Ketters. Veertien eeuwen kettergeloof, volksbeweging en kettergericht
(1982)–Theun de Vries– Auteursrechtelijk beschermd7 Prokop de Kale en Prokop de KleineDank zij het feit dat Žižka de laatste jaren van zijn leven had leren zien ‘door de ogen van zijn kapiteins’ hadden de Hussitische legeraanvoerders een bekwaamheid en zelfstandigheid ontwikkeld waardoor de potentie van de Hussitische legers bij zijn dood geen ogenblik faalde. De Taborieten handhaafden hun naam en positie. De Horebieten, die zich de Wezen noemden, bewaarden hun concentratie rond Hradec Králové. Na enig geharrewar waren beide broederschappen wat hun invloed en gebiedssfeer betreft tot overeenstemming gekosmen. Jan Hvězda werd gekozen als hoofd van de Taborieten; de Wezen kregen een bekwaam leider in Kuneš van Bělovice, een van Žižka's nieuwe mannen. Deze periode van overgang gaf de Boheemse pans voor de zoveelste keer de moed om een poging te wagen Korybut als hun man op de troon te brengen en door hem hun macht te herstellen. In 1425 raakten groepen van de adel slaags zowel met Taborieten als Wezen, waarbij Jan Hvězda omkwam. Ook nu weer werd de strijd bijgelegd, aangezien Sigismund en Albrecht van Oostenrijk opnieuw met militaire actie dreigden. Een aantal katholieken - moe van hun verwachtingen in een uiteindelijke overwinning van Sigismund - ging zelfs naar de Calixtijnen over. De Hussieten dreven de Duits-Oostenrijkse legermacht uit Moravië en vervolgden ze tot op Oostenrijks gebied. De opvolger van Hvězda, de door Žižka ‘bekeerde’ ridder Bohuslav van Švamberk, sneuvelde bij de operaties, net als Žižka door een pijl in het oog getroffen. Voor het eerst kwam als zijn plaatsvervanger een man naar voren die als sterkste en waardigste erfgenaam van Jan Žižka wordt beschouwd - Prokop Holý, dat is de Kaalgeschorene, later ook Prokop de Grote genoemd,Ga naar voetnoot2 omdat er nóg een Prokop zou opstaan. Prokop Holý was tot priester gewijd, volgens Aeneas Sylvius geboren uit een aanzienlijke Boheemasefamilie met een Duitse moeder. Als student had hij reizen gemaakt door Europa enzelfs Jeruzalem bezocht. Priester geworden had hij al spoedig de zijde gekozen van Jan Želivský en de radicale Hussieten en zich later te Tábor gevestigd. Daar stond hij dicht bij de nuchtere, realistische Martin Húska, wiens lot hij maar met moeite was ontlopen. Ten teken van zijn hervormingswil had hij een vrouw genomen en het priesterhuwelijk in het algemeen gepropageerd. Als karakter onvaster dan dat van Žižka bleek hij, bij een intense belangstelling voor militaire zaken, over even grote strategische kwaliteiten te beschikken als zijn oude aanvoerder. Twintig jaar jonger dan Žižka was hij door zijn intellectuele vorming vaak vindingrijker en diplomatieker. Hij zou zelfs Sigismund als Boheems koning hebben aanvaard, zo is beweerd, als die de Vier Artikelen had erkend en ten uitvoer ge- | |
[pagina 455]
| |
bracht. Prokop was ervan overtuigd dat het Hussietendom niet alleen een taak had op Boheemse bodem, wat hem tot machtige acties buiten de landsgrenzen heeft bewogen. Bovendien wilde hij het oude elan van de Taborieten in stand houden, nu zij hun oorspronkelijke revolutionaire ijver dreigden te verliezen. Daartoe bood hij de kans voorraden en buit te gaan halen in het buitenland en niet bij de eigen bevolking.Ga naar voetnoot1 In 1426 kwamen de Duitse vorsten bij een in Neurenberg om de zoveelste kruistocht tegen de Hussieten te organiseren. Leider was dit keer hertog Friedrich van Saksen, die zich direct bedreigd voelde doordat de Hussieten hun legermacht concentreerden tegen de stad Ustí (Duits: Aussig) aan de Elbe, welke stad door Sigismund destijds aan Saksen was toegewezen. Tegenover de zeventig duizend Duitsers stonden de Hussieten voor Ustí met vijfentwintig duizend man. Het opperbevel was in handen van Korybut, die George Poděbrady en Prokop Holý als onderbevelhebbers naast zich had. In Ustí heeft Prokop voor de eerste keer laten zien wat voor strateeg hij was. De slag op 16 juni 1426 was een van de grootste nederlagen die de Hussieten ooit aan Duitsers hebben toegebracht.Ga naar voetnoot2 De Hussieten hadden de Duitsers voor de slag een aanbod gedaan, namelijk om het leven van ieder die zich in de strijd overgaf te sparen. De Duitsers, gebrand op het afslachten van zoveel mogelijk ketters, wezen het aanbod af. Een ongewone opstelling van de wagenburg door Prokop bracht de Hussieten al meteen in het voordeel. Zes rijen van telkens twee aan elkaar gekoppelde wagens vormden een beweeglijk fort, waartegen weinig viel te beginnen. De hevige aanvallen van de Saksische cavalerie leken eerst succes te zullen hebben, tot de Hussitische kanonnen in actie kwamen en ruimte schiepen voor de tegenaanval. Taborieten en Wezen rukten in gescheiden formatie op en hielden een ware slachting onder de Duitse ruiters. Vierentwintig graven en rijksbaronnen kwamen bij de achtervolging in gloeiende hitte en wolken van stof om het leven. De buit was zo groot dat men in Bohemen spottend opmerkte dat de Duitsers door een dergelijke verrijking van de ketters in feite de pauselijke banbliksem hadden verdiend. Prokop wilde dat men op slag van het succes zou profiteren door de vijand op eigen bodem te achtervolgen, maar de Pragenaars en de adel stelden zich er tevreden mee dat de kruisvaarders uit Bohemen waren verjaagd. Toch zou Prokops denkbeeld sneller verwerkelijkt worden dan hij zelf voorzag. Na de Duitse kruistocht, die tot gevolg had dat de Duitsers hun steden en forten koortsachtig versterkten, trokken de Hussitische legers tegen Albrecht van Oostenrijk op die zich in Moravië genesteld had. De opmars verliep zo snel dat de Hussieten zich al spoedig op Oostenrijks grondgebied bevonden. Bij Zwettl werd de Oostenrijkers een tweede, vernietigende nederlaag toegebracht (12 maart 1427). Het was een doorslaggevende bevestiging van Prokops strategisch beginsel. De hele oorlogvoering had ten gevolge dat een deel van de Calixtijnse geestelijkheid in Praag radicaler werd in haar opvattingen over ritus en dogma. Hun factie werd geleid door de vicaris van de aartsbisschop, Jan Rokycana, en Peter Payne (Master English). Hun voornaamste bestrijder was de uiterst rechtse Calixstijn Jan Přibram, die de steun had van Korybut en diens geheime onderhandelingen met paus Martinus v steunde. De radicale partij in Praag sloeg nu toe. Niet | |
[pagina 456]
| |
Prokop de Grote. Schildering op glas (rond 1800). Hussitisch Museum, Tábor.
| |
[pagina 457]
| |
alleen onthulde Rokycana de bereidheid van Korybut om Tsjechen en Moraviërs terug te brengen in de Moederkerk als Rome Sigismund zou laten vallen; maar op 17 april 1427 werd Korybut door de linkse factie gevangen genomen en opgesloten in kasteel Waldstejn. Een poging van de Calixtijnse adel om hem te ontzetten mislukte. De radicalen stonden Korybut een jaar later toe om ongehinderd naar Litouwen terug te keren, waar hij tijdens een dynastieke vete sneuvelde.Ga naar voetnoot1 Al voor die tijd waren Přibram en zijn voornaamste medestanders uit Praag verbannen. Met Korybuts verdwijning stortte de nieuwe hoop van de pans op een herovering van de staatsmacht ineen. De Wezen uit Horeb hadden inmiddels een nieuwe leider gekregen en wel in de persoon van een tweede Prokop, die als Prokop de Kleine (Prokůpek) in de geschiedenis bekend staat. Beide Prokops hebben trouw samengewerkt, wat van vitaal belang bleek. Martinus v was al weer bezig met het ontwerpen van een nieuwe kruistocht; als leider daarvan wees hij een Engelsman aan, Henry Beaufort, bisschop van Winchester, lid van de Engelse koninklijke familie, die voor de gelegenheid tot kardinaal en tegelijk tot legaat voor Bohemen, Hongarije en Duitsland benoemd werd. Een kardinaalshoed kreeg ook de zeer katholieke, ‘ijzeren’ bisschop Jan van Olomouc, die zich nooit aan de Hussieten had willen onderwerpen. Tot de voorbereidingen van de vierde kruistocht behoorde een omvangrijke aflaatactie, alsmede de afkondiging van strenge disciplinaire regels inzake moraal en gehoorzaamheid van de troepen. Friedrich van Hohenzollern (Brandenburg) kreeg het opperbevel; onder hem ‘dienden’ een stoet van keurvorsten, bisschoppen en de bloem van de Duitse, Silezische en Hongaarse adel. Kardinaal Winchester zelf werd begeleid door duizend boogschutters. De aanval van het op tachtigduizend man geschatte kruisvaardersleger werd gelanceerd in de ‘Landfrieden’ van Plzeň: men sloeg het beleg voor Střibro, dat door een kleine Taboritische bezetting werd verdedigd. De nadering van het Hussitische leger dat Střibro kwam ontzetten zaaide met de donder van zijn vijfduizend aanrollende oorlogswagens en zijn Hussitisch psalmgezang paniek bij de kruisvaarders. Een groot deel vluchtte naar de grensstad Tachov, waar kardinaal Henry de leiders bezwoer om stand te houden: de ketters waren immers ver in de minderheid. Hij stelde zich zelfs met ontrolde pauselijke banier aan het hoofd van de troepen. Maar de komst van de Hussieten op het slagveld had weer het bekende panische effect. De kruisvaarders kozen de vlucht zonder dat de aanvoerders enige greep op hen konden krijgen. Kardinaal Winchester was zo woedend op de machteloze rijksvorsten dat hij voor hun ogen de pauselijke standaard in stukken scheurde. Hij zelf moest pal daarop met de terechtgewezenen vluchten. De achtervolgende Hussieten maakten weer duizenden doden.Ga naar voetnoot2 Het gevolg van een en ander was dat Tabor uitgroeide tot de grootste machtsfactor in het land en Prokops denkbeeld om de strijd naar buitenlands territorium te verplaatsen in ernst werd verwezenlijkt. Nog in 1427 viel Prokop de Grote Hongarije binnen waar hij een strafgericht ten uitvoer bracht dat nauwelijks tegenstand ontmoette. Hij keerde zich hierop naar Duitsland, inzonderheid naar Silezië, waar hij Wroclaw verwoestte en de Silezische machthebbers dwong tot een pact met de Hussieten, zij het dat er voordien fel tegenweer was geboden. | |
[pagina 458]
| |
Oostenrijk en Beieren waren de volgende strijdtonelen. De Duitse stedelijke bevolkingen wisten niet hoe snel zij de aanval en de plundering door de Hussieten moesten afkopen. Burchten en kastelen werden in de as gelegd; dorpen en nederzettingen van het alledaagse boerenvolk daarentegen werden ontzien, zo goed als vrouwen en kinderen.Ga naar voetnoot1 Van deze militaireacties, door de Taborieten zelf ‘grote reizen’ genoemd, bleef de schrik lange tijd in de Duitse benen zitten: hier ook ontstond het beeld van de ketterse Tsjech als ‘verwoestende barbaar’, een beeld dat door de katholieke kroniekschrijvers ijverig is bestendigd.Ga naar voetnoot2 Het effect was overigens heilzaam: de Duitsers verloren grotelijks de lust tot verdere kruistochten, maar werden ook ernstig in hun religieuze moraal geschokt. Was God dan werkelijk met de ketters? Waarom gunde hij hun zoveel overwinningen? De Hussieten grepen het probleem van de Duitsers (en andere tijdgenoten) aan door propaganda te maken middels de verspreiding van pamfletten, waarvan sommige zelfs de Nederlanden, Frankrijk en Spanje bereikten. In het spoor van deze propaganda moeten wij het optreden van Gilles Mersault in Doornik afmeten (zie pag. 409). Maar ook in Engeland klonk de echo van de Hussitische manifesten door: de kanselier van de universiteit van Cambridge voelde zich verplicht in het openbaar tegen de pamfletten te ageren.Ga naar voetnoot3 Hier en daar wekten de manifesten de instemming van de bevolking, vooral bij hervormingsgezinde Duitsers, die al eerder tot ontsteltenis van hun heersers niet immuun waren gebleken voor het Hussitische vergif.Ga naar voetnoot4 ‘De Hussitische reformatie zou zich misschien effectief tot ver buiten de Boheemse grenzen hebben verbreid, als Gutenberg zijn uitvinding al gedaan en drie, vier decennia eerder ontwikkeld had,’ zegt Heymann. In Duitsland groeide de vredeswil ondubbelzinnig, maar ook in Bohemen zelf werd het oorlogvoeren er niet populairder op. De chiliastische ijver was behoorlijk verflauwd. Het succes van de Hussieten begon avonturiers aan te trekken wie het alleen om het maken van buit was te doen. Zowel Sigismund als de Taborieten waren bereid tot onderhandelen. In 1429 werd een bespreking gearrangeerd tussen de - niet erkende - koning en Prokop de Grote in Bratislava.Ga naar voetnoot5 Bij de onderhandelaars waren leden van de Boheemse adel, maar ook weer de radicaal gezinde Peter Payne. Prokop en de zijnen waren niet in het minst onder de indruk van de koninklijke autoriteit die Sigismund ten toon dacht te spreiden. Peter Payne sprak vermanend en waarschuwend tot de potentaat. Sigismund had de Hussitische leiders aanvankelijk gracielijk ontvangen, maar de besprekingen liepen spaak: de koning wilde dat de Hussieten alle vijandelijkheden zouden staken tot een nieuw concilie - in 1431 bijeen te roepen! - over de religieuze geschilpunten zou oordelen. De Hussieten, die zagen aankomen dat de vruchten van hun succes hun bij dit uitstel zouden ontglijden en tevens stuitten op de totale onwil van Sigismund om de Vier Artikelen te aanvaarden, wensten eerst de Boheemse landdag te raadplegen voor zij antwoord gaven. Die landdag kwam mei 1429 te Praag bijeen en stelde Sigismunds afgezanten de voorwaarde dat, mocht er een concilie komen, ook de Griekse Kerk, de Armeniërs en de patriarch van Constantinopel zouden worden uitgenodigd (zij waren immers als de Hussieten ‘Utraquisten’) - een voorwaarde die door de katholieken scherp afgewezen werd. Een wapenstilstand met Sigismund, zo stelden de Hussieten, was enkel denkbaar | |
[pagina 459]
| |
als de ‘wet van God’ en niet het gezag van de paus op het concilie erkend werd, en als aartshertog Albrecht de door hem bezette delen van Moravië zou ontruimen.Ga naar voetnoot1 Sigismund wist niet beter dan in nieuwe toorn tegen Bohemen te ontsteken. Gesteund door paus Martinus v begon hij al in juni 1429 met de voorbereidingen voor de vijfde kruistocht tegen Bohemen. Weer kwam kardinaal-legaat Henry van Winchester in beweging; weer stak hij het Kanaal over, nu met vijfduizend man. Hij kreeg echter al in Vlaanderen orders om met deze kruisvaarders af te buigen naar Frankrijk, waar juist de Maagd van Orléans haar reeks van spectaculaire overwinningen op de Engelse legers was begonnen (zie pag. 381). Toen de Duitsers vernamen dat de Engelsen hen in de steek lieten, zakte bij hen de geestdrift voor de kruistocht aanmerkelijk. Palacký vermeldt dat zij hoopten op het verschijnen van Jeanne d'Arc in Bohemen, opdat die de ketterse Hussieten zou uitroeien: Jeanne zelf zou een dreigende brief van die inhoud aan de Bohemers geschreven hebben...! Prokop de Grote had besloten de Duitsers hun ‘vrede’ niet te gunnen. In de nazomer van 1429 opereerde hij met zijn Taborieten al weer op Duitse bodem. Duitse vorsten hadden een leger van slechts tienduizend man bijeengebracht, dat weer uiteenstoof toen de Hussitische wagens naderbij denderden. Een uitgebreide opmars van Prokop door heel Duitsland volgde; in de sporen daarvan verwoesting en strafgericht. De Hussieten vertoonden zich aan de Rijn en bereikten Hamburg en Lüneburg, voor zij hun legers rechtsomkeert lieten maken om de stad Neurenberg te tuchtigen. Hier greep de Hohenzollern in; hij was burggraaf van de stad en liet Prokop uitnodigen voor een gesprek, dat in februari 1430 tot een bestand leidde. De Hussieten zouden na een enorme oorlogscontributie van Hohenzollern en andere rijksvorsten te hebben ontvangen vreedzaam naar Bohemen terugkeren.Ga naar voetnoot2 De Hussieten hadden ook gevraagd om een ontmoeting van katholieke en Utraquistische geestelijken in Neurenberg, maar de paus die er de wind van kreeg, verbood het. Wel waren Martinus v en zijn curie door de laatste successen van de Hussieten tot ernstig nadenken gebracht inzake de vraag of men de ketters in Bohemen ooit met de wapens klein zou kunnen krijgen en of een concilie geen betere oplossing zou bieden. De Duitse vorsten waren tot het laatste onvoorwaardelijk bereid. In Praag was het vredesvooruitzicht vooral favoriet bij de Calixtijnse burgerij en de adel. Beide groepen namen met bezorgdheid waar hoe het radicalisme en het democratisme van Tábor een ongekende invloed op heel het Hussietendom uitstraalden. Daarbij won de gedachte veld dat het op den duur hoogst improduktief zou kunnen blijken zoveel veldlegers tegelijk te onderhouden in plaats van over een bevolking te beschikken die zich aan vredeswerken, landbouw, handel en bedrijf wijdde. Op grond van de geweldige oorlogsbuit die was binnengesleept ontstond er daarom een tendentie om huurlingen aan te werven, niet alleen uit Slavische gebieden als Roethenië en Polen, maar ook van het arme Duitse platteland. Overigens bleef het uitgangspunt van rechtse en linkse Hussieten principieel uiteenlopen. Waar de eersten onder de leuze ‘Heilige rust!’ onmiskenbaar tot compromissen neigden, was het motto van de Taborieten ‘Gelukkige vrede!’ bedoeld als een morele leidraad om nog steeds een aantal hervormingen in staat en Kerk tot stand te brengen.Ga naar voetnoot3 | |
[pagina 460]
| |
Rome koos, zij het schoorvoetend, voor een concilie. Het zou in 1431 te Bazel bijeengeroepen worden onder voorzitterschap van kardinaal Giuliano Cesarini, die Henry van Winchester als Duits legaat had vervangen. Het besluit was bespoedigd doordat Duitse plebejers in de steden en op het platteland hier en daar voor troebelen en opstootjes zorgden die met de sympathie voor het Hussietendom samenhingen.Ga naar voetnoot* Cesarini kreeg ook een geheime instructie van de paus mee: namelijk om vóór het concilie nog een poging te doen de Duitse vorsten tot een nieuwe veldtocht tegen Bohemen te inspireren. De plannen werden openbaar gemaakt op de rijksdag te Neurenberg in 1431; tevens werden de voorbereidingen tot het concilie opgeschort tot de Hussieten zouden zijn onderworpen... De Hussieten hadden intussen twaalf regenten gekozen die alle groeperingen in het Utraquisme vertegenwoordigden en als landsbestuur zouden optreden. Zij probeerden de nieuwe aanval af te wenden door besprekingen te openen met Sigismund, die als steeds in het water vielen omdat geen van de partijen een vingerbreedte van de macht wilde afstaan die de koning niet, de Hussieten daarentegen in volle mate bezaten. Zo werd het dan toch weer een kruistocht. De Hussieten droegen alle militaire - en praktisch ook de civiele - macht over aan Prokop de Grote. Hij verzamelde vijftigduizend man en vijfduizend ruiters, waartoe vrijwel alle leden van de adel bijdroegen of door Prokop werden gedwongen bij te dragen,Ga naar voetnoot1 hoewel verscheidene pans zich van persoonlijke deelname onthielden. Op 1 augustus 1431 overschreden de Duitse legers, waarbij zich overigens weer vele vreemdelingen - onder wie Vlamingen, Hollanders en Zeeuwen - bevonden, onder Hohenzollern en Cesarini de Boheemse grens. Cesarini had namens de nieuwe paus, Eugenius iv, grote geldsommen onder de Duitse vorsten verdeeld. De kardinaal was zelfs zo buitensporig in zijn verwachtingen van de kruistocht dat hij Sigismund al had verzocht hem met bepaalde landerijen in Bohemen te belenen... De kruisvaarders lieten enige tijd op zich wachten voor zij de aanval openden en oprukten tot Tachov. Cesarini wilde de stad vanwege het ‘oorlogseffect’ bestormen en door uitmoording van de Hussitische inwoners ten voorbeeld stellen. Hertog Johan van Beieren, aan wie de stad ‘toebehoorde’, verhinderde het plan. De Duitse legers raasden zich hierop uit tegen dorpen en gehuchten rondom de stad, waar inwoners en vee het doelwit werden van de verschrikkingen die legers aanrichtten als zij geen tegenstanders tegenover zich vonden. En dat nog wel terwijl het gebied deel uitmaakte van de vroom-roomse ‘Landfrieden’ van Plzeň! De verenigde Hussitische legers marcheerden nu op Domažlice, waar zich de hoofdmacht van de kruisvaarders bevond. Zij deden het zo snel (85 km in twee etmalen) dat de invallers volledig werden overrompeld. Een ongelukkige militaire manoeuvre van Hohenzollern werd door een ander deel van zijn leger voor een georganiseerde aftocht gehouden. De verwarring gaf de aanrukkende Hussieten de gelegenheid toe te slaan en de invallers tot diep in de nacht door | |
[pagina 461]
| |
de passen van het Bohemer Woud te achtervolgen. Een klein deel van de kruisvaarders had in het begin vanuit de eigen wagenburg werkelijke tegenstand geboden. De Hussieten versloegen hen in hun houten fort. De buit was ook nu weer enorm: tweeduizend wagens, driehonderd stukken geschut, vele persoonlijke bezittingen van de heren. Onder de laatste waren tot grote voldoening van de Hussieten het kardinaalsgewaad en het crucifix van kardinaal Cesarini, alsook het oorspronkelijk exemplaar van de pauselijke bul waarin tot de kruistocht bevolen was.Ga naar voetnoot1 Tijdens de grote actie tegen de kruisvaarders was er tevens een kleinere op touw gezet. Albrecht van Oostenrijk was met steun van Silezische baronnen het noorden van Bohemen binnengevallen. Hij vond tegenover zich de Wezen uit Horeb, aangevoerd door Prokop de Kleine. Zij bevrijdden het overvallen gebied in weinig dagen. Het resultaat van de veldtocht was de herstelde heerschappij van de Hussieten over heel Bohemen, Moravië en zelfs delen van Silezië. Het was, uit een Europese visie, een climax van militaire macht: de Hussieten hadden op dat ogenblik alle Duitse landen en Hongarije kunnen veroveren, wat het ideaal van Prokop de Grote was geweest. De zucht naar vrede bij de meeste Bohemers verhinderde een dergelijke heilzame expansie. |
|