Luther met Tetzel, in conflict kwam met de aldaar opererende aflaatventer Bernhard Samson, die door hem met evangelische gestrengheid werd bestreden. De bisschop van Konstanz steunde Zwingli, totdat de paus verdere obstructie verbood. Zwingli ging in 1519 als predikpastoor naar de Gross-Münster ofwel domkerk in Zürich, die in de komende jaren het strijdtoneel zou worden van zijn merkwaardig verstrengelde politieke en reformatorische activiteiten. In Zürich begon hij met een hervorming van het godsdienstonderwijs in Erasmiaanse geest: hij schiep zich het ideaal van een vereenvoudigde, zuivere, apostolische Kerk, waarin valse autoriteit en zedenbederf zouden zijn uitgebannen; Zwingli was van meet af aan een fervent moralist. Nu was een zedelijke schoonmaak van menige Zwitserse stad, vooral van Zürich, geen overbodige weelde. De landsknechterij, die voor velen geld en buit binnenbracht, had de oude strenge zeden aangetast en aanleiding gegeven tot menige uitbarsting vanlosbandigheid en drankzucht (dit laatste was in de zestiende eeuw overigens een internationale ziekte), waarvan Zwingli reeds als jong geestelijke was geschrokken. - Beruchtis het nieuw jaarsfeest 1520, waarbij een tiental jongereleden van het Zürcher patriciaat met geweld in enkele nonnenkloosters binnendrongen. De reactie van de kloosterzusters was er tot hun vreugde niet een van schrik en afschuw, maar leidde op drie plaatsen tot gezamenlijke seksuele brooddronkenheid. De tien jonge aristoi werden op één na niet voor hun uitspatting vervolgd.Ga naar voetnoot1 Toenin 1518 het nieuws van de thesen van Luther tegen de aflaat in Zwitserland bekend werd, toen vooral Luthers optreden op het Leipziger dispuut en zijn eerste reformatorische geschriften de Europese sensatie werden, is Zwingli veel meer dan hij ooit heeft willen toegeven in de ban van Luther geraakt. Zijn ‘bekering’ was volledig toen hij in 1519 door de pest werd aangetast en daarvan weer genas - een ervaring waarvan hij getuigenis heeft afgelegd in zijn zogenaamd ‘Pestlied’, eigenlijk een gebed tijdens depest. Een gedeelte: Hilf, Herr Gott hilf in dieser Not, ich mein, der Tod sei an der Tür,
Stand, Christe, für, dann Du ihn überwunden hast!
Zu Dir ich ruf: ist es Dein Will, zieh aus den Pfeil, der mich verwundt,
Nicht lasst ein Stund mich haben weder Ruh noch Rast!Ga naar voetnoot2
(Help, heer God help in deze nood, ik denk dat de dood voor de deur staat; wees Christus, mijn voorspraak, want gij hebt de dood overwonnen! Tot u roep ik: is het uw wil, trek dan de pijl uit die mij verwondt en die mij geen uur lang rust of duur laat vinden.) Luthers voorbeeld wees Zwingli de weg naar de noodzaak van een volstrekt anti-papisme, wat hem uiteraard in conflict bracht met de domheren. Toch wist hij volhardend een aantal maatregelen door te zetten waardoor het begin van een nieuwe kerkorde in Zürich geschapen werd, onder meer het instellen van een diakonie onder toezicht van de stedelijke raad. Het politiek aspect woog voor Zwingli al zwaarder; in 1522 wist hij er voor het kanton Zürich het verbod van het Reislaufen door te krijgen, wat ook betekende dat men de banden met Frank- | |
[pagina 577]
| |
Huldrych Zwingli, hervormer van Zürich. Uit Th. Beza's Icones, 1580. Foto Universiteitsbibliotheek Utrecht.
Zwingli's handtekening, uit de vroege studententijd (1498?), uit Glarus (1513) en uit Zürich (1528).
| |
[pagina 578]
| |
rijk verbrak. Spoedig daarop volgde opheffing van de vasten, hierna die van het verplichte celibaat voor priesters. Zwingli zelf trouwde in 1522 in het geheim met de weduwe Anna Meyer geboren Reinhart, welk huwelijk hij in 1524 ‘bevestigde’ door openlijk met haar naar de kerk te gaan.Ga naar voetnoot1 Hij wist de raad van Zürich te bewegen tot het houden van theologische disputen met katholieken, waarbij zijn hervormd standpunt duidelijk zegevierde: de kloosters liepen leeg, het ‘stift’ van de munsterkerk werd gereformeerd, de vrijkomende gelden gestoken in armenzorg en onderwijs. Een voor een verdwenen de cultische resten van het katholicisme; beelden, orgel, misgewaden werden vervangen door een dienst van puriteinse eenvoud, waarbij de preek centraal kwam te staan en de eucharistie aan magisch karakter inboette. De grondslag voor de Zürcher theocratie was gelegd. Zwingli werd de ‘profeet’, dat wil zeggen de schriftuitlegger van de kerkgemeente, en daarmee in zeer pragmatische zin de eigenlijke gangmaker van het stedelijk bestuur. Eenmaal door zijn theologisch gezag in de toppen van de macht gearriveerd heeft Zwingli, die de oude patricische raad verving door een geheim comité waarin hij aan de touwtjes trok, zijn reformatorische inzichten dictatoriaal aan de openbaarheid opgedrongen. Als geboren tuchtmeester vaardigde hij de ene wet na de andere uit, tegen bordeelbezoek, straatschenderij, dronkenschap, inbreuk op de orde; er kwamen bindende voorschriften voor het kerkbezoek en het christelijk huwelijk. Tegenstanders moesten het hard ontgelden; Zwingli's liquidatie door beulshand van de patriciër Jakob Grebel, hoofd van de katholieke oppositie die door Zwingli voor ‘Catalinarische bende’ is uitgemaakt, naar de Romeinse samenzweerder Catalina, staat niet op zichzelf. Zwingli had in het begin van zijn reformatorische werkzaamheid een aantal jonge en geestdriftige volgelingen gekregen; mannen als Balthasar Hubmaier, Konrad Grebel (zoon van de terechtgestelde Jakob), Felix Mantz, Wilhelm Reublin en anderen, die later de kern zouden vormen van de doperse broederschap. Zij begonnen Zwingli in toenemende mate te kritiseren; zijn conservatisme en compromissen druisten tegen hun radicale en vrijheidlievende gezindheid in. Zwingli ging hun al van 1523 af met vinnige pamfletten te lijf, waarin hij hen van oproergeest beschuldigde; eerlang zou hij hun meedogenloze vervolger worden.Ga naar voetnoot2 Men heeft Zwingli's verbod van renten en woeker - althans zijn pogingen daartoe - geprezen. Zij kwamen onder druk van harde feiten tot stand. In 1524 werd Zwingli geconfronteerd met omvangrijke boerenopstanden in de gebieden van Schaffhausen, Sankt Gallen en Thurgau, die hij tevergeefs trachtte te bezweren. De opstand was een machtige uitschieter van de Duitse Boerenoorlog: ook de Zwitserse boeren wensten opheffing van herendiensten en lijfeigenschap. Bij één gelegenheid overvielen zij een van de rijke kloosters en staken het in brand. Het zette uitermate kwaad bloed onder de jonge radicale hervormers, van wie ettelijken met de boeren hadden meegedaan, dat de raad van Zürich de gegrepen boerenaanvoerders aan de katholieke kantons uitleverde. Het gebeuren versterkte de contacten van de Zwitserse boeren met die in zuidelijk Duitsland; ook de Zwitsers zetten nu hun eisen zwart op wit, daarbij steunend op de Twaalf Artikelen van hun Duitse lotgenoten. Zwingli willigde ze aanvankelijk in: de grootste concessie was de afschaffing van de lijfeigenschap in de oproergebieden (1525). | |
[pagina 579]
| |
De slag bij Marignano (1515). Tekening van Zuan Andrea. Zentralbibliothek, Zürich.
| |
[pagina 580]
| |
Na de nederlaag van de Duitse boeren werden door Zwingli weer tal van vrijheden ingetrokken. Hij rekende in harde represailles met de boerenleiders af, maar durfde de lijfeigenschap niet weer opnieuw in te voeren. Zijn politieke bemoeienissen namen aldoor toe, dit te meer naarmate de Reformatie zich, mede dank zij zijn hardnekkig missiewerk, uitbreidde en ook rijke steden als Bern veroverde. Zwingli begon nu in expansieve staatkundige termen te denken. Hij beschouwde de bestaande Zwitserse confederatie als een stuk van de Middeleeuwen dat diende te worden vervangen door een nieuwe republikeinse unie, gedomineerd door de patricische steden Zürich en Bern, als kernstuk van een anti-Habsburgse alliantie, waarin hij nu naast de protestantse Duitse vorsten ook Frankrijk weer wilde betrekken. Hij schroomde daarbij niet om voor ‘uitbreiding van het evangelie’ naar geweld te grijpen; in 1529 ontnam hij de abdij van Sankt Gallen een groot deel van noordelijk Zwitserland. Deze eerste oorlog tegen zijn katholieke medeburgers eindigde met een wapenstilstand. In 1531 begonnen de vijandelijkheden opnieuw, al was er nu in Zürich geen eenstemmigheid over de te voeren oorlog. Voor die onderneming was de basis dan ook te smal. Het conservatisme van Zwingli jegens de volksmassa's, vooral de boeren, begon zich te wreken. De middeleeuwse gilden eisten inperking van de nieuwe kapitalistische ontplooiing in de steden, die ook door de vrije boeren gewild werd. Zwingli wist geen beter middel dan zich nog meer volmachten te laten geven, waarmee hij dictatoriaal het proces van de ‘accumulatie’ enerzijds alsook het medievalisme van de gilden probeerde af te remmen. Ten opzichte van zijn katholieke tegenstanders, die zich militair hadden versterkt, koos hij voor een agressief beleid. Met het zwaard in de vuist en de helm op marcheerde hij aan het hoofd van Zürichs krijgsmacht tegen de katholieke kantons. Bij Kappel werd de veldslag geleverd, waarin Zürich 500 man verloor; onder hen vielen zesentwintig raadsleden en de hervormer zelf. Men behandelde Zwingli's lijk als dat van een verrader en ketter: het werd door de beul gevierendeeld en verbrand. Met de slag en met Zwingli's leven was de oorlog verloren; zo ook de hoop om de Reformatie over heel Zwitserland uit te breiden.Ga naar voetnoot1 De beraamde unie van protestantse kantons viel uiteen, het oude eedgenootschap met katholieke en gereformeerde kantons trad weer in werking. Luther had niets dan hoon voor de gesneuvelde medehervormer over. Zó moest het volgens hem wel een man vergaan die het Evangelie had willen verbreiden op de punt van het zwaard...Ga naar voetnoot2 Theologisch gesproken was Zwingli, die volgens hedendaags oordeel ‘geen groot geleerde, geen wijze kerkleider en geen overmatig intelligent theoloog is geweest’,Ga naar voetnoot3 in de meeste opzichten niet van Luther afhankelijk. Zijn denkwijze kwam voort uit de geest van Thomas van Aquino, van Duns Scotus en bovenal van Erasmus. ‘Geloven en weten’ vormden de grondslag van zijn religie. Hij geloofde in de goddelijke voorbeschikking, en zag in de erfzonde een wilsakte van God, ingesteld om de vergiffenis van schuld des te sterker te doen uitkomen. Daarbij bestond er voor hem een gemeente van uitverkorenen; hij identificeerde ze met de getrouwen van zijn Kerk. Als leerling van de humanisten sloot hij ook grote en in hun soort volmaakte heidenen als Socrates, Plato, Seneca en anderen niet buiten de christelijke hemel; zelfs mochten mettertijd vrome katholieken | |
[pagina 581]
| |
Zwingli's Leer biechlein of catechismus voor de jeugd, 1524.
| |
[pagina 582]
| |
als de heilige Lodewijk (ix) naar binnen...Wereldlijke macht vloeide voor hem voort uit het scheppingsplan: reden voor de theoloog er volop aan deel te nemen. Voor Zürich betekende die deelname de inzet voor een burgerlijke, republikeinse theocratie. Zwingli's rationalisme bracht hem tenslotte in botsing met Luther, in het bijzonder wat beider opvattingen omtrent de eucharistie betreft. Zij disputeerden hierover herhaalde malen, het laatst tijdens het godsdienstgesprek te Marburg, dat landgraaf Philip van Hessen met bijzondere opzet had georganiseerd.Ga naar voetnoot1 Luther had gehoopt Zwingli voor zijn opvatting te kunnen winnen, te meer omdat het Lutheranisme in Duitsland het na de tweede rijksdag te Spiers moeilijk kreeg en bondgenoten best gebruiken kon. Zwingli, die in het verleden veel voor de verbreiding van Luthers geschriften en pamfletten in Zwitserland gedaan had, hield aan zijn eigen denkbeeld omtrent het avondmaal vast. Die opvatting had hij overigens grotendeels overgenomen van de Nederlandse sacramentariërs Hinne Rode en Cornelis Hoen (zie pag. 512). De strijd om de avondmaalsidee draaide om de grote vraag: is Christus in het misoffer reëel aanwezig? Ja, meende Luther in een scholastisch aandoend dogmatisme; de transsubstantiatie mag dan niet plaatsvinden, er is toch een ‘consubstantiatie’; in, onder en met brood en wijn, die niet veranderen, is Christus lijfelijk aanwezig.Ga naar voetnoot2 Nee, zegt Zwingli, aanknopend bij de Nederlandse sacramentariërs voornoemd, en door hen met de opvatting van Wessel Gansfort: de uitspraak ‘dit ís mijn bloed’ wil eenvoudig zeggen dat het misoffer naar Christus verwijst; wie communiceert belijdt symbolisch zijn verbintenis met Christus. Het avondmaal is derhalve bovenal een gedachtenisviering, vergelijkbaar met het joodse Pascha.Ga naar voetnoot3 De benadering van Luther tot de Zwitsers sprong op deze controverse af; van toen af aan wenste Luther noch de Zwitserse, noch de Straatsburgse theologen (Bucer cum suis), die aan Zwingli's zijde aan het godsdienstgesprek hadden deelgenomen, meer ‘broeders’ te noemen. Hun hele theologie werd door hem verworpen; een nieuw bewijs van Luthers dogmatisch monopolisme, dat echter tegelijk zijn pessimistisch getint politiek conservatisme onthulde. Hierbij dient te worden opgemerkt dat Luther in zijn harde opstelling was aangemoedigd door Melanchthon, die hem had ingeblazen dat elke concessie op het punt van de eucharistie de weg naar een overeenkomst met de Duitse katholieken - door Melanchthon een jaar later beproefd met zijn ontwerp van de Augsburgse confessie - zou afsluiten! Hier stonden Luther en zijn secondant duidelijk tegenover Philip van Hessen, die niet theologisch, maar politiek dacht. Maar dat laatste was ook bij Zwingli het geval geweest. Hij was naar Marburg gekomen met de hoop op een combinatie van zijn eigen Europees-politieke plannen met die van landgraaf Philip. Immers, deze droomde net als Zwingli van een verstrekkende anti-Habsburgse coalitie: een verbond van de Duitse protestantse vorsten met Denemarken, Frankrijk, de Zuidduitse steden en Venetië!Ga naar voetnoot4 Het welslagen van dit eerzuchtig ontwerp strandde volledig met de Marburger mislukking, die nog verhaast werd doordat de deelnemers de stad wegens het uitbreken van depest vroegtijdig ontvluchtten. Dezelfde mislukking hield voor Zwitserland in dat de katholieke kantons zich nauwer tegen Zwingli aaneensloten, voor Europa dat er in feite alleen een tweedehands alternatief restte: de oorlog van de Duitse vorsten in de Schmalkaldische Bond tegen Karel v.Ga naar voetnoot5 |