Ketters. Veertien eeuwen kettergeloof, volksbeweging en kettergericht
(1982)–Theun de Vries– Auteursrechtelijk beschermd10 De Tsjechische BroedersPoděbrady had onder veel pracht en praal de koningseed gezworen, maar deze was voorafgegaan door een andere, geheime, die hij had afgelegd aan de katholieke bisschop die hem zou zalven: te weten dat hij de Kerk wilde gehoorzamen en alle sekten en ketterijen in Bohemen de kop indrukken. Toen men zich in Utraquistische kringen ongerust toonde omdat hij bij zijn inhuldiging niet over de Compactata had gesproken, beweerde hij dat hij - uiteraard - stilzwijgend aan de Compactata gedacht had. Het werd nu echter zijn grootste streven om de relatie met Rome te herstellen. Daar was zojuist een nieuwe paus gekozen - kardinaal Piccolomini, alias Aeneas Sylvius, kenner en historicus van Bohemen, die de naam Pius ii aannam. Hij had in zijn achterhoofd maar één gedachte ten aanzien van het land van de Hussieten: de Compactata onderdrukken, het Utraquisme en andere heterodoxieën in Bohemen verdelgen en Poděbrady vervangen door een Duitser. Poděbrady - ‘koning George van Bohemen’ - leek intussen onaantastbaar, toen hij zijn positie in de Duitse landen wist te versterken door uitgebreide machtsintriges tijdens de strijd van de dynastieën Beieren en Brandenburg om de keizerskroon; hij hoopte uiteindelijk zelf die kroon te kunnen grijpen. Zijn slechte houding jegens de Utraquisten wist hij te verhullen door in 1461 het leiderschap op zich tenemen van een nieuwe kruistocht tegen de Turken. Maar Pius ii boorde het plan de grond in; hij wilde geen ‘Hussiet’ aan het hoofd van een anti-Turkse | |
[pagina 472]
| |
Matthias i, koning van Hongarije. Gravure van Heinrich Raab. Kunstsammlungen Veste Coburg.
Jiři (George) Podebrady, koning van Bohemen. Nationaal Museum, Praag.
| |
[pagina 473]
| |
coalitie. In Bohemen zelf groeiden onbehagen en oppositie jegens Poděbrady, die steeds meer trachtte te bewijzen hoe ‘katholiek’ hij was. Zo keerde juist hij zich tegen de Unie van Tsjechische Broeders, liet de leider Gregor arresteren en folteren. Hij kon er het hart van de paus niet mee winnen. Wat hij wel heeft bereikt was een periode van zekere rust en welvaart voor Bohemen; landbouw en handel herstel den zich; de Karelsuniversiteit trok weer grote aantallen studenten die zich naar hartelust uitleefden in theologische haarkloverijen. Hoewel de laatste in geen enkel opzicht meer waren gelijk te stellen met de bewogen godsdienststrijd onder Hus en diens navolgers, wees de Heilige Stoel ook dit tandeloos geworden Utraquisme blijvend af. Poděbrady, die vaak overhoop lag met Jan Rokycana, kon de Compactata niet laten vallen en tegelijk Rome behagen: toen er een gezantschap uit Rome naar Praag kwam om over een vergelijk te praten verklaarde hij zelfs dat hij het altaarsacrament in beide gedaanten onmisbaar achtte voor het menselijk zieleheil (een uitlating die hij later beweerde niet te hebben gedaan)... In 1464 werd Pius ii opgevolgd door Paulus ii, die aanvankelijk minder vierkant tegen de Calixtijnen optrad, maar zijn ogenblik afwachtte. Malcontente, grotendeels katholieke Boheemse baronnen, die de carrière van Poděbrady van het begin af met nijd hadden gevolgd, begonnen rond 1465 tegen hem te komplotteren. Zij verklaarden zich niet langer gebonden te achten aan hun eed van trouw en openden onderhandelingen met Rome om pauselijke steun. Poděbrady van zijn kant stuurde een zendbode met een brief naar Paulus ii, waarin hij tal van concessies beloofde, zoals terugkeer tot de oude ritus en teruggave van geconfisqueerde kerkelijke goederen. De paus, die Poděbrady kennelijk al voor verloren hield, nam de brief aan, smeet ze op de grond en veegde de brenger op ongenadige wijze de mantel uit van wege zijn treurige moed om zich namens een verdoemde ketter bij de Heilige Stoel te presenteren. ‘Vadas ad furcas cum haeretico ribaldo tuo! Loop naar de hel met je misdadige ketter!’ was de liefelijke boodschap van Petrus' opvolger aan de ongelukkige Tsjech. Pal daarop (1466) volgde de excommunicatie van George Poděbrady. Hij werd tegelijk vervallen verklaard van de Boheemse troon, zodat geen enkele katholiek hem meer behoefde te gehoorzamen. Een van de leiders van het komplot, dat al militaire acties tegen Poděbrady begonnen was, werd als zijn opvolger aangewezen. Tegelijk kwamen Lusatië en Silezië tegen Poděbrady in opstand. Zelfs zijn oude strijdmakker Matthias Corvinus sloot zich bij Podëbrady's vijanden aan. Hij werd echter op dat ogenblik zo door de Turken geteisterd, dat hij geen directe militaire aanval op Bohemen doen kon. Poděbrady sloeg niet zonder succes naar links en rechts, naar zuid en noord, en zag in 1467 zelfs kans de oorlog naar keizerlijk Oostenrijks gebied te verplaatsen. Dit was Matthias Corvinus te veel. Hij liet zijn Turkse veldtocht voor wat die was en richtte zijn volle agressie tegen Bohemen: de kruistocht tegen een ketter was tenslotte even verdienstelijk als die tegen de heidenen...In 1468 bezette Matthias het grootste deel van Moravië; in mei van hetzelfde jaar werd hij door zijn Tsjechische partijgangers tot koning van Bohemen uitgeroepen. Poděbrady's woede jegens de voormalige makker was zo groot dat hij hem zelfs uitnodigde tot een duel van man tot man. Het ging niet door; Matthias' oorlogvoering dwong Poděbrady zelfs zijn grote | |
[pagina 474]
| |
verwachting op het stichten van een eigen dynastie te laten varen en hulp en steun te zoeken bij de Polen, dit tot de prijs van het accepteren van de Poolse prins Ladislas als opvolger. De Boheemse landdag bekrachtigde de overeenkomst. (Poděbrady's zonen accepteerden eveneens het pact met Polen; zij keerden later in de schoot van de Moederkerk terug en namen de titel aan van graven van Münsterberg.) Poděbrady, dieal enige tijd aan waterzucht had geleden, stierf met zijn gefnuikte eerzucht in 1471, kort na Jan Rokycana, de eerste en enige Hussitische aartsbisschop die Praag heeft gehad. Matthias Corvinus zag zich nu tegenover de Poolse pretendent geplaatst. De Boheemse land dag bleef op het standpunt staan dat het koningschap in Bohemen verkiesbaar bleef, overwoog de merites van een groot aantal kandidaten en koos tenslotte toch de Poolseprins (mei 1471). Ladislas ii uit het huis van de Jagellonen werd nog diezelfde zomer met gejuich te Praag ingehuldigd. Men bood hem een magnifieke Tsjechische bijbel aan ‘zodat hij de wet van God rechtstreeks kon leren kennen en er als koning naar handelen’. De oorlog tussen Ladislas en Matthias sleepte zich voort tot 1478. Toen liet de Hongaar, die aan zijn eigen oostgrenzen aanhoudend door de Turken werd bestookt, zijn aanspraken op de Boheemse troon vallen in ruil voor het bezit van Moravië, Silezië en Lusatië, die echter na zijn dood weer aan Bohemen zouden terugvallen. Feller echter dan de oorlogvoering, die grotendeels uit schermutselingen had bestaan, waren in Bohemen de godsdiensttwisten opgelaaid. Ladislas ii was pausgezind, al had hij officieel de Compactata moeten aanvaarden. Hij benoemde in staatsfuncties liefst de meest conservatieve ‘high church’-Calixtijnen, die niet aarzelden om Utraquisten, die nog een sprankje van het oude Hussietendom bewaard hadden, dwars te zitten. Het dreef de laatsten tot een nieuwe confederatie. In Praag, waar de overheid de kerkering van de radicalen overwoog, bestormde het stadsvolk het raadhuis, sloeg een aantal stadsbestuurders dood en bekroonde de beroering door de moord op tal van Duitsers en joden. Ladislas ii moest de vrijheid van godsdienst in Bohemen herstellen; de Compactata werden weer wet. Tegelijk werd echter de macht van de adel uitgebreid, een proces dat van toen af aan aldoor aan kracht zou winnen.Ga naar voetnoot1 Toen Alexander vi (Borgia) in 1492 paus werd, stelde een Italiaanse edelman, Nicolo de Castro, die vaak reizen naar Praag maakte, persoonlijke pogingen in het werk om te bemiddelen tussen de Heilige Stoel en de Boheemse Utraquisten. De Castro bracht een briefwisseling op gang tussen paus en ketterconsistorie en verzekerde de heilige Vader dat de Hussieten hun dwalingen uiteindelijk hadden ingezien. De eerstvolgende Boheemse landdag (december 1494) bewees het tegendeel: men wilde wel met Rome onderhandelen, maar uitsluitend op basis van de Compactata. Borgia brak de dialoog onmiddellijk af en benoemde - tot woede van de Utraquisten - een dominicaan als speciale censor voor de theologische boeken die in Moravië en Bohemen werden uitgegeven, met de opdracht alles te verbranden wat naar ketterij rook. De oude Hussitische democratie was door de ontwikkeling na Lipany volledig van de kaart geveegd. Boeren werden al afhankelijker van de landjonkers, ambten al meer onder de magnaten verdeeld. De landdag van 1487 herstelde praktisch de horigheid op het platteland, met zware straffen voor ontvluchte boeren. De | |
[pagina 475]
| |
Hus en Luther reiken het avondmaal uit in beide gedaanten. Fantasiegravure door Lukas Cranach de oudere. Nationale Bibliotheek, Praag.
| |
[pagina 476]
| |
burgerij van de steden zag zich het vrije ondernemingsrecht ontnomen door op winst beluste adel; daaronder bijvoorbeeld het brouwerijrecht, waarvan iedere jonker een monopolie op eigen gebied trachtte te maken. De burgerlijke curia in de steden werd in haar inspraak zwaar beknot. Ladislas' beruchte Zřizení Zemské (landverordening) van 1500 stelde de vele veroverde privileges van de baronnen zwart op wit en liet die van de steden buiten beschouwing. Rechten voor poorters en plattelanders waren nu nog slechts ‘een genade’. Ladislas ii kon de adel te meer bevoordelen omdat hij na de dood van Matthias Corvinus (1490) ook tot koning van Hongarije was uitgeroepen. Hij sleet er zelfs volgaarne zijn laatste regeringsjaren. Zijn afwezigheid gaf de paus nog meer ruimte om hun macht uit te breiden. Eenzelfde toestand handhaafde zich onder Ladislas' opvolger Lajos (de Pool met de Hongaarse naam) na 1506, om wiens voogdij en huwelijk de halve Europesepolitiek leek te worden overhoop gehaald. Van de zes regenten die als Lajos' voogden optraden waren drie katholiek, drie Utraquist. De strijd in de Boheemse landen leek volledig in het spoor van de machtsblokken in Duitsland en Oostenrijk te geraken; de Boheemse adel was de enige die van de kabalen profiteerde en regeerde het land vrijwel zonder controle. Wat er nog als erfenis van Jan Hus, Hiëronymus van Praag en Chelčicky aan vrijheidswil, democratisch levensgevoel, verlangen naar recht en rechtschapenheid in het land van de Hussieten leefde, was in de sekten gevlucht en leefde hier een ondergronds bestaan. Daarin zou overigens verandering komen en wel door een hernieuwde, voornamelijk intellectuele vitaliteit bij de Tsjechische Broeders onder leiding van Lukas van Praag. Deze geleerde magister was van Utraquistischen huize en omstreeks 1480 door de lectuur van Chelčicky's geschriften tot de Broedergemeente gekomen. Hij wilde die uit haar isolement verlossen, van haar wereldvlucht genezen: zo ageerde hij bij de Broeders voor het weer bekleden van staatsambten, eventueel ook voor dienst in het leger, maar bovenal deelname aan het wetenschappelijke leven. Met diplomatieke vaardigheid loodste hij de Broedergemeente door een periode van vervolging heen en won op de synode van 1494 eindelijk haar officiële erkenning. De relaties tussen Duitse hervormers en Tsjechische Broeders lopen in hoge mate over Lukas van Praag, al was de laatste het op menig punt met Luther niet eens. Onder de bezieling van magister Lukas hebben de Tsjechische Broeders zich, inzonderheid door intensief gebruik te maken van de boekdrukkunst, in het publiceren van beschouwelijke en pedagogische literatuur onderscheiden.Ga naar voetnoot1 Het optreden van Maarten Luther (sinds 1517) en de doorbraak van de Hervorming in Duitsland - en al spoedig elders - bleek een nieuwe levensbron voor het verzande Tsjechische Utraquisme. Het verlangen naar grondige kerkhervormingen greep ook in Bohemen duizenden mensen aan; de Compactata waarbij men zo lang geleefd had bleken al meer de formulering van verouderde standpunten. Een deel van de Utraquisten ging over naar het protestantisme; een ander deel keerde daarentegen tot de oude Kerk terug. Opvallend is het feit dat de protestanten in de Boheemse landdag als actiefste deel van de natie al in 1520 in de meerderheid waren en daarmee in feite de weg voor de overwinning van de ‘Duitse theologie’ ontsloten.Ga naar voetnoot2 Het Hussietendom, dat de eerste golf van de Reformatie voor- | |
[pagina 477]
| |
stelt, werd nu middels de Unie van Tsjechische (en Moravische) Broeders een voorloper, althans een parallel verschijnsel van de latere dopers en Mennonieten, maar daarmee ook van andere radicale, nonconformistische sekten en broederschappen, die in de zeventiende en achttiende eeuw bouwstoffen leverden voor een socialistisch denken dat uit zijn religieuze huls was gegroeid. De Duitse hervormers van hun kant waren bewonderaars van de Hussitische tradities. Dat Luther het leven van Hus door Peter van Mladonoviče in het Duits liet vertalen is hiervoor vermeld. Belangrijker is dat Luthers theologie sterk door Hus en Hiëronymus van Praag beïnvloed is. Ulrich von Hutten, humanist en vechter, riep in 1522, toen hij en zijn ridders de strijd tegen vorsten en prelaten openden, in zijn dialoog Monitor de herinnering op aan Jan Žižka. Huttens strijdmakker Franz von Sickingen werd zelfs de ‘Duitse Žižka’ genoemd. Beiden stonden op het standpunt dat de boze macht van de Kerk in Duitsland door kracht van wapenen gebroken diende te worden. De voorman in de Grote Duitse Boerenoorlog, Thomas Müntzer, de ‘theoloog van de revolutie’, ging in 1521 naar Praag, de stad van Hus, waar hij zijn manifest aansloeg en droomde van de mogelijkheid een eenheid tot stand te brengen tussen de erfgenamen van Tábor en de Duitse radicalen, met Praag als hoofdstad. Ook in de Slavische landen werkten Hussitische invloeden in het midden van de vijftiende eeuw diep door. Het emigreren van Hussieten naar Polen en van Poolse Hussieten die Bohemen binnenkwamen bevorderde de culturele en linguïstische toenadering tussen de beide volken op ongemene wijze. In 1457 brak onder de werking van Hussitische denkbeelden een volksopstand uit in Polen; de rebellen verjoegen de bisschop van Poznan en behielden lange tijd de macht in de kleine steden. De Inquisitie joeg in Polen al op Hussieten voor zij in Bohemen kon toeslaan. Zelfs in Rusland zijn sporen van Hussitisme gevonden. De landen van het Grieks katholicisme in het algemeen bleken ontvankelijk voor ‘Utraquistische’ invloed. In 1437 brak in Roemeens Transsylvanië een boerenopstand uit, waarbij Taboritische priesters en kapiteins leiding gaven. Eenzelfde Hussitische uitstraling is vastgesteld in de befaamde Hongaarse boerenrevolte van Geörgy Dósza in 1514.Ga naar voetnoot1 De politieke geschiedenis van Bohemen wordt er na 1500 steeds slechter op. In 1526 drongen de Turken opnieuw de Balkan binnen en versloegen de verenigde Boheemse en Hongaarse legers bij Mohács. Slovakije werd een ‘grensmark’. De Oostenrijkse Habsburger Ferdinand, broer van Karel v, zag kans in de ontreddering van het moment Bohemen vast te houden en in te lijven bij zijn erflandeneen inlijving die pas in 1919 bij het verdrag van Versailles ongedaan zou worden gemaakt. |