Ketters. Veertien eeuwen kettergeloof, volksbeweging en kettergericht
(1982)–Theun de Vries– Auteursrechtelijk beschermd5 Renaissancist uit het NoordenDe beroeringen van de Reformatie in de Nederlanden worden meestal in verbinding gebracht met het optreden te onzent van de reeds vermelde bijbelse humanisten, die voor het besef van latere protestanten kennelijk een voortrekkersrol hebben vervuld. De te Groningen in 1419 geboren bakkerszoon Wessel GansfortGa naar voetnoot3 staat op de lijn van de Moderne Devotie, maar trekt die lijn duidelijk door tot aan de grondige kritiek op de godsdienstpraktijken van zijn tijd. Hij was om zijn helder hoofd door een welgestelde burgeres in 1432 naar de school van de Broederschap in Zwolle gestuurd, waarna hij een alleszins wetenschappelijke carrière maakte aan ettelijke buitenlandse universiteiten, waaronder die van Keulen, waar men de scholastieke tradities van Thomas van Aquino nog steeds hoog hield, Parijs, Bazel en Heidelberg. Gansfort deed wat weinigen destijds deden, hij studeerde behalve Grieks en Hebreeuws ook oosterse talen, en met het Grieks vond hij het bronnengebied van het nieuwe humanisme. Het verwikkelde hem te Parijs in de strijd tussen nieuwen en traditionalisten, waarbij hij zelf het traditionalisme afzwoer en zich bij de humanisten aansloot, wie het behalve om wetenschap begonnen was om een zuivering van de Kerk. Gansfort verbleef vijf jaar in Italië, waar hij de vriendschap had van paus Sixtus iv, bij wie overigens persoonlijk ook heel wat te zuiveren viel. Zijn belangrijkste invloed oefende Gansfort waarschijnlijk na zijn terugkeer naar Nederland (1474) uit, waar hij vooral in Groningen, met name de befaamde abdij van Aduard, maar ook in de fraterhuizen van de Broederschap des Gemenen Levens zoals het Zwolse verbleef. Hij vond een beschermheer in bisschop David van Bourgondië, die hij ook bij tijd en wijle als medicus terzijde stond, waardoor hij niet gehinderd door de Inquisitie kon werken en doceren. Op de theologische verhandelingen en brieven die hij naliet is ijverig jacht gemaakt door inquisitoriale dominicanen en minderbroeders,Ga naar voetnoot4 die ook van de kansel tegen Gansfort hebben gepreekt. Zijn aforismen over Kerk, religie en clerus zijn neergelegd in de bundel Farrago (1522), een ‘mengelstof’ | |
[pagina 512]
| |
van reformatorisch gezinde ideeën die Luther later heeft uitgegeven met de opmerking dat bij meester Wessel alles al viel aan te treffen wat hij zelf niet beter had kunnen zeggen.Ga naar voetnoot1 Gansfort blijkt uit zijn bewaarde en teruggevonden geschriften inderdaad een vrije humanist te zijn geweest die zich zeer nadrukkelijk tegen de scholastiek keerde; niet voor niets verwierf hij zich de bijnaam magister contradictionis, meester van de tegenspraak. Beïnvloed door de kalme mystiek van de Moderne Devotie, die hij ongetwijfeld heeft leren kennen bij de vriend van zijn jonge jaren, Thomas à Kempis in het Agnietenberg klooster te Zwolle, beleed hij de godsdienst tenslotte als een vrijwel individuele aangelegenheid tussen God en mens. Het betekende een standpunt van godsdienstige ontdogmatisering, te weten het voorbijgaan aan de sacramenten en het middelaarschap van de priester, ten gunste van de bijbel als ‘wet’ en Christus als enige verzoener. Concilies hoeven niet de waarheid te verkondigen; de paus kan dat, maar alleen als hij werkelijk de zuivere leer verkondigt, want zijn onfeilbaarheid is een misvatting. De biecht heeft geen zin; alleen God vergeeft zonden. Aflaat en ban zijn zinloze, uiterlijke instellingen. Daarentegen - wij bevinden ons op Nederlandse bodem! - betekenen boete en berouw dat men kiest voor eigen innerlijk onderzoek, niet vertrouwend op mirakelen, maar op de genade Gods. Rozenkrans, brevier, ja, de transsubstantiatie verliezen hun macht over het individuele geweten. Reformatorische beginselen inderdaad, die het duidelijk maken waarom de Inquisitie zich graag met hun auteur zou hebben bemoeid, anderzijds ook de verklaring voor de invloed die Gansfort op een grote intellectuele kring heeft gehad. Hij kon behalve op zijn bisschop bogen op een aanmerkelijke groep vereerders, inzonderheid in Groningen, abten, landjonkers, klerken, studieuze kloosterbroeders, onder wie de reeds vermelde ‘ketterse’ Tileman Spangenberg. Gansfort heeft een ‘methode’ ontworpen voor de ware wijze van mediteren; belangrijker is dat hij als pedagoog heeft gewerkt aan het moderniseren van de kloosterscholen waar hij dat kon.Ga naar voetnoot2 Dat zijn invloed aan de volksmassa's voorbijging behoeft geen betoog; alleen al het feit dat ondanks de prediking van de humanisten in het jubeljaar 1500 nog duizenden Nederlandse pelgrims naar Rome trokken om ‘hun aflaat te verdienen’ spreekt boekdelen.Ga naar voetnoot3 Anderdeels mag men die invloed voor zover zij van de humanistisch gezinde kloosters en geestelijken in preken en vermaningen uitstraalde, ook weer niet onderschatten: de bodem voor de Reformatie was voorbereid.Ga naar voetnoot* Uit de scholen van de Broederschap des Gemenen Levens (die zoals men weet ook zuster huizen had) is een groot aantal bijbelse humanisten voortgekomen, aan wie allen wel een stukje pre-reformatorische arbeid zal zijn te danken. - Gerard Zerbolt van Zutphen, Aemilius Schoengen, Alexander Hegius, een van Erasmus' leermeesters, zijn bijvoorbeeld ten sterkste verbonden met de vermaarde school | |
[pagina 513]
| |
Wessel Gansfort. Kunstsammlungen Veste Coburg.
Erasmus van Rotterdam door Hans Holbein jr. Offentliche Kunstsammlung, Kunstmuseum, Bazel.
Johannes Frobenius, mezzotint door Abraham Bloteling en John Colet, stippel gravure door Francesco Bartolozzi, beide naar Hans Holbein jr.
| |
[pagina 514]
| |
van Deventer. Onder de humanisten die een bijzondere vermelding waard zijn wordt hier nog Rudolf Agricola, net als Gansfort een Groninger, genoemd. Hij was in 1443 geboren als bastaard van een Groningse dorpspastoor en een dorpsmeisje dat Sytske Huysman zou hebben geheten, wat de student verlatijnste tot Agricola. Zijn vader bemoeide zich wel met hem en zond hem vroegtijdig ter studie. In Parijs leerde hij Gansfort kennen, wiens bewonderaar en volgeling hij bleef, ondanks het feit dat hij jaren in Italië sleet. Zijn beste tijd aldaar bracht hij door aan het hof van Ferrara, onder de wieken van de kunstbeschermer hertog Ercole i d'Este, die een kring van kunstenaars en Griekse geleerden om zich verzameld had. Men vermoedt zelfs dat Agricola in Italië een zoon heeft gehad, gezien het feit dat zich in 1487 aan de universiteit van Bologna een student liet inschrijven onder de naam Rudolfus Agricola Frisius. - Meer dan andere Nederlandse humanisten is Agricola een all-round geleerde geweest: historicus en medicus, muziek kenner en orgelbouwer; hij hield van de schilder kunst en was bovenal de studie van talen en literatuur toegedaan, zo zelfs dat hij door Lindeboom meer als een ‘formele’ humanist en literaat dan als een godsdienstvernieuwer wordt beschouwd.Ga naar voetnoot1 Zijn karakter was beminnelijk, sober, eenvoudig; de kerngedachte van zijn renaissancistisch streven een christelijke: de grootheid van de antieke schrijvers en wijsgeren te bekronen door een bijbelse filosofie. Maar dan wel een die de Kerk in haar tegenwoordige staat verwerpt, die het geloof wil grondvesten op het verbond van Schrift en menselijke rede. Zoals zijn meester Gansfort wees Agricola de betekenis van misbediening, transsubstantiatie en celibaat af. Zijn godsdienst was er een die de bereidheid tot het protestantisme in de Nederlanden heeft bevorderd, zij het ongetwijfeld niet in de mate waarin Gansfort dat deed. Agricola's werkzame jaren liggen buiten Nederland, al was hij van 1480 tot 1484 terug in Groningen, waar hij tot stadsadvocaat werd benoemd en vooral de omgang met Gansfort vernieuwde. Zijn rusteloosheid bewoog hem tot het aannemen van een hoogleraarschap in Heidelberg. Van hieruit maakte hij in mei 1485 nog een reis naar Rome, om paus Innocentius viii (een van de verwerpelijkste schobbejakken op de Heilige Stoel, mede berucht om zijn heksenbul) te helpen inhuldigen. Er wordt wel aangenomen dat Agricola door het terugzien van het in de dynastieke Italiaanse oorlogen verwoeste Ferrara zo hevig is aangegrepen dat hij kort na zijn terugkeer in Heidelberg overleed. Men heeft hem, de man van de renaissance, begraven in de pij van de derde franciscaanse orde.Ga naar voetnoot2 |
|