Ketters. Veertien eeuwen kettergeloof, volksbeweging en kettergericht
(1982)–Theun de Vries– Auteursrechtelijk beschermd8 Humanisten en DunkelmännerZoals het kapitalisme Duitsland was binnengedrongen in zijn specifieke vormen, bloesemden ook renaissance en humanisme op Duitse bodem met heel eigen trekken: godsdienstigheid, diepe ernst, vormen van intellectueel en artistiek protest. Het Duitse humanisme miste het zonnige, heidense karakter dat het Italiaanse had gekenmerkt, maar het bevorderde wel door zijn geestdriftig karakter de intellectuele bewustwording van grote groepen ‘leken’ in de Duitse, meest welgestelde, burgerij, die duidelijk bij de geestelijke herleving betrokken werden. Die wending uitte zich in algemeen verzet tegen de oude universitaire methoden, de middeleeuwse scholastiek, de verdomming waartoe de Kerk haar kinderen veroordeelde. De invloed van Erasmus en ook van een echt Duitse humanist als Reuchlin (Ulrich von Hutten noemde hen ‘de twee ogen van Duitsland’) straalde mede door de uitvinding van de boekdrukkunst ver uit. Groepen van jongeintellectuelen trokken rond 1500 van universiteit naar universiteit, om hun ideeën van vernieuwing te verbreiden. | |
[pagina 527]
| |
Franz von Sickingen door H. Hopfner en Ulrich von Hutten, door Joh. Theodor de Bry. Kunstsammlungen Veste Coburg.
Satirische tekening op Reuchlin. De humanist, omringd door leerlingen, spreekt met twee tongen; zijn zetel zakt in elkaar onder de schoppen van Pfefferkorn. Uit Streydt puechlin van Joh. Pfefferkorn, 1516.
| |
[pagina 528]
| |
De renaissance in de kunst, het verschijnen van de kunstenaars die de nieuwe scheppende individualiteit zicht baar vertoonden, viel ongeveer in dezelfde periode, zij het wel een eeuw na de Italiaanse hoogtepunten. Het gotisch karakter, dat in Italië nooit sterk vertegenwoordigd geweest was, bleef artistiek en psychologisch diep in de Duitse natie doorwerken. Er kwamen geen nieuwe kerken in de zuidelijke stijl, wel raadhuizen, kastelen en patriciërswoningen waarin Italiaanse en noordelijke elementen een goede menging hadden ondergaan. Maar zowel hier als in de beeldende kunsten heerste de geest van een sobere, expressieve ingetogenheid, al betekent het door een Albrecht Altdorfer en Albrecht Dürer vrijgemaakte landschap een zeldzame verrijking van artistiek, werelds bewustzijn en mogelijkheden. De Duitse kunst beleeft de renaissance in haar meesters met godsdienstige, vaak reformatorische bevlogenheid: de ketter Matthias Neidhart, beter bekend als Grünewald, schildert het meest aangrijpende en dramatische kruisigingstafereel dat ons is overgeleverd. ‘Matthis der Maler’ blijkt volgens de jongste onderzoekingen van de Duitse historicus W.K. Zülch te hebben behoord tot de sekte van de dopers, wat een heel nieuw licht werpt op zijn laatste levensjaren in de ballingschap en het feit dat hij lange tijd aan de vergetelheid was prijsgegeven.Ga naar voetnoot1 Lukas Cranach de Oudere, die als echte renaissancist niet alleen beeldend kunstenaar, apotheker en boekverkoper was, bekleedde ook het ambt van burgemeester van Wittenberg en stond volledig achter Luthers Reformatie. Als kunstenaar minder groot dan Dürer of Grünewald is hij in zijn drastische uitbeelding van het bijbels-volkse element hartgrondiger protestant. Het blijkt misschien wel het best uit zijn propagandastuk Passional Christi und Antichristi, waar - in navolging kennelijk van de Hussieten - het leven van Christus in scherpe tegenstelling tot dat van de pausen wordt uitgebeeld. Bij Dürer wordt men steeds weer getroffen door zijn verbijsterende veelzijdigheid; zij wordt misschien mede verklaard uit zijn vele reizen (waaronder naar de Nederlanden) en zijn banden met anti-clericale humanisten, waarbij Dürer zich later vrijwel op het standpunt van de Hervorming zou plaatsen. Hij is de schepper van het nieuwe, realistische portret dat bij de renaissancefilosofie van deautonome mens past, getuige naast zijn zelfportretten die van Erasmus, keizer Maximiliaan, Luthers vriend Melanchthon en Erasmus' drukker Frobenius. Tegelijk zet hij door zijn ‘gotische’ kunstuitingen, gravure en houtsnede, de middeleeuwse vroomheid voort in prenten (Melancholia) en Marialevens. Voluit renaissancist is een Hans Holbein de Jonge (geb. 1497 of 1498) in Augsburg, die in Londen als hofschilder van de Tudors is gestorven. Ook hij beheerst de ‘gotische’ houtsnede, zoals zijn Dodendans en zijn illustraties van het Oude Testament bewijzen. Maar hij is bovenal de expressiefste, intelligentste portretschilder van zijn tijd; hij heeft met technisch meesterschap en indringende psychologie een reeks van tijdgenoten uitgebeeld, onder wie weer Erasmus, sir Thomas More, vorsten en vorstinnen uit het huis Tudor, die ons volslagen ‘modern’ voor ogen treden. Dat het humanisme de Duitse universiteiten in sterke mate veroverde, is hier vermeld. Op vele plaatsen ontstonden studiekringen van (meest adellijke) studenten die zich oriënteerden op het Italiaanse humanisme, maar hun | |
[pagina 529]
| |
Brieven van de ‘duistere lieden’ of obscuri viri. Titelblad van de tweede collectie (1517).
| |
[pagina 530]
| |
anti-scholastieke strijd met Teutoonse volharding voerden. Een van de meest bekende groeperingen vindt men aan het begin van de zestiende eeuw te Erfurt; de Florentijnse humanisten en Erasmus zijn hun leermeesters. Tot de zeer bekenden onder hen behoort de ridder Ulrich von Hutten (geb. 1488), een militante geest die een treffende combinatie van praktische dadendrang en klassieke geleerdheid voorstelt. Inspiratie voor zijn strijdbare houding vond de Duitse humanistische jeugd kort na 1500 in de ‘affaire Reuchlin’.Ga naar voetnoot1 Johannes Reuchlin was een begaafd Duits geleerde, die zijn veelzijdige vorming - jurist, taalgeleerde, pedagoog - aan Franse en Italiaanse universiteiten had opgedaan, waarna hij grotendeels in Zuid-Duitsland als vorstenraadsman, prinsenopvoeder en docent heeft gewerkt. Hij was behalve een kenner van het Grieks, door joodse geleerden in het Hebreeuws geïnstrueerd en zo tot een hebraïcus van formaat geworden. Hij schreef als zodanig de eerste Hebreeuwse grammatica in Duitsland (1506), een fundamenteel werktuig voor de komende Reformatie, dat hij zelf met rechtmatige trots beschouwde.Ga naar voetnoot2 Zijn humanisme had een eigenaardige mystische trek; zo hechtte hij bijzondere betekenis aan het boek van de occulte joodse ‘oerwijsheid’, de Kabala. De affaire Reuchlin betrof een bij uitstek humanistische kwestie.Ga naar voetnoot3 Een afvallige jood en vriend van de Keulse dominicanen, Johann (eigenlijk Joseph) Pfefferkorn, had een keizerlijk mandaat weten los te krijgen om joodse boeken op te sporen en te vernietigen, die een smaad voor het christendom heetten. Reuchlin, die in 1510 als ter zake kundig adviseur bij de procedure werd betrokken, adviseerde weliswaar om mogelijke anti-christelijke smaadschriften van joodse zijde te verbranden, maar verzette zich tot woede van de dominicanen met kracht tegen de aantasting van joods cultuurgoed. Een vinnige pennestrijd volgde; Reuchlin werd in een proces verwikkeld dat zich tien jaar voortsleepte, waarbij felle aanvallen tegen de Keulse dominicanen werden gelanceerd, onder wie zich de beruchte inquisiteur Jakob van Hoochstraten bevond die ook in de Nederlanden gewoed had. De jonge Erfurter humanisten voerden vooral Reuchlins verdediging met drastische penvaardigheid. Hun zogenoemde ‘brieven van de Dunkelmänner’ (‘duistere lieden’), in het Latijn en in de stijl van de Lof der zotheid geschreven, hadden de Duitse hebraïcus al lang de morele overwinning bezorgd, toen hij in 1520 door een pauselijke breve werd veroordeeld. De dominicanen achter Pfefferkorn werden in heel hun domheid, hypocrisie en onverdraagzaamheid zodanig aan de schandpaal genageld, dat de term obscurantist sindsdien in het algemeen spraakgebruik is overgegaan. Hutten had voor een aanzienlijk deel aan de publikatie van de gefingeerde brieven deelgenomen.Ga naar voetnoot4 Hij was oorspronkelijk voorbestemd geweest voor een monnikenbestaan, maar vluchtte jong uit het klooster, werd door zijn vader, een verarmde ridder, verstoten, en groeide al zwervend langs de Europese universiteiten tot geestdriftig humanist, wat niet wegnam dat hij, om aan de kost te komen, als menigeen van zijn klasse ongelukkige kooplui op de heerbanen uitschudde. Hij was met heel zijn belangstelling bij de lotgevallen van Duitsland betrokken, en koesterdeals velen uit de ridderstand de neiging om door wapengeweld een heid en ordein het Reich te vestigen. Dit was een kwestie van machtsdenken, waarbij Huttens denkbeelden over losmaking van Rome en gedachten- | |
[pagina 531]
| |
vrijheid echter bij velen op weerstand stieten. Hutten emancipeerde zich uit de roverszeden van zijn jeugd tot een schrijver en geleerde van betekenis; in 1517 werd hij zelfs om zijn strijdbare, tegen Rome gerichte gedichten door keizer Maximiliaan tot dichtervorst gekroond.Ga naar voetnoot1 Een reis naar Italië in 1512 had hem dubbel en dwars bevestigd in zijn opvatting dat het pausdom Duitslands grootste vijand was. Enig opzien verwekte hij toen hij in 1518 Da Valla's onthullingen over de vervalste documenten inzake de zogenaamde ‘schenking van Constantijn’ in Duitsland bekend maakte. Hutten probeerde tevergeefs een beweging in Duitsland op gang te brengen die tot verstrekkende onafhankelijkheid van Rome zou leiden. Ook hij had daarbij eerst de illusie gekoesterd dat keizer Maxiliaan de leiding bij dit hervormingswerk zou nemen; de plannen stieten af op de vastgeroeste Duitse toestanden. Erasmus' vredesfilosofie hield Hutten korte tijd in haar ban, maar hij zelf was de eerste om aan de invloed ervan op Duitsland te wanhopen, en bestreed ze navenant. Toen Luther in 1517 in de openbaarheid verscheen en Hutten waarnam wat diens optreden voor machtige golven sloeg, schaarde hij zich achter de hervormer.Ga naar voetnoot2 De gewapende ridderopstanden onder Franz von Sickingen, van wie Hutten zich veel had voorgesteld, verliepen na 1523, omdat een verbond van de adel en het stedelijk patriciaat (waarbij zich heel wat humanistenvrienden bevonden) een politieke misgeboorte bleek.Ga naar voetnoot* Luther, die in overeenstemming met zijn aard en gerichtheid heel andere wegen bewandelde, sleepte als eerste de Duitsers mee in zijn aanvankelijk niet gewilde, maar later met machtige halsstarrigheid (en soms verbijsterende consequenties) volgehouden Reformatie, anders gezegd: kerkbreuk. Dat was het Duitse antwoord, de ‘revolutie’ van de eeuw, een vernieuwing waarvan geen enkele klasse in Duitsland iets had terechtgebracht, de keizers wie men er om gesmeekt had uiteraard het allerminst. Luther slaagde waar alle maatschappelijke en politieke oplossingen geblokkeerd bleken. Het Duitse humanisme was het proces begonnen; het openbaar de zich niet zoals elders als elitaire, geleerde en sceptische stroming, maar vertoonde een streng, godsdienstig gezicht.Ga naar voetnoot3 Wat in andere landen intellectueel radicalisme mocht heten dat de bovenlagen doortrok, sloeg in Duitsland door Luthers optreden om tot een radicalisme dat dwars door de Kerk liep en deze Kerk zelf kliefde en herschiep. De verstrengeling van geloof en kerkorde met het openbare leven zorgde voor de rest: heel de gefrustreerde Duitse samenleving brak open. Daarmee werd de Reformatie een Europese omwenteling, ‘de grootste die het werelddeel sinds de volksverhuizing had gezien’ (Kautsky). |
|