Ketters. Veertien eeuwen kettergeloof, volksbeweging en kettergericht
(1982)–Theun de Vries– Auteursrechtelijk beschermd11 Luther en de wereldHet had er in de eerste decennia na Luthers optreden de schijn van of de Reformatie in Lutherse vorm zou naar andere Europese landen overslaan; het bleek al voor het einde van de eeuw gezichtsbedrog.Ga naar voetnoot2 Het wezenlijk succes van het Lutheranisme bleef praktisch beperkt tot Duitsland, waar na verbitterde machtsoorlogen tussen keizer en protestantse vorsten in 1555 (tevens het jaar waarin Karel v afstand deed) de vrede van Augsburg werd getekend. Zij deel de het land in onderdanen met een katholieke en andere met een erkende protestantse confessie, hetgeen wilde zeggen dat Zwinglianen, dopers en Calvinisten, laat staan andere sekten en kerken, van de Duitse ‘vrede’ werden uitgesloten. Buiten Duitsland heeft het Lutheranisme eigenlijk alleen vaste voet verkregen in de Scandinavische en Baltische landen. Hier werd de roomse Kerk in de eerste plaats om politieke redenen volledig verdrongen. De Hervorming die er voor in de plaats kwam nam haar magisterale, autoritaire taak in veel opzichten eenvoudig over. Bemoeilijkt werd de invoering van de Hervorming door het feit dat Noorwegen en Zweden, waar men sterke nationale aspiraties koesterde, in een unie met het hen overheersende Denemarken leefden. Koning Christiaan ii van Denemarken had pogingen gedaan om de Hervorming in zijn land in te voeren (zo nodigde hij Wittenbergse theologen uit tot een gesprek, zo verbleef ook Karlstadt enkeleweken in Kopenhagen), terwijl hij in Zweden het opkomende Lutheranismeals ketterij bestreed! Zweden zou het eerste Scandinavische land worden waar de Hervorming zegevierde, zij het in zonderlinge stijl. Zijn bekende reformatoren kreeg het land in de broeders Olaus en Lorenz Petri, waarvan de laatste de Zweedse bijbelvertaling bezorgde. De gebroeders Petri hadden in Wittenberg gestudeerd en sloten zich meteen aan bij de nieuwe voorvechter van de Zweedse onafhankelijkheid, Gustav Vasa; zij wisten hem duidelijk te maken dat hij zijn autoriteit door een Zweedse reformatie alleen maar kon versterken. Tegelijk zou hij de grondslag kunnen leggen voor de broodnodige gezondmaking van de Zweedse economie door het naasten van kerk- en kloostergoederen. In 1527 drong Gustav Vasa zijn tegenstrevende onderdanen de Lutherse leer als | |
[pagina 567]
| |
François Rabelais en koning Gustaaf i van Zweden. Kunstsammlungen Veste Coburg.
Ignatius van Loyola, stichter van de jezuïetenorde. Medaille uit de zestiende eeuw.
| |
[pagina 568]
| |
bezegeling van de nationale onafhankelijkheid met geweld op, waarbij hij ter verzoeting van zijn reformatorische dwang een deel van de roomse misgebruiken en ander ceremonieel liet bestaan. Het betekende wel dat het karakter van de Zweedse staatsgodsdienst uiterlijk en innerlijk conservatief en streng formeel bleef, ook wat haar bisschoppelijke organisatie betrof, zelfs met een aartsbisschop in Uppsala. Het proces waarbij de oude geestelijkheid verondersteld werd in het Lutheranisme over te groeien, verliep traag. Het verzet van pastoors en volk, dat in 1529 zelfs de vorm van een boerenopstand aannam, doofde pas na lange tijd ten gunste van het Lutheranisme uit. In Finland, dat weer van Zweden afhankelijk was, kwam de Hervorming onder de Lutheraanse voorman Martin Agricola moeizaam tot stand. Het land was in elke vorm van beschaving zo achterop, terwijl men in de binnengewesten veelal nog het heidendom aanhing, dat Agricola het volk eerst moest leren lezen en een Finse schrijftaal scheppen, voor hij het de bijbel ‘schenken’ kon. De culturele functie van de Schrift, hoe primitief ook, was hier onmiskenbaar.Ga naar voetnoot1 Onder koning Christiaan iii kwam nu ook Denemarken tot de Lutherse reformatie. Hier was de politieke strekking van die ommekeer mede overduidelijk: de koning, wie niets zo aan het hart lag als de versterking van zijn absolute macht en die daartoe al de erfopvolging had ingevoerd, zette in 1536 de roomse bisschoppen af en verving ze door Lutheraanse superintendenten, die trouwens later weer de bisschopstitel kregen. Noorwegen, het derde land van de Scandinavische unie, ontving eenzelfde kerkordening, die verder werd uitgebreid tot het Deense wingewest IJsland. Aan de overzij de van de Oostzee schoot het Lutheranisme in de evenzeer conservatief geregeerde Baltische landen wortel langs de al klassieke weg: hervorming van bovenaf ter verkrijging van een ‘goedkope’ Kerk, vaak meer voor de overheden dan voor de bevolkingen. In deze landen lagen overigens steeds onderscheidene religieuze richtingen naast elkaar, waarbij de aanwezigheid van de Orthodoxe (Russische) Kerk met nadruk opviel: zij heeft zich de Hervorming over de hele linie van het lijf weten te houden, maar bleef dan ook het toonbeeld van cesaro-papistische verstarring: orthodoxie en nationalisme waren er al sinds de veertiende eeuw in de strijd tegen de Mongolen tot alles beheersend machtscomplex versmolten, dat pas door de Russische revolutie van 1917 werd gebroken. Anders lagen de zaken in Polen, waar tegenover de binnengedrongen Russische Kerk de aanhankelijkheid aan het rooms-katholicisme zich handhaafde. Tegelijk was Polen het asielland geworden voor vele uit Duitsland en Bohemen gevluchte joden, die zich enkele voorrechten zoals vrijheid van handel hadden weten te veroveren, en bekend zijn geworden om hun intense studie van Tora en Talmoed. Na Luthers optreden werd ook hier zijn Hervorming ingehaald, en won grote delen van de Poolse adel en van de overwegend Duitse bevolkingen in de steden, zoals Gdansk (Danzig). Het Lutheranisme werd overigens in Polen rond de jaren vijftig van de zestiende eeuw krachtig overvleugeld door het Calvinisme; de apostolische ijveraar voor deze vorm van protestantisme was Jan Laski, beter bekend als Joannes a Lasco, een typische rondtrekkende discipel van Genève, die al in Engeland en Oost-Friesland gemeenten had gesticht. Zijn acti- | |
[pagina 569]
| |
viteiten in Polen waren in zekere zin voorafgegaan door de komst van uit Italië gevluchte protestanten, die het ‘Zwitserse’, dat is Zwingliaanse type van reformatie hadden binnengebracht (zie pag. 570). De Duitsers in het noorden van Bohemen en Moravië, van ouds een sterk bevolkingselement in de steden, bleken gevoelig voor de Lutheraanse Hervorming. Ook de Tsjechische Utraquisten en Tsjechische Broeders, de erfgenamen van de Hussieten, die al voor het Lutheranisme sterk Erasmiaans waren beïnvloed, waren lange tijd bereid Luthers Reformatie over te nemen, zoals Luther zelf een aantal ideeën van Hus had overgenomen. Zij steunden de Duitse protestanten in hun verweer tegen de Habsburgers, en draaiden daarvoor op doordat aartshertog Ferdinand hen bloedig liet vervolgen. Het was een van de vele aanslagen die zij leerden te doorstaan, onder andere door het uitwijken naar het toevluchtsoord Nikolsburg in Moravië (zie pag. 586). Een tijdlang leek het er op dat de Tsjechische Broeders in het Lutheraanse kamp zouden opgaan, maar de kennismaking van dealtijd puriteins gebleven Tsjechen met de Lutherse Duitse universiteiten in de zestiende eeuw, waar men het mettertijd met de zeden niet nauw nam, dreef hen op eigen nationale standpunten terug.Ga naar voetnoot1 De Hongaarse reformatie, die als een loot van het Duitse Lutheranisme begon, is vooral verbreid door de discipel van Wittenberg Matyas Biró (ook genaamd Devai). Zijn prediking in de sterk verduitste steden van noordelijk Hongarije had groot effect; hij won tegelijk praktisch ook de hele adel voor het Lutheranisme; de magnaten kozen voor de Hervorming uit anti-Habsburgse motieven. Toen Biró verjaagd werd en in Bazel belandde, veranderden zijn theologische opinies tot groot misnoegen van Luther. In 1543 ging hij over naar het Calvinisme, dat hij na zijn terugkeer in Hongarije met de oude ijver verbreidde, het laatst in Debrecen, de stad die hij met zijn helpers tot het fort van het Hongaarse Calvinisme maakte. De Duitsers in Zevenburgen (Transsylvanië, de westelijke provincie van het huidig Roemenië), die daar sinds de twaalfde eeuw als kolonisten waren binnengehaald om ten dienste van de inheemse monarchie een tegenwicht te vormen tegen het opdringend Slavendom, namen in zo groten getale de Lutheraanse hervorming over dat ze een eigen Landeskirche konden stichten (1545), wat niet wegnam dat ook andere confessies zich in Zevenburgen officieel mochten ontplooien: katholieken, Calvinisten en later de Unitaristen of Anti-trinitariërs (zie pag. 614). Het moeilijkst had het Lutheranisme het in de Romaanse landen. In Frankrijk werd het in de jaren twintig al door intellectuelen begroet; zij vormden hier en daar studiekringen om Luthers geschriften te bestuderen. Het verschijnsel stuitte op de vervolgingen die Frans i gelastte, ofschoon hij zelf religieus onverschillig was als een typisch renaissancemens, en de ketters eigenlijk geen haat toedroeg. Staatsraison en gallicanisme drongen hem de Lutheranen te laten arresteren en verbranden. Een praktijk die onder zijn opvolger Hendrik ii (na 1547) alleen maar zou verergeren. Hendrik richtte zelfs een bijzonder instituut voor ketterberechting op in de Chambre ardente (de Chambre ardente berechtte ook andere uitzonderlijke gevallen zoals vergiftiging; de naam kwam van de fakkels die dag en nacht brandden in de zaal waar de zittingen plaats vonden) van het Parijse | |
[pagina 570]
| |
parlement. Het Lutheranisme ging daarmee in Frankrijk te gronde, maar het zou snel worden gevolgd door het Calvinisme, waarmee de Franse monarchie tot aan de Franse revolutie van 1789 toe heeft geworsteld.Ga naar voetnoot1 Italië, dat in zijn renaissance en humanisme een eigen vorm van ‘hervorming’ had beleefd - niet een primair godsdienstige, maar wel een intellectuele die onverschilligheid en ongeloof hogelijk had bevorderd, al behield iedereen het katholieke masker - kende ook een aantal reformatorische verschijnselen.Ga naar voetnoot2 Korte tijd leek het er op of ook hier het protestantisme zou binnendringen. Met name trekkende predikanten begonnen het vanuit het noorden binnen te dragen. Daar de plaatselijke bisschoppen toezicht hadden op de rechtzinnigheid, varieerde de bestraffendeijver van de kerkvorsten van diocees tot diocees, terwijl ook de beweeglijkheid van de ketters, die de Katharen van weleer evenaarden in de kunst om zich te verplaatsen, bij droeg tot de verbreiding van het protestantisme. Tussen Milaan en Como, Padua en Bologna ontstonden vele clandestiene protestantse kerkjes, en tot in Napels toe worden de nieuwe ketters vermeld. Italiaanse drukkers lieten al in 1519 geschriften van Luther verschijnen. De bekeerlingen, wars van de algehele verloedering in de roomse Kerk, zochten naar een vorm van gezuiverde religie; het waren, als bijna in heel Europa, handwerkers, kooplui, burgers uit de middenlagen (met een enkele uitschieter in de aristocratie), wier sociale status hen als het ware voorbestemde tot een meer dan godsdienstige oppositie. Het platteland bleef overwegend kerks, bijgelovig, de kritiekloze steunpilaar van de Kerk, hoe corrupt die mocht wezen. Het pausdom wist de belangstelling voor het lutheranisme bij een aantal christelijke humanisten in te dammen door zelf enkele ‘hervormingen’ ter hand te nemen. De opzet slaagde ternauwernood: Paulus iii koos de harde weg en gaf de meedogenloze kardinaal Caraffa opdracht de Inquisitie te reorganiseren en toe te passen (1542). De vervolging leidde hier en daar tot massale vluchten, zoals die van een grote groep protestanten uit Lucca naar Genève. De vluchten waren mede het gevolg van Calvijns veroordeling van het heimelijk belijden van de nieuwe leer, dat wat in de christelijke Kerk ‘Nicodemisme’ heette - dit naar de joodse bekeerling Nicodemus uit het Johannesevangelie, die Jezus wel als van God gegevenleraar aanvaardde, maar zijn boodschap niet uitdroeg. Het Nicodemisme bleef in de tweede fase van het Italiaanse protestantisme een verschijnsel, dat de uitbreiding van de leer ging belemmeren, te meer omdat het van lieverlede kenmerkend werd voor adellijke kringen, die in hun verborgen ketterdom een zeker elitair behagen schepten. Opmerkelijk is de kring van getrouwen, die zich in Napels rondom de uit Spanje gekomen protestant Juan de Valdés heeft geschaard.Ga naar voetnoot3 Tot hen behoorde de voormalige augustijner monnik Benedetto de Mantova, die een boek over de rechtvaardiging schreef in bijbels-evangelische geest (1543). De Inquisitie heeft het vrijwel volledig weten te vernietigen; pas in de vorige eeuw kwam er een exemplaar van aan het licht. Typischzowel voor het Franse als de Italiaanse reformatie is het feit, dat een aantal voorname vrouwen geheel door de ketterij zijn meegesleept. Onder haar is hertogin Renata (Renée) van Ferrara die Calvijn een tijdlang aan haar hof bescherming heeft geboden, tot bitter ongenoegen van haar man die haar later onder toezicht liet plaatsen. Protestants was ook Renata's hove- | |
[pagina 571]
| |
linge Olympia Morata, een briljante humaniste, die in 1550 door haar huwelijk met een Duitse arts voor vervolging gespaard bleef. Bekend protestante was evenzo de mark gravin van Pescara, beroemd geworden als de dichteres Vittoria Colonna, vriendin van Michelangelo, maar minstens zo belangrijk als correspondente en aanhangster van de Napolitaanse en andere reformatorische kringen. De Inquisitie heeft het protestantisme in Italië gebroken. Terechtstellingen waren niet van de lucht. Ondanks steun van enkele machtigen kon de nieuwe leer zelf niet tot een macht uitgroeien. De werkelijke potentaten in Italië hielden uit puur opportunisme vast aan hun ‘Romeinse erfenis’, dat wil zeggen aan hun verbond met de Kerk, die hun sociale posities en kans op hoge kerkelijke ambten waarborgde, zelfs waar zij in hun privéleven en aan hun hoven vaak op groteske wijze de draak staken met de religie.Ga naar voetnoot1 Wittenberg rond 1546. Houtsnede van Lukas Cranach.
|
|