Ketters. Veertien eeuwen kettergeloof, volksbeweging en kettergericht
(1982)–Theun de Vries– Auteursrechtelijk beschermd6 Een wijkplaats in de bergenBehalve stromingen als die van Lyonese en Lombardische Armen en Humiliaten ontstonden er in Noord-Italië, ketterland bij uitnemendheid, nog andere sekten die men wel in verband heeft gebracht met de Waldenzen, al hebben zij daarmee bij nader toezien slechts uiterlijk te maken. De lekenprediking en de bijbelstudie voeren wel bij deze ontwikkelingen; zelfs trokken heel wat lieden de afval van kerkelijke dogma's en het protest tegen de wereldlijke hiërarchie tot een uitgesproken atheïsme door. De jurist Ugo Speroni in Piacenza, die in het laatste kwart van de twaalfde eeuw tot driemaal consul was in zijn vaderstad, kreeg het met de Kerk aan de stok vanwege een proces en leed een nederlaag tegen de juridische bureaucratie van de paus. Het bracht hem, die blijkbaar al door bijbelstudie tot eigen afwijkende opvattingen omtrent het Woord gekomen was, tot het stichten van een sekte in zijn woonplaats, waarbij hij de radicale ontkenning van Romes dogmatiek ver doordreef. Beginnend met de verwerping van het kerkgezag, wat in Piacenza bij velen in goede aarde viel, vocht Speroni met zijn groep alras de positie van de priesterstand over de hele linie aan. Terwijl Arnold van Brescia, wiens prediking men zich in deze contreien zeer wel herinnerde, de ondeugdelijke priesters volgens Donatistische opvatting de oorlog had verklaard, achtte Speroni het priesterschap in zijn totaliteit een aanvechtbare, ja, absurde instelling. Het lag voor de hand dat hij vervolgens alle sacramenten als stompzinnige papistische verzinsels afdeed. Hij hield in zijn opvattingen wel een plek open voor de godsdienst, maar dan als een puur persoonlijke aangelegenheid die elk ritueel, elke uiterlijke vorm van godsaanbidding kon missen. Speroni's verachting voor de Kerk is zo groot dat hij nooit een poging gedaan heeft om die, zoals Petrobrusianen en Henricisten dat vóór hem hadden gedaan, door vernieling van symbolen of verbranding van kruisen te demonstreren. Hij wordt dan ook een spiritualist genoemd, zij het van ietwat excentriek gehalte, bij wie zich de religie in | |
[pagina 257]
| |
de mensenziel voltrekt; volgens Speroni bezit die ziel van oudsher een inwendige eenheid met Gods woord. Hiermee verlegt Speroni alle beslissingen naar het individuele geweten en heft hij elk uiterlijk gezag op; hij noemt die beleving de inwerking van de Heilige Geest, die de wijsheid van Jezus in het menselijk gemoed laat ontvonken. Hetis kenmerkend voor Speroni's sekte, maar ook voor het klimaat van toenemende inquisitoriale bemoeienis, dat hij zijn volgelingen aanried de mis bij te wonen alieno mente (met de gedachten elders), om aldus de vervolgers zand in de ogen te strooien en zelf intussen te geloven wat men wilde. De Speronisten waren geen asceten die naar de vita apostolica haakten. Eerder verwierpen zij armoede en goede werken, om zich in volstrekte onverschilligheid jegens iedere moraal te kunnen wijden aan hun ‘innerlijke heiliging’. Zonde en met name erfzonde waren voor hen overleefde begrippen. Curieus is daarnaast Speroni's geloof in de voorbeschikking: hij onderscheidde duidelijk twee soorten mens en, de uitverkorenen en de van eeuwigheid verdoemden. De uitverkorenen, waartoe hij naar goed gebruik van vele sektenstichters zich en de zijnen rekende, konden ook door een leven in uitspattingen hun heiligheid niet verliezen. Het was een sekte die om haar cultus van het bijbelwoord en misschien meer nog door haar vrije zeden een halve eeuw lang aanhang behield onder de welgestelden. Wij zouden van Speroni en zijn geloofsrichting weinig weten als hun praktijken en opvattingen niet aan het licht waren gebracht door de befaamde jurist Vacarius, die eerst met Speroni bevriend was, maar zijn ketterij in het vervolg met kracht bestreed.Ga naar voetnoot1 De Waldenzen, voor wie de Kerk al meer de ‘hoer van Babylon’ en een ‘congregatie van boosdoeners’ werd,Ga naar voetnoot2 vormen in de Middeleeuwen in feite de enige sekte die aan de volledige uitroeiing heeft weten te ontsnappen. De gruwelijke veldtocht tegen de Albigenzen door de verzamelde krachten van de Kerk en de Franse adel heeft ook de Waldenzen niet onberoerd gelaten. Ofschoon zij zich vaak in anti-dualistische zin hebben uitgelaten, kon de symbiose met de Katharen in de Midi niet spoorloos aan hen voorbijgaan; zij namen Kathaarse symbolieken en instellingen (zoals de indeling van de sekteleden in Gelovigen en Volmaakten) van de Katharen over, waarover later meer, terwijl verspreide Katharen na het drama van Montségur in aansluiting bij de Waldenzen een christelijke bemanteling vonden voor hun leerstellingen.Ga naar voetnoot3 De tegen de Waldenzen geslingerde banvloek van Verona werd nog eens herhaald op het vierde Lateraanse concilie van 1215 en richtte opnieuw de aandacht van ketterjagers en autoriteiten op hun overal groeiende beweging. Terwijl zij in het Franse zuiden en Italië gedurende de eerste tijd tamelijk vrij gelaten werden, werd in Duitsland de aandacht van de Inquisitie op hen gericht door paus Gregorius ix. Hun vervolging in de Duitse landen is verbonden met de sinistere naam van Konrad van Marburg, die van paus Gregorius de persoonlijke opdracht kreeg de ketterij uit te roeien. De paus hield deze kettermeester om zijn ijver tegen de Katharen voor een heilige, welk oordeel gedeeld werd door de vrome hertogin van Thüringen, Elisabeth, die zelf eens heilig zou worden verklaard; ondanks zijn onbehouwenheid maakte de inquisiteur diepe indruk op haar. Konrad van Marburg heeft blindelings huisgehouden onder de door hem verdachten, schuldigen en onschuldigen, tot hij in 1233 werd doodgeslagen door een groepje ridders die niet wensten te dulden | |
[pagina 258]
| |
dat Konrad zijn jachtlust ook binnen de gelederen van de adel dacht uit te vieren. Hij wist onder andere een ketterij op te rollen van sektariërs die hij duivelaanbidders noemde, Luciferanen. Hij beschuldigde hen van rituele kindermoord, bloedschande en profanatie van de sacramenten. De groep bestond, ondanks de gruwelfantasieën van Konrad van Marburg, werkelijk. Zij had haar middelpunt in het Rijnland en was gevormd uit mensen die diepe droefenis verkondigden over de val van de aartsengel Lucifer uit de hemel. Zij geloofden oprecht dat zij door een leven van armoede en toegewijde vroomheid in staat zouden blijken de gevallene terug te voeren in Gods genade en te doen herscheppen in een engel des lichts. Hier zijn duidelijk Manicheïsche, Kathaarse invloeden bemerkbaar; misschien hebben wij hier zelfs te maken met een variant van opvattingen, die later ook terug zijn te vinden bij de sekte van de Vrije Geest (zie pag. 297). De Luciferanen hebben overigens geen sporen nagelaten. Degenen waar het Konrad van Marburg om te doen was, de Waldenzen, zijn hem grotendeels ontglipt; zij maakten daarbij een schrander gebruik van de chaotische toestanden in Kerk en wereld als gevolg van het pauselijk schisma. De machtsstrijd tussen pausen en anti-pausen, waarin heel Europa werd meegesleept nadat de Franse monarchie gekozen had voor de pausen in Avignon, begunstigde de kritiek van de Waldenzen op de ontaarding van het pausdom en maakte opnieuw velen ontvankelijk voor hun prediking. De Waldenzen hebben zich na de uitdrijving uit Lyon vrijwel in heel Europa, met uitzondering van Engeland, verbreid. In Spanje heeft de door Pedro ii van Aragon begonnen vervolging hen geheel uitgeroeid. In Duitsland maakten zij grote vorderingen. Zij hadden hier vooral de invloed ondergaan van de Lombardische Armen en hun leider Giovanni de Ronco, zoals blijkt uit hun bijnaam Runcarii, verduitst tot Rünkler. Ook de Duitse Waldenzen waren gestadig in beweging. Zij volgden daarbij eerst in grote trekken de opmars van de Duitse Orde en de Schwertbrüder in de heidense Slavische gebieden beoosten de Elbe.Ga naar voetnoot* Op de duur volgden zij een andere koers en trokken door Polen naar Moravië en Hongarije.Ga naar voetnoot1 Vooruitlopend op de wederwaardigheden van deze en andere Waldenzische groepenzij hier nog vermeld dat de Duitse Waldenzen in het begin hartelijke relaties met de Lombardische onderhielden; zij bezochten hun kerkelijke conferenties en steunden hen ook door geldinzamelingen. In de dertiende eeuw begonnen die hulp en ook de betrekkingen uit te slijten. De Duitse Waldenzen hielden nu hun eigen bijeenkomsten, bij voorkeur in marktsteden met veel vertier. Zij werden aanvankelijk niet streng vervolgd, alhoewel zij nu en dan in handen van inquisiteurs vielen die hen ofwel van Luciferisme ofwel van seksuele uitspattingen en vaak ook van beide beschuldigden. Aan het einde van de veertiende eeuw krij gen zij te maken met nieuwe verbeten ketterjagers als Peter Zwicker en Martin van Praag, die hun rijen bloedig hebben gedecimeerd.Ga naar voetnoot2 | |
[pagina 259]
| |
De vervolging in de Languedoc nam aldoor in felheid toe en heeft onder de Franse Waldenzen aldaar vele offers geëist. Inltalië keerde de opvolger van Innocentius iii, Honorius iii, die als een vreedzaam kerkvorst te boek staat, maar wel een nieuwe kruistocht lanceerde (het was de vijfde en zij liep fataal af), zich ook hardhandiger tegen de Waldenzen. Meer en meer werden de Waldenzen als ‘tegenkerk van Rome’ (Leff) teruggedreven naar ruwe bergstreken, vooral naar de Cottische Alpen, waar zij zowel aan Franse zijde (Dauphiné) als aan Italiaanse (Piedmont) een half ondergrondse existentie wisten op te bouwen. Het hooggebergte werd het geweldige fort waar zij tot op heden als ‘het Israël van de Alpen’ voortbestaan, met een heroïsche, half legendarische, altijd eerbiedwekkende geschiedenis, een sterk identiteitsgevoel en ongebogen weerstand tegen Rome, bij tijd en wijle door vorsten van staat en Kerk met niets ontziende wreedheid vervolgd. Op de lotgevallen van de onderscheidene groeperingen komen wij in later historisch verband terug. |
|