Ketters. Veertien eeuwen kettergeloof, volksbeweging en kettergericht
(1982)–Theun de Vries– Auteursrechtelijk beschermd10 Keerlen en monarchenMet de Vrije Geesten en hun nasleep zijn wij op een breekpunt in de middeleeuwse ketterbeweging aangeland. In de oude sekten en heterodoxe stromingen heerste rond een kern van min of meer openlijke sociale rebellie, die in de Apostelbroeders van Fra Dolcino een hoogtepunt vond, veel religieuze fantasterij. Vaak was er sprake van een opgelegd streven om in kledij of zeden af te wijken van de algemeenheid, die zich blijvend in de Kerk liet opsluiten. Zelfverkozen opvallende uitzonderlijkheid was niet zozeer principieel element als wel begeleidingsverschijnsel van het hartstochtelijk protest. De ketterse zonderling met extravagante godsdienstige voorstellingen gaat allengs verdwijnen. Eensdeels kan men zeggen dat de ketterij ‘naar binnen slaat’, dat wil zeggen dat het persoonlijk element in de religieuze beleving krachtiger wordt, wat opvalt bij de latere Waldenzen. Anderzijds nemen nieuwe ketterbewegingen onder de stimulans van sterke en oorspronkelijke persoonlijkheden zoals Wycliffe in Engeland de omvang aan van een nationaal streven. Men neemt hier waar hoe het ketterwezen tendeert naar de kwalitatieve sprong in de Reformatie - een voor de betrokkenen uiteraard nog versluierd proces: de ketterij die aller ketterijen einde voorstelt. Deze uitspraak moet uiteraard in zijn betrekkelijkheid worden opgevat: men kan de sekten en conventikels uit de zestiende en zeventiende eeuw in de protestantse landen ten dele beschouwen als reformatorische ketterijen. Ze zijn door de geïnstitutionaliseerde kerken (Lutheranen, Zwinglianen en Calvinisten) ook als zodanig behandeld. De verandering begint in de maatschappij die eerst het feodaal landbezit en vervolgens de lijfeigenschap had weten te ‘funderen’. De monarchie had haar verdediger gevonden in beschouwingen van Thomas van Aquino, opperscholast, die had vastgesteld dat zelfs simpele dieren als de bijen hun koningin hebben. De woeker werd veroordeeld en vervolgens onder nieuwe formuleringen weer tot bestanddeel van het economische leven gemaakt. De ketters hadden tot ontzetting van de weldenkenden de gelijkheid van alle kinderen Gods gepredikt. Luxe was verworpen, armoede heilig verklaard. De stelregels van de middeleeuwse maatschappij waren daarmee doorbroken. Protesteerden de verdrukten aanvankelijk in religieuze termen, het verzet had zich voor en na ook in uitermate harde seculiere taal geuit, zoals in de boerenopstanden, waarvan de Franse Jacquerie van 1358 een kenmerkend voorbeeld is.Ga naar voetnoot2 De rebellie ontstond in het bloedig spoor van de ‘honderdjarige’ oorlog van Engeland tegen Frankrijk, welks koning Jan de Goede in 1356 door Engelse troepen gevangen gemaakt was en naar Brittannië gebracht. | |
[pagina 358]
| |
De verschrikkingen van de oorlog - nog gestapeld op de rampen voortvloeiende uit de verschijning van de Zwarte Dood - hadden de Franse adel gedemoraliseerd, de boeren tot de bedelstaf gebracht. De monarchie werd een zwak en verachtelijk instituut. De steden probeerden zich in de chaos zelfstandiger te maken. Alle vier de ruiters van de Openbaring, zo vaak als schriksymbolen opgeroepen, reden onder de hemel. Gedeklasseerde baronnen werden aanvoerders van plunderbenden; de wegen bezwermd door horden van rovers; Jacques Bonhomme, de sukkel en sufferd, geklonken aan zijn stukje grond, werkte praktisch alleen nog voor de landheer. De kleine man haatte koning en adel, en de stad Parijs ging in dit opzicht voorop. Burgemeester Étienne Marcel,Ga naar voetnoot1 wiens standbeeld nu aan de Seine bij het stadhuis staat, werd ook de eerste burgerlijke rebel, die in 1357 de Dauphin (die voor zijn gevangen vader het bewind waarnam) de concessie wist af te dwingen waarbij de werkelijke macht door de kroon op de standen werd overgedragen. Het stuk bleef dode letter omdat adel en clerus weigerden de bourgeois te helpen om het in praktijk te brengen. Bovendien onttrok de Dauphin zich aan de directe bevoogding van Étienne Marcel door zijn hof naar Compiègne te verplaatsen. De woeling in Parijs nam toe en sloeg over naar het platteland, waar met het binnendringen van de geldhuishouding nieuwe uitbuitingsmogelijkheden voor de landheer waren gegroeid. In mei 1358 begon in de streek rond Beauvais de eerste boerenrevolte die zich over heel Noord-Frankrijk uitbreidde. Ook Étienne Marcel nam verbinding met de rebellen op, nu om de vertegenwoordigers van de despotische adel op de knieën te kunnen dwingen. Het werd de oorlog van kinkels en keerlen tegen hun uitbuiters - de Jacquerie; een oorlog zonder strategen, zonder plan, zonder veel discipline, met spontane opstandigheid en primitieve wapens door het gemeen gevoerd. De strijdende boeren gaven zich daarbij aan de illusie over dat de monarch aan hun kant stond, zodat ze op hun vlaggen zelfs de Bourbonse lelie afbeeldden...Dat Étienne Marcel en een handjevol andere vroegburgerlijke ‘verlichten’ een beginselstrijd met geformuleerde eisen tegen de feodalen voorstonden, had nauwelijks invloed op de gang van de boerenopstand. De adel had vanuit zijn machtstradities andere tactieken van gezamenlijk optreden dan het volk. De ‘heren’ verkregen dan ook spoedig de bovenhand; zij wisten de boerenbeweging tussen Parijs en Amiens met hulp van koning Karel van Navarre, bijgenaamd de Slechte, een familielid van de Dauphin, te verpletteren. Karel de Slechte, die we al hebben aangetroffen in de strijd van Inquisitie en overheid tegen de Waldenzen van Savoye, had ook bezittingen in Normandië en bevond zich ten tijde van de boerenopstand in Frankrijk. Hij wist Guillaume Caillet of Calle, de boerenleider, zogenaamd voor onderhandelingen over een wapenstilstand in zijn kamp te lokken, waar hij gevangen genomen en vermoord werd: men kroonde de ‘boerenkoning’ met een gloeiende drievoet om hem vervolgens te onthoofden. Er volgden twee grote veldslagen waarin de boeren werden geliquideerd. Hun kampementen aan Oise, Seine en Marne werden te vuur en te zwaard verwoest. Als doorgaans werden vrouwen en kinderen niet gespaard; de ‘ridders’ moordden zo lang tot zij er zelf van walgden. Étienne Marcel, die de boeren wel militair, maar in ontoereikende mate gesteund had, viel tegelijkertijd door een sluipmoordenaarshand in koninklijke dienst, nadat in Parijs het handwerkersvolk door de royalisten tegen hem was opgestookt.Ga naar voetnoot2 | |
[pagina 359]
| |
De Jacquerie had iets langer dan een maand geduurd. Toch bracht de rebellie een schok teweeg: de wijze waarop de adel zich ten aanzien van het volk had gecompromitteerd, ontkrachtte in hoge mate de houdbaarheid van het feodale systeem, en dat niet alleen wat de relatie tussen heren en boeren betrof, maar ook die van de gewone man jegens de Kerk. Ze versnelde de vorming van het nationaal bewustzijn; politieke neigingen, ook bij de gewone man, bevorderden het gevoel van onafhankelijkheid jegens de universele Kerk. Wij doelen hier mede op het in Frankrijk ontstane gallicanisme van de Kerk, dat wil zeggen de toenemende behoefte van de monarchie aan een Frans autonoom katholicisme. De conflicten tussen de Franse monarchie en het pausdom dateren al van de twaalfde eeuw en bereikten een climax in de hiervoor geschilderde botsing tussen Filips iv ‘de Schone’, waarvan het triomfantelijk gevolg bestond in de ‘Babylonische gevangenschap’ van de Kerk, dat wil zeggen de uittocht van de Romeinse curie naar Avignon, waar zij onder Frans oppertoezicht geraakte. Dit gallicanisme bleef sindsdien bestaan, en uitte zich op het door ons beschreven tijdstip door gedurige wrijvingen tussen de pausen en het Franse episcopaat.Ga naar voetnoot1 De Franse monarchie heeft zich juist in de eeuw van de Jacquerie meer dan ooit vervreemd van het goedgelovig volk, dat in de ‘gezalfde des Heren’ (men bleef wel vroom in Parijs) zijn beschermer had menen te zien. Karel v had zijn lessen getrokken uit de boerenopstand en begon na een wapenstilstand met de Engelsen (1360) zijn eigen oorlog tegen de feodale kopstukken en hun roversbenden. Zo dreef hij Karel de Slechte van Navarre uit Frankrijk en gaf hij diens hertogdom Normandië aan zijn broer. Tegelijk verschafte hij de monarchie een grote bron van inkomsten door het belastingrecht te hervormen en volledig aan zich te trekken, waarbij hij bekwame bourgeois als belastinggaarders aanstelde. De verkregen financiën werden onder meer gebruikt voor een grondige reorganisatie van de strijdmacht: behalve uitbreiding van de huurlegers, die met het modernste wapen, het kanon, werden uitgerust, bouwde hij een systeem van forten en een sterke vloot. Toen de ‘honderdjarige’ oorlog hervat werd, verjoeg Karel dan ook de Engelsen - steunend op de strategie van zijn vermaarde maarschalk Bertrand Du Guesclin - uit Normandië, Poitou en Guyenne, tot de Britten nog slechts enkele kuststeden restten en zij tot een nieuwe wapenstilstand bereid bleken. De Franse monarchie zou haar verworvenheden zeker hebben benut als de volgende Karel (de Zesde) niet geestelijk gestoord was geweest, zodat de machtsstrijd terugviel op de concurrerende machtige hofklieken (de ‘Bourgondiërs’ en de ‘Armagnacs’), die elkaar bestookten, in positie en hegemonie aflosten, de staatskas plunderden en de koninklijke domeinen onder elkaar verdeelden. De chaos leidde mettertijd tot een nieuwe opstand in Parijs (1413) waaraan zowel handwerkers als studenten deelnamen. Leiding had de vleeshouwer Simon Cabochin, naar wie de revolte die van de Cabochins genoemd wordt. Er bemoeiden zich zoveel opportunistische en intrigante elementen uit de Bourgondische kliek en ook uit de grote bourgeoisie mee, dat deze volksbeweging te gronde ging. Een deel van de Cabochins vluchtte naar het Bourgondische hof in Dijon en werd sindsdien alleen nog gebruikt als wapen tegen de Franse monarchie.Ga naar voetnoot2 Reeds hadden de hertogen van Bourgondië geheime overeenkomsten gesloten | |
[pagina 360]
| |
met de Engelsen. De Engelse koning Hendrik v, profiterend van de crisissituatie in Frankrijk, hervatte de roof- en agressieoorlog tegen dat land, dat als van ouds de welvaart van de Vlaamse textielsteden bedreigde, die Engelands sterkste economische bondgenoten waren. De geestdrift voor de hernomen oorlog was onder het Engelse volk algemeen; de krijg beschermde de verbindingen met Vlaanderen en bracht bovenal buit binnen. De Engelse ridders hadden tegelijk in Frankrijk de handen vol en konden zodoende hun plattelandsvolk thuis minder teisteren.Ga naar voetnoot1 Hendrik v landde met een leger van 60 000 man op Franse bodem, waarbij de Bourgondiërs volgens afspraak neutraal bleven en de landsverdediging aan de Armagnacs overlieten. De Fransen werden bij Azincourt ten zuiden van Calais volledig verslagen.Ga naar voetnoot2 Hendrik v bezette opnieuw Normandië, rukte op naar Parijs en dwong de regering van Karel vi in 1420 tot verregaande concessies. Zo zou Hendrik de dochter van Karel, Catharina, tot vrouw krijgen en bij de dood van zijn schoonvader de scepter zwaaien over één groot verenigd Frans-Engels koninkrijk. De vernedering van Frankrijk en de Franse natie was niet eerder zo diep geweest. |
|