Ketters. Veertien eeuwen kettergeloof, volksbeweging en kettergericht
(1982)–Theun de Vries– Auteursrechtelijk beschermd9 Het rijk van SatanBogomilen worden voor het eerst vermeld onder tsaar Peter van Bulgarije. In het midden van de tiende eeuw zijn ze al tot een sterk verbreide sekte uitgegroeid, wier leerstellingen ook over de grenzen van Bulgarije beginnen te dringen, om zich straks zelfs in Byzantium te nestelen en in gewijzigde, maar duidelijk herkenbare vorm te verschijnen in andere Balkanstaten, daarna ook in Noord-Italië en Zuid-Frankrijk.Ga naar voetnoot2 Hoewel soms vermoed werd dat de ketterij een beweging was van ‘godsvrienden’ (Bogo-milen), staat het nu vrijwel vast dat het stichterschap teruggebracht kan worden tot een ketterse pope, Bogomil (de ‘godgevallige’), in sommige Russische geschriften ook Jeremia genoemd. Wij kennen hem uit het befaamde vertoog (Beseda) tegen de ketters van de presbyter Kosma, Grieks Cosmas, die omstreeks 970 tegen hem en zijn beweging schreef. Dat was juist in de periode waarin Bulgarije door vorst Svjatoslav van Kiev werd overvallen en deels bezet, anderzijds keizer Johannes Tzimiskes zijn herovering van dat land begon: een tijdbestek van weedom en onveiligheid, waaronder de ketterij floreerde. Kosma kent de ketters nog niet onder de naam Bogomilen; die komt pas op in de elfde eeuw.Ga naar voetnoot3 Het Bogomillsme kwam niet alleen in een hoogst bewogen tijd, maar ook in een periode toen de Slavische staat naar Byzantijns voorbeeld werd ingericht. De hoge geestelijkheid bezette er sleutelposities. In Preslav zetelde een eigen Bulgaarse patriarch. Met de bojaren mee vormden de kerkheren de ene grote sociale vleugel: die van de meesters in het land. De andere vleugel was simpel die van de knechten, stedelijke plebejers, maar vooral boeren en lijfeigenen, degenen die als elders alle lasten van het gemenebest droegen, tot en met de militaire, en daarbij nog opgetrommeld konden worden voor de aanleg van forten en bruggen, het bouwen van wegen en kerken...Demeeste boeren waren verstoken van grondbezit; dat was grotendeels in handen van de adel, de kerk en de vele kloosters die al tijdens tsaar Boris uit de grond waren geschoten. Het feodale beeld van vrije en horige armoede wordt dan ook voltooid door dat van de gebruikelijke overdaad en hoogmoed waarin bojaren en geestelijken leefden. Zij hieven tienden en cijnzen, behielden in oorlogstijd het leeuwedeel van alle buit en dreven in vredestijd een uitgebreide handel met vee en veeprodukten op Byzantium. Zelfs Kosma moet in zijn ijver tegen het Bogomilisme erkennen dat het bestaan van | |
[pagina 162]
| |
de kerkvorsten zich in niets van dat der wereldheren onderscheidt: ook bij hen de paleizen, de prachtgewaden, de zware maaltijden, de sleep van dienstvolk, de fraaie paarden, hun omgang met het volk getypeerd door aanmatiging en gewelde.Ga naar voetnoot1 Bulgarijes heersende moraal was die van de meesters. Er waren veel godsdienstonderwijzing en veel moraliserende geschriften, zoals die van Johannes de Exarch, Peter de Monnik of de beroemde Klement van Ochrid, een discipel van Cyrillus en Methodius, die ook psalmen heeft gedicht. In de preken van Klement wordt de kleine man vooral gewezen op zijn plichten: onderschikking aan Gods wil en Gods vertegenwoordigers op aarde, de Kerk en de tsaar, de wetten, de klassenordening die van hogerhand is gedecreteerd. Armoede en rijkdom, zo vernemen we daar, zijn uitvloeisels van een natuurtoestand. Armoede mag lastig zijn, rijkdom is zeker geen kwaad, gezien het voorbeeld van de vrome aartsvader en herdersvorst Abraham. En - de wereld waarin wij leven, Gods creatie, moet tegelijk worden geëerd als een wonder van volmaaktheid. Het is 's mensen zondeval in het paradijs die alle sociale euvelen, lijden en misdaad in de wereld gebracht heeft.Ga naar voetnoot2 We hebben hier te maken met de gebruikelijke wilsoplegging van de maatschappelijk sterken aan de zwakken, die het kenmerk is van de middeleeuwse sociale kerkmoraal. Die moraal had nooit een meeslepend succes; ook niet in het oude Bulgarije. Er rees een geest van gekrenktheid en verzet onder de grote massa, en met deze opstandigheid een grondige twijfel aan de waarheid van wat Kerk en staat-de eerste in uitermate subtiele dogmatische bespiegelingen - verkondigden. Opstandigheid huldezich ook hier in het kleed van de radicale theologische oppositie.Ga naar voetnoot3 De ketterij in Bulgarije heeft twee wegen tegelijk bewandeld: een dogmatische en een maatschappelijke. Wat er aan heterodoxe voorstellingen aan het licht kwam, droeg een dualistisch, ‘Manicheïsch’ merk. De aarde werd gezien als duivelswerk, zij kon nooit de schepping zijn van een goede God. Satan was het die demensen schiep, en met hen de heerschappij, meesters en slaven; lijden en plagen van de mindere man zijn door deze Satan op het mensdom losgelaten. De Boze, kortom, is de vorst van deze wereld. God is ver - ‘Bog djalok’ is een steeds terugkerende Slavische volksklacht - en vrijwel onbereikbaar is zijn hemel met engelen en goede geesten. Moet men dan de priesters, diakenen en metropolieten niet haten? Zijn zij nog Gods dienstknechten, hebben zij hun voorrechten van God of van Satanaël? Is deze wereld niet een poel van verderf in plaats van een model van volmaaktheid? Vragen als deze maken de uitspraken van Kerk en clerus voor veel mensen feilbaar en twijfelachtig; riten en symbolen verliezen hun heilige zin en worden zelfs bedrieglijk. Het Bogomilisme als volksbeweging verscheen in een wereld vol oorlogsmoeheid en kommer, na de kostbare en lange oorlogvoeringen van tsaar Symeon en de verwoestende machtsconflicten van de bojaren onderling. De oorlogen waren uitgelopen op een reeks hongersnoden en epidemieën; dit alles verergerd door jaren waarin droogte, branden en overstromingen elkaar afwisselden. Het was het uur voor de pope Bogomil om te spreken van een nieuw geloof, wat niet wil zeggen dat hij daarbij niet op oudere geloofsverkondigingen teruggreep. | |
[pagina 163]
| |
Beeldenstrijd in Byzantium.
De iconoclastensynode van 815 gelast een afbeelding van Christus over te kalken. Beeldenstrijd in Byzantium.
Beeldenvereerder patriarch Nikephoros (806-815) zet de voet op de nek van de iconoclast patriarch Johannes Grammaticus. Uit het psalterium van Chloedov, negende eeuw. | |
[pagina 164]
| |
Op de Balkan spookten ze rond, de denkbeelden van Paulicianen en Messalianen, zoals wijze in voorgaande hoofdstukken hebben leren kennen, en waarin de erfenis van de gnostiek, van Mani en Marcion nieuw leven kreeg. Bogomil was in hoge mate ontvankelijk voor de opvatting van de materie als duivelscreatie, van alle wereldse macht als duivelsuitzaai en van de Kerk en haar dragers als onnutte instellingen. Dat gold zowel voor de Griekse als de Latijnse orthodoxie, wier hoofddragers beide invloed op de Bulgaarse tsaren probeerden te verwerven. Geen priesters en schriftgeleerden meer! Elk mens kan en moet zelf de Schrift kunnen lezen en vertolken; dat is een grondbeginsel van het Bogomilisme. De vrijheidlievende en egalitaire Paulicianen hadden in Bulgarije bij de eenvoudigen weerklank gevonden, vooral tijdens de strijd om de beeldendienst in Byzantium. Ze hebben ongetwijfeld de weg voor het Bogomilisme helpen banen, zoals het overgeplante Messalianisme nieuwe wortel geschoten had onder de kloosterbevolking. De ‘bidders’ hadden de strijd met de demon in de mensenziel aangebonden en aldus de mogelijkheid geschapen tot verlossing uit de boze materie. Deze leerstellingen, vooral langs de Byzantijns-Armeense handelswegen voortgedragen, kunnen Bogomil niet onbekend gebleven zijn.Ga naar voetnoot1 En dan was er tenslotte als invloed ouder dan de twee genoemde dualistische stromingen, het heidendom dat onder de Bulgaars-Slavische boeren in allerlei praktijken voortleefde, zowel in de volksverbeelding, de sproken, als in geloof aan woud- en watergeesten, amuletten en orakels, vuurdiensten en ander onuitroeibaar bijgeloof, dat tsaar Boris na zijn doop met harde en vaak bloedige hand had proberen uit te roeien. Het Bogomilisme heeft met graagte vele apocriefe legenden aanvaard en ze met populaire voorstellingen doorweven, die door de orthodoxe hiërarchie werden verworpen en bestreden. Zo kreeg het Bogomilisme het karakter van een volksreligie. Het steunde bij zijn denkbeelden over God, mens en wereld bij voorkeur op de hierboven aangeduide apocriefen, zoals het Evangelie van Johannes, ook bekend als het Geheime Avondmaal, dat in de twaalfde eeuw onder de aanhangers van Bogomil ruime verbreiding vond. Het bevat een menigte dualistisch gekleurde fantasieën en mythen aangaande engelen, reuzen, Mozes en de profeten.Ga naar voetnoot2 Volgens de Bogomilen was er oorspronkelijk maar één God - de goede - die het mateloos heelal van zeven hemelen en de vier grondelementen - vuur, water, lucht en aarde - schiep. Deze God regeerde het heelal met hulp van zijn oudstezoon Satanaël (het achtervoegsel -el wijst op goddelijke afkomst) en een legioen van engelen, totdat Satanaël zijn vader om diens onbegrensde macht begon te benijden en hem voorbij wenste te streven - het begin van alle kosmische misère. De opstand van Satanaël en zijn uittocht met de ongehoorzame engelen betekende zijn val: hij en de zijnen werden, beroofd van pracht en kronen, op aarde neergesmeten. Overigens behield hij daar zijn scheppingsmacht: hij bouwde rond de aarde een nieuw imperium op met hemellichamen, zeeën, dieren en planten, en als slotstuk - ‘naar zijn evenbeeld’ - de mens. Het is de tweeledige mens, man en vrouw, Adam en Eva, wier lichamen Satanaël wel kon scheppen, maar wie hij geen levensgeest kon inblazen. Hij moest God de Vader daartoe om hulp smeken, wat deze in ontferming met de gevallen eersteling tenslotte toestond. Zo kreeg de mens adem, ziel en levensgeest van de goede God, die er ook | |
[pagina 165]
| |
Onderwijzing in het evangelie. Een van de oudste manuscripten in glagolitisch schrift. Codex Assemanianus, Macedonië, tiende of elfde eeuw.
| |
[pagina 166]
| |
de zeggenschap over hield, zoals al wat materie en lichaam was tot Satanaëls domein bleef behoren. Als een volstrekt despoot beheerst Satan zijn rijksgebied. Soms heet hij ‘Samaël, de gevallen engel’, soms de ‘trouweloze rentmeester’ (Lukas 16); hij is het die Christus in verzoeking brengt door hem zijn schatten aan te bieden boven op de Satansberg (Matth. 4:8-9). Zijn bewind zal duren tot de wederkomst van Christus hem en zijn aanhang in de hel zal storten, waar alle zondaars hem zullen volgen. Christus, Gods jongste zoon, wordt in dit kosmisch drama soms door de Bogomilen vereenzelvigd met de aartsengel Michaël, ‘de engel van de goede raad’ die alle hemelse machten zegevierend aanvoert.Ga naar voetnoot1 De rechtvaardigen op aarde - te weten allen die de leer van Bogomil hebben aanvaard - worden terzelfdertijd opgenomen in het paradijs... Op Satans domein werken allerlei duivelse machten: een ervan is de clerus. Het was een Bogomils idee die de geplaagde massa grif aannam. De Byzantijnse theoloog Euthymius Zigabenus, die ten dienste van keizer Alexios i Komnenus een werk over eigentijdse ketterijen schreef, heeft daarin ook de haat van Paulicianen en Bogomilen tegen de geestelijkheid met horreur vermeld. De Bogomilen predikten dezinloosheid en overbodigheid van de ‘blinde farizeeërs’ die heersten over de Kerk. Dat er ten overvloede priesters waren die hun ambt in zonde bleven uitoefenen, maakte hen tot monsters. Wij herkennen het Donatistische denkbeeld: zondigheid heft alle sacrale functies op; woorden en daden behoren vlekkeloos te zijn. Ook Kosma, de ketterbestrijder, moet tot zijn verdriet een beeld ophangen van geestelijkheid en kluizenaars dat er niet om liegt. Ze neigen, zo erkent hij, tot vraatzucht, dieverij en ontucht; ze zijn babbelziek en zwerflustig; de vetgemeste kluizenaars drijven zelfs koophandel.Ga naar voetnoot2 Aldus kwamen de Bogomilen tot hun afkeer van alle priesterschap, ritueel, uitwendige geloofsvormen, van de kerkgebouwen zelf die volgens hen door duivels worden bewoond, en van de kloosters waarin de monniken zich verschuilen als de vossen in hun hol. Zij erkenden als zovele dualisten vóór hen maar één authentiek gebed: het Onzevader. Zij haatten iconen- en reliekendienst als afgoderij, erkenden doop noch eucharistie die ze voor narrenspel uitmaakten, verwierpen het huwelijk en de vrome rust van de zon- en feestdagen die voor hen dagen van Satanaël waren. Waar zij de hostie smaadden als alledaags brood, beschouwden zij als Christus' waarachtig lichaam de vijf evangeliën (zij hielden er immers een geheim vijfde evangelie op na), als zijn bloed de verkondiging van de apostelen. De ware Kerk ging voor ben terug tot de apostolische tijden. Een ‘voorloper’ als Johannes de Doper werd door de Bogomilen beschouwd als werktuig van Satan, en de doop met gebruik van water en olie als satanswerk. Doop was voor hen het ‘in zichzelf ontvangen van Gods woord’. Ze werd alleen voltrokken aan de ‘volmaakten’, en wel door middel van handoplegging, waarbij de gewijde het geheime evangelie op het hoofd droeg. Wat de wonderen betrof, ook die welke Jezus in het Nieuwe Testament worden toegeschreven, de Bogomilen zagen die eveneens in spirituele zin, allegorisch zoals vrijwel alles wat in de evangeliën verkondigd wordt.Ga naar voetnoot3 Zo was ook Christus' verschijning op aarde voor de Bogomilen geen materieel gebeuren: hij was Maria's rechteroor in- en linker weer uitgegaan; ze vond hem bij verrassing in de kribbe. Zijn geboorteverhaal heette soms ook een ‘fantasie’; de moeder Gods was daarbij niet meer | |
[pagina 167]
| |
dan een zondige aardse vrouw.Ga naar voetnoot1 Overigens zagen de Bogomilen er geen been in om, als dat beter met hun opvattingen strookte, evangelieteksten en bijbelplaatsen eigenmachtig te veranderen... Over de hele linie beschouwd is het Bogomilisme ondanks zijn curieuze bestanddelen een vorm van eenvoudige ratio en logica, en als zodanig is het in onze daeen ook uitgelegd. Eenzelfde rationalisme kenmerkt de ketterijen die van het Bogomilisme zijn ‘afgeleid’, dat van de Bosnische Patarenen, van de Italiaanse en Franse Katharen. Dit rationalisme kon moeilijk anders dan het breekijzer van de kritiek in de Kerk zetten, en deze volgehouden kritiek is dan - welke naïeve en eenvoudige vormen ze soms aanneemt - een van de typisch revolutionaire eigenaardigheden van het dualisme. |
|