Ketters. Veertien eeuwen kettergeloof, volksbeweging en kettergericht
(1982)–Theun de Vries– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 479]
| |
Boek Zes
| |
[pagina 480]
| |
Het rad der fortuin, of de wereld in beroering, door de ‘Petrarcameester’.
| |
[pagina 481]
| |
1 Het kapitalisme over EuropaHet is een historische gemeenplaats dat met name in West-Europa de feodaliteit in lange weeën en met een reeks barbaarse begeleidingsverschijnselen het kapitalisme ter wereld heeft gebracht. Die feodaliteit had, voordat de Hervorming in Duitsland een ongekend crisismoment markeerde, al lange tijden in crisis verkeerd, waarvan de grote boerenrevolten de signalen zijn geweest. Deze op hun beurt hadden, bekroond door de revolutionaire reformatie vanuit Bohemen, het feodale wereldbestel tot ontbinding gebracht en ruimte geschapen voor wat Marx ‘de oorspronkelijke accumulatie van het kapitaal’ heeft genoemd.Ga naar voetnoot1 Geld en goederen werden in de veertiende en vijftiende eeuw in toenemende mate elementen van kapitaalvorming; deze laatste vond plaats als bij het herscheppingsproces van het dode materiaal in maatschappelijke drijfkracht twee soorten mensen onverzoenlijk tegenover elkaar komen te staan: kapitalist en loonarbeider. Het is de ondernemer die het geld en de goederen bezit en deze pas in waarde kan omzetten als hij daartoe de arbeidskracht van de werkende mensen koopt en gebruikt - ‘de polarisatie van de warenmarkt’, het ‘historische scheidingsproces tussen de producent en de produktiemiddelen’ (Marx), anders gezegd de gewelddadige uitbuiting van de ene mens door de andere, die nieuwe klassentegenstellingen en nieuwe klassenconflicten met zich sleept. Zo wordt het kapitalisme vanaf zijn ‘oorspronkelijke’ (dit is primitieve) intrede in de sociale wereld een macht die ambachtelijkheden verbetert en versnelt, uitvindingen als die van het kompas bevordert, de techniek van het spinnewiel, de water- en windmolen perfectioneert, betere huizen bouwt en grotere, sterkere schepen op stapel zet, kortom, de produktiviteit alzijdig verhoogt - en anderzijds, bevlekt met het kaïnsteken van een meedogenloos eigenbelang, de massa van de onderliggenden thuis en in de koloniën gebruikt, of de paupers bij hun maatschappelijke overbodigheid naar armhuis, tuchthuis en galeien verwijst. In deze ‘oorspronkelijke’ situatie accumuleert de kapitalist zijn bezit in de wereld van de ondergaande Middeleeuwen op uiteenlopende manier. Het kleine bedrijf, de huisarbeid, armzalige bestaanswijze van de enkeling, wordt in toenemende mate opgeslokt door de veelomvattende manufactuur. Het massabedrijf exploiteert arbeiders en arbeidsters, die zonder produktiemiddel zelf tot een produktiewerktuig worden. De eigenaars van het grote bedrijf verschaffen de grondstof, bepalen het loon, voeren een strikte arbeidsdeling in en scheppen zo het ijzeren net waarin de werkers gevangen raken. Op het platteland, met name in Engeland, begint een onteigening van oud boerenbezit door de hebzuchtige landjonkers. En er ontstaat een heel nieuwe vorm van kapitalistisch mensenmisbruik in het kielzog van de grote geografische ontdekkingen, die zelf weer niet anders zijn dan strooptochten over de wereldbol, waarbij wetensdrang, plunderlust en economische honger de blanke Europeanen opjagen tot de onderwerping van hun gekleurde medemensen in Indië en Amerika en de inbezitname van hun land. De handel in de Middellandse Zee, de oude eenheidsweg van de meest tegengestelde volkeren en belangen, was door het overgrote aantal tussenhandelaren - | |
[pagina 482]
| |
Byzantijnen, Genuezen, Venetianen, die alle andere kooplui plachten buiten te sluiten - een ‘dure’ handel geworden, inzonderheid voor wat oosterse waren betrof. De Turkse verovering van de Levant en Constantinopel was de definitieve klap voor de handel op Indië. De Arabieren beheersten de route over Egypte en de Rode Zee. Kooplui en zeevaarders zagen zich voor de onvermijdelijkheid geplaatst een nieuwe weg naar de Indische rijkdommen te zoeken. De ontwikkeling van het kapitalisme vroeg om meer edele metalen: het ruilen van luxegoederen uit Oost-Azië tegen westerse produkten liep vast op passieve balansen. Zo werd het ‘goudprobleem’ geboren; ‘goud,’ heeft Engels gezegd, ‘werd het eerste woord waar een blanke naar vroeg als hij een nieuw ontdekt strand betrad.’ De Portugezen, op het voorterras naar de wereldzeeën gevestigd, waren al in het begin van de veertiende eeuw op de westkust van Afrika beland; na decennia van geduldig exploreren in zuidwaartse richting voer Bartolomeo Diaz in 1486 om de Kaap de Goede Hoop; in 1498 voltooide Vasco da Gama de ontdekking door over de Indische Oceaan naar Calcutta te zeilen. Een heuglijk feit dat Portugals grootste klassieke dichter, Luis de Camoes, met verve in de Lusiades (1572) heeft bezongen. Het was het begin van alle speelvormen van heldendom en rechtsverkrachting, die het dan ontstaande kolonialisme kenmerkten. Portugal, gevolgd door Spanje, stichtte het Indische koloniale rijk dat de Nederlanders in de daarop volgende eeuw grotendeels in handen zou vallen en dat dezen met dezelfde methoden hebben uitgebaat. Het ‘goud’ was gevonden. Met factorijen en vestingen legde het blanke ras zijn gewapende hand op ‘de Oost’.Ga naar voetnoot1 Er was ook een ‘West’. Er was nog een Amerika te ontdekken. In de jaren 1492-1506 vallen de reizen van de fascinerende Genuees Christoforus Columbus, die als zeevaarder-kolonisator op de dan jongste wetenschappelijke onderstelling steunde dat de aarde rond was en dat er derhalve een westelijke zeeweg naar Indië leiden moest. Columbus verhuurde zich aan het Spaanse koningspaar Ferdinand en Isabella en voer uit op zijn dramatische tochten, die tot onvermoede ontdekkingen leidden - eerst de eilanden, daarna de continenten van Zuid- en Noord-Amerika. Ook dáár het begin van een schrikbarende reeks veroveringen, geweldadige bekeringen, genocide en massale plundering door de Spaanse katholieke ondernemers en avonturiers. Columbus zelf, die niet meer beleefde wat voor omvang geweld en exploitatie in de zestiende eeuw aannamen, heeft geen vruchten van zijn ontdekking geplukt; hij stierf roemloos en vergeten. Die unieke ontdekking kreeg zelfs niet zijn naam, maar die van de Florentijnse kartograaf en landzoeker Amerigo Vespucci, die de Nieuwe Wereld in pakkende stijl had weten te beschrijven (eerste uitgave Parijs 1507).Ga naar voetnoot2 De geografische ontdekkingen hadden onvoorziene gevolgen voor de hele Europese economie. Een van deingrijpendste was de prijzenrevolutie die Europa schokte toen goud- en zilverimporten vanuit Amerika en in mindere mate uit Indië het oude werelddeel bereikten. Voorraden aan edel metaal - goedkoop door de goedkope slavenarbeid waarmee ze in de koloniën werden gewonnen - stapelden zich in de thuislanden op. Het gevolg daarvan was een algemene stijging van de prijzen die in het ene land wat sneller dan in het andere tot een golf van duurten leidde. Het was een omwenteling waaruit de meesters van het kapitalisme, de nijvere bourgeois, in vrijwel heel Europa als overwinnaars te voorschijn | |
[pagina 483]
| |
kwamen. Zij konden de markten in blijvende mate dicteren, terwijl het loonvolk, de kleine nog vrije boeren en het stedelijk proletariaat de rekening kregen gepresenteerd.Ga naar voetnoot1 Spanjes geschiedenis in de late Middeleeuwen was gekenmerkt door de voltooiing van de reconquista, de herovering van het eens aan de binnengedrongen Arabieren verloren grondgebied.Ga naar voetnoot2 De reconquista had verstrekkende consequenties. Castilië en Leon hadden bij de christelijke terugname van Spaanse bodem en soevereiniteit de leiding gehad, en in beide gebieden waren het de vechtende boeren geweest die de herovering droegen. Zij hadden de lijfeigenschap afgeschud en vestigden zich in zelfgewonnen vrijheid op de hernomen grond. Maar ook de steden, waar de communale vrijheden in taaie strijd waren verworven, kregen in het heroveringsproces een strategische en culturele betekenis van hoge orde. Tenslotte had de adel een bijzondere bijdrage tot de reconquista geleverd door de vorming van machtige ridderorden die tegen de ‘Moren’ waren ingezet. De tendentie tot binnenlandse eenwording drong de Spaans-christelijke koninkrijken tot een dynastieke unie: Castilië-Leon en Aragon-Catalonië werden in 1469 verbonden door het befaamde huwelijk van Ferdinand en Isabella, dat de grondslag legde voor de Spaanse eenheidsstaat. Een historische wending die het zelfzuchtig separatisme van de grote adelshuizen terugdrong en het al klassiek geworden verbond van monarchie en burgerij, gesteund door de kleine arme adel en de Kerk, bevorderde. Dat de Kerk in haar voorkeur voor het ene, algemene geloof de eenheidsstaat verheerlijkte, lag voor de hand; helaas wist zij die eenheid niet beter te behartigen dan door het instellen van de Inquisitie. De verovering van het laatste Moorse koninkrijk in zijn bolwerk het Alhambra, Granada (1492), betekende dat Spanjes koningen hoog in het zadel kwamen, maar dat de niet-inheemse, niet-christelijke bevolkingsgroepen, Arabieren en joden, om van ketters geheel te zwijgen, door een fanatiek rechtzinnige Kerk te vuur en te zwaard werden vervolgd. Het is de ‘grote tijd’ van Tomás Torquemada (1420-1498), de almachtige dominicaan, die zijn loopbaan als ketterjager begon als aanklager in een proces tegen joden die een christenkind zouden hebben vermoord ten dienste van hun ‘bloedrituelen’, en die vervolgens door een codex van haarfijn uitgewerkte voorschriften de Inquisitie in Spanje organiseerde met de perfide perfectie die in onze dagen wordt toegeschreven aan cia of kgb. In 1484 werd Torquemada grootinquisiteur in heel Spanje; volgens zijn instructies werkten nu overal tribunalen die 'n honderdduizend ketterprocessen hebben behandeld en duizenden doden - men schat ze op twee- tot achtduizend - hebben gekost. Het besef van breidelloze macht en zijn granieten geloofszekerheid hebben van Torquemada het monster gemaakt dat door rechtgelovige Spaanse historici is verontschuldigd, ‘verklaard’ en geprezen, door de niet bevooroordeelde geschiedschrijving van de Inquisitie als zinnebeeld van haat en onmenselijkheid gebrandmerkt.Ga naar voetnoot3 Daarbij moet nog een verschijnsel worden opgemerkt. Dank zij de gruwelijke ereplaats die de Inquisitiezich verwierf als instrument van de staat onder Torquemada en zijn helpers - waaronder de augustijn Pedro Arbues, die in geen opzicht voor hem onderdeed - kon diezelfde Inquisitie zich in de zestiende eeuw onder leiding van kardinaal Ximenes ook nestelen in de Spaanse (en bij uitbreiding | |
[pagina 484]
| |
Portugese) koloniën van het westelijk halfrond. Zij heeft zich daar met ongekende repressie uitgewoed.Ga naar voetnoot1 Dit onderdeel van de blanke overheersing is op zijn beurt vandaag nog herkenbaar in alle rechtse regimes van Latijns-Amerika. Mogen de Spanjaarden bij de reconquista een fikse dosis wreedheid van de Moren hebben geleerd, het zijn de regeermethoden van de Inquisitie waarmee zovele hedendaagse Latijns-Amerikaanse junta's woeden tegen de eigen volkeren, telkens als die tot de ketterij van de linkse politieke keuze vervallen. De uitbreiding van Spanjes Europese monarchie met koloniale veroveringen schiep een imperium ‘waarin de zon nooit onderging’. Dat gold niet voor de Europese ‘bezittingen’ van Karel v, koning van Spanje en keizer van Duitsland; hij bezat de magnifieke Bourgondische erflanden, de Nederlanden, naast Sicilië, Napels en de Franche-Comté. Zijn regime kenmerkte zich door de laatste en fatale consequenties van de monarchale macht die zijn grootouders hadden gevestigd: absolutisme, ketterjacht, het meedogenloos breken van gewestelijke en stedelijke vrijheden, waarmee hij Spanje niet in de Europese ontwikkeling integreerde, maar steeds erger bureaucratiseerde en reglementeerde, terwijl het desondanks in toenemende mate ‘een conglomeraat van slecht geadministreerde provinciën à la Turkije werd’, zoals Marx het heeft omschreven. De koloniale uitbuiting die Spanje al kort na Columbus' ontdekking op gang bracht, leverde niet zoveel overschotten op dat het land tegen de prijzenrevolutie bestand was. Het onderwerpen en kort houden van de Spaanse bourgeoisie had ook de wiekslag van hun kapitalisme gebroken; de grote adel waarop de geroemde despoot in tegenstelling tot zijn voorgangers steunde, brak op haar beurt de boerenvrijheid door de mesta. De mesta was het Verbond van grootgrondbezitters in Castilië, grootexporteurs van wol, die van de Middeleeuwen af tot aan de opheffing van het verbond in 1836 (!) door de Spaanse staat rijkelijk werden bevoorrecht en in de loop van de tijd door hun uitzonderingspositie de economische ontwikkeling van de Spaanse boerenstand volledig hebben geremd; de politiek van de alleenheerser in Spanje (en daarbuiten) liet bij zijn aftreden in 1555 in haar spoor alleen monumentale ruïnes achter.Ga naar voetnoot2 In Frankrijk bloesemde het jonge kapitalisme na de honderdjarige oorlog met de onmiskenbare hoedanigheden van ondernemingslust en uitbuiting. De handel langs de Atlantische kust kreeg indrukwekkende omvang; de Franse zijde, de stoffenfabricage over de hele linie werd Europees beroemd en gezocht; de metaalnijverheid volgde in het spoor van de grote militaire renovatie waarbij de artillerie en straks de haakbus, respectievelijk het musket de bovenhand kregen. De boekdrukkunst leidde in Frankrijk tot een bloeiend uitgeversbedrijf. De Franse bourgeois, die zich na de Jacquerie met kracht aan de monarchie vastklampten, zagen kans om met groot voordeel uit de prijzenrevolutie te voorschijn te komen. Typerend voor de verstandhouding tussen burgerij en koning, maar ook voor de scala van nieuwe burgerlijke activiteiten, is de loopbaan van de Parijse geldman Jacques Coeur (1395-1456). Hij was rijk geworden door de handel in oosterse waren, stichtte een eigen bankbedrijf en werd in 1436 economisch raadgever van de kroon en daarna kanselier. Koning Karel vii verhief hem in de adelstand, waarna Coeur in Bourges een van de fraaiste Franse renaissancehuizen bouwde. Zijn verdere levensloop is avontuurlijk zoals die van veel financiers: | |
[pagina 485]
| |
Karel v door Barthel Beham.
Ferdinand, Rooms koning, door Barthel Beham.
Nicolaus Copernicus, door Joh. Theodor de Bry.
Christoforo Colombo, door Joh. Theodor de Bry. Alle vier Kunstsammlungen Veste Coburg.
| |
[pagina 486]
| |
in ongenade gevallen omdat hij zich als belastingpachter al te schaamteloos bevoordeelde, vluchtte hij naar Rome waar paus Calixtus ii hem gebruikte voor het organiseren van een kruisvaardersvloot tegen de Turken...Het Franse koningschap kon zich, dank zij de economische hulpbronnen die de vroege Franse kapitaalbezitters tot zijn beschikking stelden, tot een waar absolutisme verheffen - een tendentie waarvan de Capets, Valois en Bourbons nooit meer zijn afgeweken, en die ook haar terugslag vindt in de ‘gallicanistische’ positie van de Franse Kerk, wier bisschoppen tenslotte door de koning werden benoemd. Er trad deze absolutistische strevingen van de Franse monarchie maar één Europese concurrent in de weg: het huis Habsburg, dat niet alleen in Duitsland en Oostenrijk, maar door de verheffing van Karel vook in Spanje de macht kon uitoefenen - een bron van nieuwe Europese oorlogen. De prijzenrevolutie had ook de kapitalistische ontplooiing in Engeland alleen maar bevorderd. In de honderdjarige oorlog en de Rozenoorlogen tussen de dynastie van York en die van Lancaster had de grote Engelse adel een ongekende slachting in eigen gelederen aangericht. Ze waren vergezeld gegaan van volksbewegingen, ketterij en Lollardij. De landjonkers die de morgengeur van de kapitalistische economie opsnoven, begonnen de boeren door het ommuren van de meentgronden van hun gemeenschapsrechten te beroven en tegelijk hun eigen weidegebieden ten dienste van de schapenfokkerij en de wolexport uit te breiden. De boer kon als pachter voortbestaan of als dagloner op de grote landbouwbedrijven gaan werken, tenzij hij zich door werkloosheid gedwongen verhuurde in de manufactuur. Dat betekende dat de oorspronkelijke accumulatie van het kapitaal in Engeland gunstig verliep...althans voor de ondernemingsdriftige bourgeoisie, die door grondaankoop beslag legde op uitgestrekte landerijen en zich in dat proces door verbintenissen en huwelijken met de landjonkersklasse eerlang zou verheffen tot wat in de zestiende en zeventiende eeuw de gentry genoemd wordt, exploitanten van handel en platteland als de Russells, Cecils en Seymours. Bourgeoisie en gentry stonden als in Frankrijk achter de monarchie. De Tudors bouwden hun macht op deze economische pijler, waarbij een pikante nieuwigheid valt waar te nemen. Van oudsher is Engeland het moederland geweest van het parlement, dat zoveel het kon de invloed van de gezeten klassen in de staatspolitiek liet gelden en praktisch tot de achttiende eeuw overhoop heeft gelegen met de monarch. Onder de Tudors zagen de Engelse kapitalisten kans om door middel van het parlement de belastingpolitiek vrijwel in eigen hand te houden. De wrijving met Hendrik vii Tudor bleef niet uit, maar beide partijen dreven die niet te ver. Hendrik vii, een harde, maar ook slimme en bekwame vorst, bleef zijn ondernemers steunen, zoals door ruime staatshulp aan scheepsbouw en scheepvaart - de basis voor het al dagende Britse koloniale imperium, maar ook voor het ongekende vrijheidsbewustzijn van vrijwel alle Engelse klassen, waarbij de ideologie niet voor een gering deel uit de economie zou geboren worden...Ga naar voetnoot1 Zo blijkt de relatie tussen volkshuishouding en godsdienstig denken juist in die landen het produktiefst waar de oorspronkelijke accumulatie van het kapitaal met het grootste welslagen bekroond is. Niet alleen Engeland levert van dat feit een klassiek voorbeeld. De Lage Landen aan de benedenloop van de rivieren Maas en Rijn met hun splintering van | |
[pagina 487]
| |
graafschappen en herenlanden waren al in de Middeleeuwen een gebied van ondernemers geweest en namen het kapitalistische systeem als een tweede natuur aan, nadat zij bij het Bourgondische rijk waren ingelijfd en tot een eenheidsstaat versmolten. Als vissers, vrachtvaarders tussen Portugal en de Oostzee, deelnemers aan het internationaal koopmansverbond van de Hanze, lakenwevers en straks ook als landwinners en bankiers, kenden hun kapitalisten alle knepen van de accumulatie, toen Karel v hier door erfenis landheer werd. Terwijl de monarch het amorfe Duitsland nooit baas heeft gekund, Spanje in een harnas van middeleeuwse onderworpenheid knelde, dreven het jonge kapitalisme en de daarmee geboren ontvankelijkheid voor nieuwe levensbeschouwelijke ideeën de feodaliteit in de Nederlanden uit. Wat in de Middeleeuwen een standenvertegenwoordiging was geweest, groeide uit tot gewestelijke en generale staten, die net als het Engelse parlement medezeggenschap eisten in financiële en belastingkwesties, en zich gebeten toonden over elke verkorting van hun oude privileges. Nederland haalde adem door zijn havens, en in dat feit ligt heel zijn ambivalent vrijheidsdenken opgesloten. Antwerpen was de eerste grote haven in kapitalistische stijl waar economie en burgerlijke cultuur pronkvol het hoofd opstaken.Ga naar voetnoot1 Het stond in de sterren geschreven dat het absolutisme van de Habsburgse heerser en de alzijdige drang naar ruimte, die het volk in de Nederlanden voorwaarts dreef, met elkaar zouden moeten botsen. De voorgeschiedenis daarvan is die van de Hervorming in onze gewesten. De gezaghebbende Tsjechoslowaakse historicus J.V. Polišenský heeft in zijn studie over de dertigjarige oorlog zelfs verklaard dat Europa bij het aanbreken van de zeventiende eeuw in feite voor de keuze stond te leven volgens het ‘Spaanse’ (feodale, katholieke, autoritaire) of het ‘Nederlandse’ (kapitalistische, tolerante, vrijheidlievende) model.Ga naar voetnoot2 |
|