Ketters. Veertien eeuwen kettergeloof, volksbeweging en kettergericht
(1982)–Theun de Vries– Auteursrechtelijk beschermd12 ‘Een beerput van ketterijen’Het Bogomilisme heeft op de Balkan, veelal uit Macedonië, een sterke uitstraling verkregen. Een van de eerste haarden van het ketters dualisme was al sinds de twaalfde eeuw Servië, waar de Bogomilen bekend stonden als ‘Baboeni’, naar een Macedonische landstreek. De zjoepan of vorst van Servië, Stefan Nemanja, vond in hun zendingsijver een reden om ze te lijf te gaan. Hij was orthodox-gelovig en de vader van een later heilig verklaarde zoon, Sava, die hem aanmoedigde de ketters eerst per concilie en vervolgens door hardere maatregelen, brandstapel en verbanning te treffen. De Bogomilen weerden zich met de wapens. Pas in een bloedige veldtocht konden zij vernietigd worden.Ga naar voetnoot2 De ketters keerden als zo vaak terug met de komst van een latere vorst, Stefan Doesjan (veertiende eeuw), die echter als zijn voorgangers tegen de Baboeni ijverde, zowel met wetsvoorschriften, gruwelijke lichamelijke afstraffingen alsook weer verbanning. De maatregelen werden ongetwijfeld genomen toen Doesjan zijn rijk tot in Macedonië en Bosnië zocht uit te breiden, waar het Bogomilisme welig tierde. In het laatste land alsook in Herzegowina (het ‘hertogsland’) was juist de radicale richting in het dualisme, dat van Dragovitsa, binnengekomen. Ook daar werden de Bogomilen Baboeni genoemd, soms ook - naar de centra die zij bewoonden - ‘torbetsji’ of ‘koedoegéri’,Ga naar voetnoot3 terwijl zij in West-Europa vaak werden aangeduid als Patarenen. (In Noord-Italië was al vóór de Bosnische een volksbeweging bekend onder de naam van La Pataria, die een radicale kerkzuivering nastreefde.Ga naar voetnoot4 Zie het volgende hoofdstuk.) De Bosnische ketters hebben in tegenstelling tot die in Bulgarije een eigen Kerk kunnen stichten, de autocefale, dit is autonome ‘Kerk van Slavonië’. Ze bleef bij voorkeur het karakter behouden van een Kerk voor het volk, sterk toegewijd aan de idealen van armoede en ascese, en bestempelde zichzelf graag als de Kerk van de ‘goede christenen’. Dezen richtten ook hun gemeenschappen in zoals zij zich de oudste christengemeenten dachten, en ook bij hen stonden de vrouwen in ere en hadden zij dezelfde rechten als de mannen. Verschillende gemeenten kweekten vaak verschillende religieuze praktijken, maar zij allen werden tezaam gehouden door hun onvervalst Manicheïsme. In de dertiende eeuw | |
[pagina 176]
| |
Stefan Nemanja, heerser en monnik, presideert de Servische staatsraad. Wandschildering uit de veertiende eeuw, St.D mitri, Peć.
Stefan Doesjan (1331-1355), enkele jaren nadat hij de keizerstitel aannam. Wandschildering uit de veertiende eeuw, klooster Lesnovo, Macedonië.
| |
[pagina 177]
| |
zou zelfs de ‘paus’ van alle (neo-)Manicheïsche sekten en kerken, Niquitas of Niketa, in Bosnië hebben gezeteld.Ga naar voetnoot1 Inmiddels leverde het feit dat in Bosnië en Hoem (Herzegowina) ook nog katholieken en orthodoxen woonden voor de heersers aldaar grote problemen op. Die problemen raakten uiteraard verstrikt met de tumultueuze machtsstrijd die er in de Balkan plaatsvond. Het katholieke Hongarije en het orthodoxe Byzantium vonden in hun geloofsgenoten in Bosnië en Hoem overtuigde partijgangers. Het nieuwe Servië van Stefan Nemanja was orthodox, zodat de orthodoxen in de aangrenzende Slavische gebieden hem min of meer als hun voorvechter beschouwden, wat de politieke verwikkelingen nog vergrootte. Het was een goede reden voor de Ban van Bosnië, Koelin, die in 1180 aan de macht kwam, om de groeiende Bogomilse ketterij welwillend tegemoet te treden. Het voorbeeld werd, iets minder geestdriftig, gevolgd door zijn zwager, de vorst van Hoem. De Bosnische Kerk profiteerde van de opkomende godsdienstige en politieke troebelen, waarin ook de paus van Rome zich mengde, dit tot groot ongenoegen van de Slavische heersers. Zij volhardden in hun ketterse houding en dat temeer toen Rome de koningen van Hongarije tegen hen in het geweer trachtte te brengen. De door Nemanja ver bannen Bogomilen werden in Bosnië hartelijk ontvangen; hun leer verbreid de zich snel. Ban Koelin was ten overvloede op de katholieke Hongaren gebeten omdat zij zijn ook al ketterse zuster, weduwe van de vorst van Hoem, hadden verdreven en haar landen geannexeerd.Ga naar voetnoot2 De paus - tijdens Koelin was het Innocentius iii die ook de beruchte kruistocht tegen de Katharen zou afkondigen (zie pag. 204) - beschouwde de koningen van Hongarije steeds als eigenlijke suzereinen van Bosnië. Hij eiste in 1200 van koning Imre dat hij een veldtocht tegen Ban Koelin zou openen om hem tot het ware geloof terug te brengen en de ketterij in Bosnië uit te roeien. Imre kon pas in 1202, toen de Balkan vol was met Latijnse kruisvaarders, aan de pauselijke oproep gehoor geven. In dat jaar rukte hij met een groot leger tegen Koelin op, die het hoofd al gauw in de schoot legde. Hij en de Bosnische adel zwoeren ten overstaan van de Hongaarse monarch hun Baboenisme openlijk af. Zij erkenden Rome's oppergezag in theologische zaken (alhoewel er over dogmatiek verder niet werd gesproken), aanvaardden katholieke priesters, beloofden herstel van kerken en altaren, invoering van biecht en boetedoening en de Romeinse kerkelijke kalender, alsook de verplichting minstens zevenmaal per jaar ter communie te gaan en geen ketter onderdak te verlenen.Ga naar voetnoot3 Het betekende niet dat er ook werkelijk tegen de ketterij werd opgetreden. Onder Koelins zoon Stefan raakten de banden met Hongarije losser, zoals ook in het land van Hoem, waar de koning van Hongarije verdrongen werd door een inheemse en ketterse magnaat, Peter. Een nieuwe kruistocht scheen geboden. De katholieke geestelijkheid had er ook al een leider voor gevonden, een in Hongarije wonende, verarmde Byzantijnse prins, Johannes Angelos, wiens moeder Hongaarse was. Hij kreeg zelfs een geldelijk voorschot op zijn leiderschap, waarmee hij - ondanks een boze brief van de paus - ‘uit de geschiedenis verdween’.Ga naar voetnoot4 Er werd hierna nog slechts weifelend van kruistochten tegen de Baboeni gewaagd. De Bosnische Kerk floreerde inmiddels op een wijze die haar veroorloofde in de landspolitiek in te grijpen. In 1232 stelde zij, na het bewind van Stefan tot | |
[pagina 178]
| |
een kleine provincie te hebben beperkt, een volslagen ketterse Ban aan, Matvej Ninoslav. Onder hem kreeg de Bosnische Kerk de positie van staatskerk. Het had ten gevolge dat Ninoslav doorlopend bloot stond aan de aanvallen van roomse en Hongaarse zijde, maar de dans van onderwerping en bekering ontsprong doordat de Hongaren in 1241 een inval met lange, rampzalige gevolgen van de Mongolen moesten doorstaan. De Mongolen hadden zich in het begin van de dertiende eeuw onder de fabuleuze veroveraar Dzjingis Khan tot een wereldmacht ontplooid, die vanuit Oost-Azië tot in de Balkan wist door te stoten (zie pag. 323). Bosnië en Hoem bleven ketters. De heersers begunstigden de Baboeni op velerlei wijze, tot Hongarije zich van de Mongoleninval had hersteld en de suzereiniteit over Bosnië hernam. Toen Ninoslav in 1250 stierf, grepen zij opnieuw in: zij scheurden Bosnië in tweeën, het noorden kreeg een vorst vanuit Boedapest, het zuiden verviel aan de katholieke adel. De Hongaren begonnen weer bloedige kettervervolgingen in te zetten, daarbij aangemoedigd door Rome, dat tevens - met het doorluchtig voorbeeld voor ogen van Cyrillus en Methodius, de Slavenapostelen - Slavisch sprekende franciscanen als missionarissen naar Bosnië zond. Het kon het voortbestaan van de Patarenen niet in gevaar brengen.Ga naar voetnoot1 Toen in de veertiende eeuw de ‘grote’ Bosnische heerser Stefan Kotromanitsj verscheen, onder wie het land een lange en welvarende reeks vredesjaren beleefde, was er van vervolging geen sprake meer, hoewel Kotromanitsj, orthodox geboren, tot het katholicisme bekeerd was. Door paus Johannes xxii aangezet om de ketterij uit te rukken, was hij al lang voldaan omdat de twisten tussen franciscaanse en dominicaanse paters over het recht van inquisitie een dergelijke vervolging onuitvoerbaar maakten. Alleen de angst voor de even ‘grote’ Servische, orthodoxe Stefan Doesjan dreef Kotromanitsj in de armen van Rome, zodat hij de franciscanen tenslotte moest toestaan zijn onderzaten zoveel doenlijk te katholiseren. De tijd scheen er rijp voor te zijn; er werden veel bekeerlingen gemaakt. De Bosnische ketters ging het opnieuw voor de wind onder Stefan Tvertko i die zich vanaf 1376 ‘koning van Servië, Bosnië en de kustgebieden’ noemde. Hij was orthodox-gelovig, maar liet de Patarenen met rust, wat de ketters de kans bood hun Kerk voor de zoveelste maal uit te breiden. Alle beroepen van de pausen te Rome, al hun nu volgende excommunicaties konden geen demping teweegbrengen van de ‘beerput aller ketterijen in de wereld’.Ga naar voetnoot2 Tvertko i verhief Bosnië tot een toppunt van macht, vlak voor de Turken de Balkan binnendrongen en er nieuwe dynastische troebelen begonnen. De Patareense Kerk noemde zich voor en na de Kerk van het eenvoudige volk. Het feit dat het district van de grote zilvermijnen in Bosnië en vrijwel heel Herzegowina een Bogomilsgezinde bevolking bezat, had de ketters tamelijk onaantastbaar gemaakt, ook voor de franciscaanse inquisiteurs die het pleit van de dominicanen gewonnen hadden. Daarin kwam verandering toen de Turken zich vertoonden en de Bosnische koning Thomas tegen hen de hulp inriep van de Hongaren. Voor de Patarenen begon daarmee tevens de grote vervolging. De Bosnische dualisten haatten het katholicisme als ‘buitenlandse religie’ zozeer dat zij inderdaad liever | |
[pagina 179]
| |
Turken die tegen Byzantium oprukken. Vijftiende-eeuwse houtsnede. Foto Universiteitsbibliotheek Utrecht.
Byzantium, naar Hartmann Schedels Liber Chronicarum (1493) Foto Universiteitsbibliotheek Utrecht.
| |
[pagina 180]
| |
de Turken zagen komen. Nadat Bosnië in 1463 gevallen was voor de troepenmacht van sultan Mohammed de Veroveraar, zijn vele Bogomilen-Patarenen tot de islam overgegaan. Alleen het kleine orthodoxe staatje Montenegro bleef achter zijn hoge bergen permanent gespaard voor de Turkse verovering. Er was voor die overgang nog een andere, vitale reden. Onder de dualisten bevonden zich talrijke leden van de kleine adel die hun landgoederen alleen mochten behouden als zij de islam omhelsden. Het betekende een voorbeeld voor talrijke eenvoudigen; aan het einde van de vijftiende eeuw was Bosnië al mohammedaans.Ga naar voetnoot1 Een van de merkwaardige loten van het Bogomilisme is tenslotte zijn overplanting naar Russische bodem, in het vorstendom Kiev, de wieg van de Russische staat. Het Bogomilisme kwam in Rusland mét het proces van de feodalisering; het was in sterke mate gemengd met sociale revoltes en anti-orthodoxe bewegingen, die zelfs hier en daar in onverbloemd anti-christelijke oversloegen. De oude Russen waren heidenen, met een veel godendom (hemelvader, aardemoeder, zonnegod, dondergod, kuddebewaarders) dat zich slechts met weerzin, vaker met haat, tegen de nieuwe Ene God met zijn prachtlievende, uit het buitenland geïmporteerde erediensten keerde. Het Manicheïsme met zijn twee goden schoot dan ook gemakkelijker wortel. Wel bleef het veelal gepaard gaan met primitieve heidense voorstellingen, dierenoffers en een cultus van de (tot demonen geworden) zielen van de voorvaderen.Ga naar voetnoot2 Wat de Bogomilen blijkbaar ook aanvaardbaar maakte voor de Russen was het feit dat zij zich hier en daar presenteerden als ‘tovenaars,’ die opzienbarende voorspellingen deden, alle met een sterk anti-Byzantijnse strekking.Ga naar voetnoot3 Het Bogomilisme had invloed tot onder de hoogste geestelijkheid: Fjodor, bisschop van Rostov, werd Bogomil en als zodanig door de synode van Kiev (1169) uitgestoten. De maatschappelijke werking van het Bogomilisme in Rusland nam op onrustbarende wijze toe, zodat er van de orthodoxe clerus al meer waarschuwingen tegen de ketters begonnen uit te gaan. Bogomilse geschriften kwamen op de zwarte lijst en de Russische geestelijkheid hanteerde tegen hun invloed ook het anti-Bogomilse Vertoog van de Bulgaarse priester Kosma. Het is dit Bogomilisme geweest dat in de oude ‘Kiëver Rus’ lange tijd de haat van het arme, overheerste volk tegen een bevoorrechte kerkelijke hiërarchie - afbeeldsel van de Byzantijnse - in leven gehouden heeft.Ga naar voetnoot4 |
|