Ketters. Veertien eeuwen kettergeloof, volksbeweging en kettergericht
(1982)–Theun de Vries– Auteursrechtelijk beschermd14 Het dualisme in het Westen‘Manicheeërs’ hadden Europese bodem al betrekkelijk vroeg betreden; we hebben ze ontmoet op Sicilië, in Ravenna en Rome, zelfs in Gallië en Spanje. Het Katharisme in Italië en Frankrijk van de elfde eeuw was van deze eerste groepering geen restant of opleving. Men is het er nu wel over eens dat de Katharen, nazonen en -dochters van het Manicheïsch dualisme, hun inspiratie rechtstreeks vanuit Oost-Europa hebben ontvangen, derhalve van de Bogomilen en de Bosnische Kerk.Ga naar voetnoot2 Wij lopen op de lotgevallen van de Europese ketterijen in zekere zin vooruit als wij hier de kroniek van het dualisme voortzetten met de opkomst en wederwaardigheid van de exotische ketterij die Katharisme heet. Het was volstrekt niet de enige ketterbeweging in deze eeuwen (zie Boek drie: Het evangelie van de armen), maar wel een van de meest verbreide. De Katharen hebben zich in de meeste gevallen zelfstandig en gelijktijdig met die bewegingen ontwikkeld, hier en daar hun invloed doen gelden, soms contacten gehad. Hun opvlucht was van dien aard dat zij tenslotte de Kerk hebben uitgedaagd tot een kruistocht en een vervolging die hen heeft weggevaagd. Als de donkere Middeleeuwen wijken (waarop wij nog terugkomen), als de nieuwe landbouwtechnieken misoogsten en hongersnoden terugdringen, als de geslagen en geslonken bevolkingen weer gaan groeien, de steden tussen Loire en Rijn, Rome en Brugge uit hun diep verval ontwaken, handelsverkeer ontstaat, jaarmarkten worden geopend, de uitwisseling van goederen en geld begint, de | |
[pagina 188]
| |
Italianen met de macht van hun koopmansinstinct en de perfectie van hun bankierstechniek naar de Atlantische havens doordringen, worden de Zuidfranse steden in dit netwerk van economische verbindingen ongewoon rijk en ongewoon vrij: niet alleen rijp voor het opbouwen van een eigen cultuur, maar niet minder voor het ontvangen van een ‘eigen’ ketterij. Een heterodoxie die het onafhankelijk en anti-feodaal karakter van de stedelijke civilisatie in de Languedoc bevestigde, vaak versterkte; geestelijke afspiegeling van het vrijheidsbesef dat zich ook elders - in Noord-Italië, Vlaanderen, Zuid-Duitsland, de Champagne en het Rhônedal - met durf en hardnekkigheid deed gelden en daar in stad na stad de burgers aan de macht bracht. Dat in de schaduw van die vrijgevochten burgerijen jongere, economisch zwakkere broeders opgroeiden, dat die plebejers nu en dan met geweld moesten opstaan tegen hun heren als crisisjaren, uitbuiting en stakingsverboden hen al te pijnlijk drukten, kan de grote tendentie van deze tijd geen ogenblik te niet doen: in de elfde en twaalfde eeuw wordt de stad met heel haar handel en wandel een krachtcentrum van waaruit de feodaliteit al feller bestookt wordt.Ga naar voetnoot1 De Kathaarse ketterij wordt overgenomen wanneer dit proces zijn eerste spanningen en resultaten vertoont. Ze had, met name in Italië waar de klassenstrijd turbulente en soms bloedige vormen aannam, vele gezichten. Er waren Katharen die de psalmen en profetische boeken uit het Oude Testament hoog waardeerden, en niet de haat van de meeste dualisten tegen de joodse apostel Petrus deelden. De wieg van het Katharisme stond in Lombardije, maar ook in Toscane waren vroege gemeenten. De oude ‘Lombardische mark’ rondom Trevisano had een eigen bisschop, Marcus, die door de reeds vermelde ‘ketterpaus’ Niketa (Niquitas) vanuit de Balkan tot de ‘Tragurische’ richting zou zijn bekeerd. Een opponent vond Marcus in Petracus die Niketa van dwaalleringen beschuldigde. Het was het begin van ettelijke Kerken, ieder met een eigen hoofd. De Tragurische radicale dualisten vond men vooral rond Milaan, Verona en Desenzano. Een tweede sterke stroming was die van Concorezzo bij Monza, die ‘Bulgaarse’ trekken droeg. De Bogomilenbisschop Nazarii gaat door voor haar stichter; hij bracht zoals wij zagen het geheime boek van de Bogomilen, de Dialoog tussen Johannes de Evangelist en Christus, over het ontstaan van de wereld voor de Italianen mee.Ga naar voetnoot2 De dualistische beweging was hier zo sterk dat zij in 1173 een revolutie teweeg kon brengen, zoals Katharen vijftig jaar later in Rimini konden verhinderen dat de tegen hen afgekondigde sancties werden toegepast. In Viterbo bemachtigden zij zelfs in 1205 bestuursambten in de stedelijke ‘commune’. Het Italiaanse Katharisme omvatte tenslotte zestien Kerken, telde mettertijd ruim 1200 bisschoppen, en breidde zich bij voortduring uit in de richting van de Franse Languedoc, waar vooral de ‘Albanese’ (dat is de Tragurische richting) dochterkerken stichtte in Toulouse, Carcassonne en Albi. Bij vervolgingen in Frankrijk plachten vele Franse Katharen naar Lombardije uit te wijken. De Italiaanse Kathaarse Kerken leefden op een enkele uitzondering na in vrede met elkaar. De ketterpaus Niketa zou zowel tussen de Franse als Italiaanse Katharen grotere orde en eenheid hebben willen stichten. Zo vernemen wij van een Kathaarse synode in St.-Felix-de-Caraman (Toulouse), waar Niketa met bisschoppen en gemeenteleiders het ‘consilium’ vormde dat een streng dualistische | |
[pagina 189]
| |
gedragslijn invoerde. Op deze synode zou Niketa een aantal bisschoppen hebben aangewezen voor de gebieden waar Katharen woonden: Noord-Frankrijk, Albi (dat de naam Albigenzen voor de Katharen in omloop bracht), Toulouse, Carcassonne, de Val d'Aran en Comminges. Hij wijdde de nieuwe waardigheidsbekleders in met het consolamentum, voor zover zij vroeger een andere geloofsrichting toegedaan waren. Er wordt ook gezegd dat Niketa voor zijn zeven Kerken het voorbeeld gebruikte van de ‘zeven Aziatische Kerken’ uit de Openbaring.Ga naar voetnoot1 De Kathaarse leer verbreidde zich snel. In 1070 ontdekte men Katharen in Orléans onder de kanunniken van het klooster van het Heilig Kruis. Zij werden op een door koning Robert de Vrome bijeengeroepen concilie veroordeeld en vervolgens levend verbrand. In 1022 kwam de eerste groep Katharen in Toulouse op de brandstapel om, in 1045 een tweede te Chalon. In 1052 werden Katharen ontdekt in Duitsland, zelfs niet voor de eerste maal. Ze werden op bevel van keizer Hendrik de Zwarte in Goslar gehangen. In de twaalfde eeuw joeg de geestelijke Eckbert, later abt van het klooster Schönau, Katharen op in het Rijnland en gafze in Keulen over aan de wereldlijke arm, die ze in 1163 naar de brandstapel verwees. Katharen werden aangetroffen en vervolgd in Soissons, Vlaanderen, Zwitserland; ze waren evenzo de schrik van de bisschop van Luik en de kapittels van Reims en Vézelay.Ga naar voetnoot2 Katharen drongen zelfs door in Engeland, waar ze volgens de kroniekschrijver William van Newbury talrijk waren ‘als het zand van de zee’. De heilige Hildegard, beroemde en gestrenge Duitse ascete, abdis en mystica, die zich ook al inzette voor de bekering van de joden, riep in 1150 - voor iemand anders nog op de gedachte gekomen was - op tot een kruistocht tegen de Katharen en wilde daarbij hun bezit verbeurd laten verklaren, hoewel zij waarschuwde hen niet te doden - ‘ook zij zijn geschapen naar Gods beeld’.Ga naar voetnoot3 In de geschriften van een vrome Italiaanse klooster broeder worden de Katharen, wier Kerk wordt omschreven als ‘de dochter van Herodias’, op één lijn gesteld met heidenen, joden, Arianen, Saracenen en...de Duitse keizers.Ga naar voetnoot4 Er gingen meermalen geruchten, bij de toenemende vervolging van de Katharen, dat deze hulp zouden zoeken bij moslemvorsten. Blijkbaar waren de verhalen over de Paulicianen, die de bescherming van mohammedaanse emirs hadden gezocht, ook in het Westen doorgedrongen, terwijl anderzijds het bestaan van een islamitisch emiraat in Spanje een uitwijkmogelijkheid scheen te bieden voor Kathaarse vervolgden, en in elk geval een dienstig motief leverde voor beschuldigingen. De naam Katharen (de ‘reinen’) komt pas van lieverlede in zwang. In het begin bestempelden de theologische vaders, die voor het eerst vernamen van hun bestaan en leerstellingen, hen met de namen van oudchristelijke ketters: Manicheeërs, Arianen, Sabellianen.Ga naar voetnoot5 Het woord Katharen (waarvan ons ‘ketter’ is afgeleid) werd in de volksmond tot een scheldwoord, hoewel niet steeds en overal. In Noord-Frankrijk gaf men hun de namen Popelikani of Publikani (een verbastering van ‘Paulicianen’, de naam die door de kruisvaarders was verbreid), terwijl zij ook wel Bulgares of Bougres heetten, een naam die op de Bulgaarse oorsprong wijst en in de Franse Middeleeuwen de aanduiding werd voor onnozele, soms sinistere schavuit. Zij heetten in Zuid-Frankrijk vaak Albigenzen en soms Patarenen; op de synode van Reims werden zij weer verdoemd onder de naam Piphles | |
[pagina 190]
| |
of Pifli. Voorts noemde men hen Wevers (Textores, Tisserands), wat verwijst naar de verworteling van het Katharisme in de textielnijverheid en naar zijn verbreiding door reizende handwerkers. Zij zelf noemden hun leiders de Volmaakten (‘Parfaits’) en in de gemeenzame omgang de ‘goede lieden’, de ‘rechtschapenen’ - bonshommes, bonominiGa naar voetnoot1. De mythologie van de Katharen in haar algemeenheid vertoont vaak dezelfde elementen als die van vroegere Manicheïsche sekten; voorop staat het dubbele principe van de Goede en de Boze God, van wie de laatste de wereld heeft gewrocht die de eerste volslagen vreemd blijft, het rijk waar Christus geen plaats vond om zijn hoofd neer te leggen en dat voor de gelovige een plaats is die weerzin en haat wekt.Ga naar voetnoot2 Curieus is voor dualisten het aanvaarden van de volledige bijbel, zoals bij de begaafde ketterbisschop van Bergamo, Johannes de Lugio, die in de dertiende eeuw bij de volle ontplooiing van de ketterij zijn Boek van de Twee Beginselen schreef, waarin hij voor het overige het strengste dualisme predikte en de Kerk van Concorrezzo wegens haar gematigde houding aanviel. De Lugio aanvaardde niet slechts het Oude en het Nieuwe Testament, maar meende dat Johannes de Doper, door de meeste Katharen gesmaad, alsook de joodse aartsvaders als godsknechten moesten worden vereerd.Ga naar voetnoot3 Zijn boek bewijst dat hij goed kennis had genomen van de rechtzinnige scholastiek, en is dan ook eerder logisch-filosofisch dan mythisch opgebouwd. Zo bijvoorbeeld in zijn afwijzing van de vrije wil op grond van het feit dat God alwetend is; het werd onvermijdelijk dat de engelen zouden vallen en in duivelsknechten herschapen, omdat God hun de volmaaktheid - de mogelijkheid om het kwade niet te doen - had onthouden. Aangezien God echter nooit kan gelden als oerbeginsel van het kwaad, moet er naast hem wel een tweede beginsel bestaan. Zo moet God zelf dulden wat hij niet wil. Blijft het onweerlegbare dualisme: twee werelden, de ene geestelijk en goed, met de volkomen geestelijk gedachte creatie van de hemelen; de andere aards, materieel, boos, met als enig lichtpunt de in de lichamen vastgeklonken zielen van de door Satan misleide engelen, die straks zullen ontsnappen...Ga naar voetnoot4 Hebben wij nu in de Kathaarse gemeenten en kernen een autonome nieuwe Kerk te zien, zoals de Bosnische er een was? De tijdgenoten in West-Europa zagen die alternatieve ketterkerk met eigen bisschoppen en geestelijken ontstaan, waarover in clericale kringen eerst met afschuw werd gesproken, tot er hardere reacties volgden. Was het Katharisme ook werkelijk een variant van het christendom? De geschiedschrijvers van het Katharisme zijn het daarover met elkaar niet eens. De betekenis die Christus voor de Katharen had was niet, als in het katholicisme, een beslissende, centrale, samenhangende met Logos- en Drievuldigheidsmystiek, maar nagenoeg incidenteel, occult of gnostisch gekleurd (zie pag. 58). Toch verkondigden de Katharen dat zij het ware christendom bezaten, dit in tegenstelling tot de leer van ‘de roofgierige wolven, huichelaars en verleiders die zo graag op de marktpleinen worden begroet...en die zo graag meester en rabbi worden genoemd, in strijd met Christus' gebod, mannen in kostbare gewaden en met dikke ringen, wat Meester Jezus niet heeft voorgeschreven...’Ga naar voetnoot5 Bij de Katharen derhalve een uitgesproken besef van eigen superieur priesterschap, wat des te dieper moest wortelen toen zij in de dertiende eeuw | |
[pagina 191]
| |
tot de machtigste ketterbeweging in Europa uitgroeiden. Zij voelden zich dan ook de brengers van de ware Kerk der apostelen, waar tegenover de katholieke stond als een vervalsing door duivelshanden.Ga naar voetnoot1 Er is van verscheidene kanten gewezen op de onmiskenbare verering van het licht door de Katharen: het blijkt uit hun erediensten die naar het Oosten waren gericht, en bovenal uit de manier waarop zij hun beroemde vesting Montségur hadden ingericht. Het beroemde kasteel in een uithoek van de Pyreneeën zou in de eerste plaats zijn bedoeld als zonnetempel, en werd pas door de kruistocht tegen de ketters voor hen een fort.Ga naar voetnoot2 Enkele commentaren gaan nog verder: men wil zelfs de hele minnepoëzie van Zuid-Frankrijk, de magnifieke creatie van de troubadours in de even bloeiende als autonome ‘Occitanische’ beschaving, als een verkapte uiting van Katharisme zien. De vleselijk vereerde Dame van de ‘vinders’ zou niet anders blijken dan de goddelijke Wijsheid, respectievelijk de Kathaarse Kerk. Feitis dat vermaarde troubadours, waaronder vrouwelijke, Katharen zijn geweest of in sterke mate tot het dualisme neigden.Ga naar voetnoot3 De theorieën over de lichtaanbidding van de Katharen en van hun dichterlijke beeldspraken in de Zuidfranse minnepoëzie werden zelfs aanleiding tot een nieuwe mythevorming, als zou bijvoorbeeld Montségur eigenlijk het kasteel van de Graal geweest zijn, waarbij alle occulte en magische samenhangen en coïncidenties worden vermeld. Sterker nog: de ingewijden aldaar zouden onmiskenbaar ‘nordische’ kenmerken hebben vertoond; historische personen zouden kunnen worden herkend in figuren uit de Graalsage.Ga naar voetnoot4 De haat tegen het katholicisme en de excessen van de Inquisitie tegen deze ingewijden hebben in dit geval sommige bewonderaars van de Katharen meegesleept tot een gevaarlijke, ‘Arische’ romantiek...Ga naar voetnoot5 De sociale achtergronden van het Katharisme tekenen zich veel minder scherp af dan bijvoorbeeld bij de Bogomilen. Ze hebben de hele Languedoc doordrongen en stonden, toen de grote vervolging uitbrak, klaar voor het overdragen van hun leer in Spanje. Het blijkt dat in de praktijk alle lagen van de ridderlijk-burgerlijke Occitanische maatschappij door het Katharisme zijn aangeraakt. In de grote steden zouden zij vooral veel weerklank hebben gevonden omdat de katholieke geestelijkheid daar én in getal én in herderlijke ijver tekortschoot. De reizende Volmaakten preekten het in weggedoken gehuchten, zo goed als in de kastelen van de landsvorsten en in de elegante woningen van de stedelijke bourgeoisie. Die burgerij had op dat ogenblik in voornaamheid en bezit maar één evenknie, de Vlaamse, en net als deze stond zij pal tegenover de expansiedrang van de Franse koningen en de Noordfranse adel. Zij was geciviliseerd, zij leefde bont en ruim, en er kan van hen met ere worden gezegd dat zij in hun midden joodse kolonies toelieten, die voor de economie van de Provence van eminent belang waren.Ga naar voetnoot6 De grondslag van deze economie werd ook ten dele gevormd door Kathaarse zakenlui (men zou hen niet in de eerste plaats verwachten), welke zo min als de boeren veel revolutionaire neigingen vertoonden, al moeten wij het hele verschijnsel van een doortastende en gezeten burgerij onder het aspect van de maatschappelijke vernieuwing zien. De Katharen onder hen waren er evenzo op gebrand markten te ontwikkelen, de weefnijverheid aan te moedigen, de geldom- | |
[pagina 192]
| |
loop te verlevendigen en in kapitaalbezit een middel te zien waarvan men de ‘Parfaits’ die zelf niet werkten, kon onderhouden. De grote activiteit van de burgerklasse in deze eeuwen en daarmee van hun Kathaarsgezinde leden doorbreekt met succes geboortevoorrechten en bevordert ideeën van gelijkheid en wat wij inspraak zouden noemen. Toch kon voor de Kathaarse bourgeois de economische ondernemingslust niet anders zijn dan een concessie aan het tijdelijke. Zij wisten immers dat de wereld van de materie, het bedrijf en de leenbank een schepping waren van de Kwade - dat in deze materie tegelijk een menselijke slavernij besloten zat en dat het ideaal van de ziel ergens anders lag. De Volmaakten - ook al profiteerden zij van de gaven der geldverdienende sympathisanten - vermeden persoonlijk volstrekt de aanraking met deze Satanswereld, zij het dat die de gedaante aannam van een vrouw, van vleesspijzen, van alcohol of van een buidel met goudstukken.Ga naar voetnoot1 Zonder enige twijfel hebben wij hier weer te maken met een in de ketterijen vaak terugkerende inwendige, sociaal bepaalde, vaak onvermijdelijke tegenstrijdigheid. Het feit neemt niet weg dat de Katharen ondanks deze interne ongelijksoortigheid op hun tijdgenoten een indruk van grote ernst en ingetogenheid maakten, dit in duidelijke tegenstelling tot de lichtheid en liberaliteit van zeden die de katholieken bij stijgende welvaart eigen was. Ascese en ketterdom gingen samen; aanwezigheid van de eerste werd, vooral bij vrouwen, dikwijls gezien als een aanwijzing voor het tweede. De Katharen waren in hun meerderheid kuis, wezen illegale liefdesverhoudingen af en oordeelden - als het om de strenge principes van de Volmaakten ging - over het huwelijk als een vloekbaar instituut van de voortplanting, dat wil zeggen de verlenging van de menselijke misère...Werden Katharen op grond van hun zedelijke strengheid door tegenstanders soms voor huichelaars gehouden die er geheime uitspattingen op na hielden, er waren blijkbaar toch ook vele Katharen, alledaagse gelovigen, die de geslachtslust als zodanig ontkenden noch ontweken, mits er maar geen kroost uit voortkwam.Ga naar voetnoot2 Maar over de hele linie beschouwd werden zij toch in hun levenspessimisme door de onbekommerde katholieken met weifelend respect gewogen en te licht bevonden... |
|