Ketters. Veertien eeuwen kettergeloof, volksbeweging en kettergericht
(1982)–Theun de Vries– Auteursrechtelijk beschermd19 Scheuring en geweld: Byzantijnse ketterkerkenDe aldoor grillige, onzekere politiek van de in theologische benauwenissen verstrikte keizers, het dreigen en vervolgen van de scheurmakers, afgewisseld met vleierijen en concessies (na Zeno verscheen er zelfs korte tijd een bejaarde monofysiet op de troon), moesten de oosterse kerken nog verder van de oude stam vervreemden en in hun eigenzinnigheid versterken. Toen in 518 de soldatenkeizer Justinus verscheen - een veteraan van boerse, Balkanese afkomstmaakte die bij zijn troonsbestijging een einde aan het schisma met Rome door de besluiten van Chalcedon opnieuw bindend te verklaren. Zo beveiligde hij diplomatiek voor zich en zijn neef en opvolger Justinianus voorlopig wel weer de eenheid met het Westen, maar het betekende niet dat de heterodoxe volksbewegingen in het Oosten daardoor getemperd werden. Justinianus, keizer van 527 tot 565, heeft die ketterberoering in bittere praktijk ondervonden. In tegenstelling tot zijn voorganger Justinus grootgebracht in de beste scholen van Constantinopel, heeft hij zijn jongelingsdroom - de wederoprichting van het oude imperium in volle glorie en grootheid - ten dele waar weten te maken. Wij hebben hem ontmoet als veroveraar van het Noord-afrikaanse Vandalenrijk; ook andere barbarenrijken in Europa heeft hij aan zich onderworpen, en daarmee tevens hun Arianisme uitgeroeid (zie pag. 105). | |
[pagina 119]
| |
Hij wist de aanvallen van Hunnen en Slavische stammen aan de noordgrenzen af te slaan en het rijk aldaar met een gordel van forten te beveiligen; maar zijn verbitterde oorlogen met de Sassaniden om de heerschappij over Perzië liepen faliekant af: hij moest een deel van Mesopotamië afstaan aan de in legende en dichtkunst voortlevende ‘onsterfelijke’ Chosroës i en hem een hoge krijgsschatting betalen. Justinianus was een bezeten bouwer; behalve de vestingen voornoemd verrezen allerwegen kerken en kloosters, waarvan in Constantinopel de Hagia Sophia, gedacht als het symbool van Christus' ‘heilige wijsheid’ (de schoot of de boezem van alle orthodoxie), niet minder het uitdagend zinnebeeld is van Justinianus' fel beleden caesaropapisme. Literair en theologisch geïnteresseerd disputeerde Justinianus graag met godgeleerde tegenstanders, vóór hij hen van hun civiele rechten beroofde, kerkerde of verbande.Ga naar voetnoot1 Zijn haat jegens al wat niet orthodox was, ontlaadde zich even goed tegen de ketters als tegen de joden, de gnostische Samaritanen en Manicheeërs, die hij vervolgde waar hij kon. En zijn haat tegen de laatste overblijfsels van Oudromeinse burgervrijheid vierde hij bot toen in 532 het Monofysitische volk van Constantinopel in de zogenaamde Nika-opstand tegen hem revolteerde; hij liet tienduizenden mensen doden en vernietigde de zelfbeschikking van de demen of wijkorganisaties. Een groot deel van zijn faam heeft Justinianus mede te danken aan zijn verzameling van Romeinse wetten. Hij liet op de basis van Theodosius' codex alle door vroegere keizers uitgevaardigde wetten, met commentaren en juridische instructies, aangevuld door zijn eigen ‘nieuwe’ wetten (novellae) bijeenbrengen in de monumentale Codex iuris civilis, die dan ook op zijn naam staat. Het als rechtsbron belangrijke werk is tegelijkertijd uitdrukking van Justinianus' steile, reactionaire gezindheid (‘de wil des keizers is de bron van alle wetgeving’): de novellae waren ten aanzien van slavernij en colonaat, bezit en vermogenstransacties, wereldlijke en kerkelijke, volstrekt gericht op het vastnagelen van de sociale orde: die van de meesters-uitbuiters en de knechten-uitgebuiten. De Justiniaanse codex is daarmee al weer een stuk feodalisme, dat tot diep in de Middeleeuwen dienst kon doen, en ook daarna nog steeds werd bestudeerd.Ga naar voetnoot2 Met al zijn, zij het dan tijdelijke en soms begrensde successen heeft Justinianus geen ‘theologische orde’ kunnen scheppen. Zijn ijver om het rijk tot kerkelijke eenheid terug te leiden, werd keer op keer vanuit zijn naaste omgeving doorkruist. Zijn gemalin Theodora, de voormalige Cyprische courtisane met wie hij in stralend mozaïek in de San Vitale van Ravenna staat afgebeeld, talentvol, heerszuchtig en lichtelijk schurkachtig als hij zelf, in de meeste staatszaken zijn raadgeefster en secondante, lag theologisch met hem overhoop. Zij steunde verregaand de Monofysieten en oefende al haar invloed om hem hierin mee te slepen. Hij van zijn kant leunde in dogmatische zaken op de ‘Scythische monniken’ en hun voorman Leontius van Byzantium, die dichter bij de orthodoxie stonden. Het nam niet weg dat Justinianus, in zijn pogingen om de Monofysieten niet te zeer af te stoten, Leontius en de zijnen met behulp van Aristoteliaanse begripsfinesses aan het Chalcedonense een cyrillische wending | |
[pagina 120]
| |
liet geven. Het leidde in het vervolg tot zulke dogmatische noodsprongen, dat een nieuwe breuk met Rome onder vrijwel onwaardige en destructieve omstandigheden, zoals de dood van de in Constantinopel verblijvende paus Vigilius in 545, onvermijdelijk werd.Ga naar voetnoot1 Justinianus riep in 553 een ‘eigen’ synode, de vijfde algemene, tezamen in zijn hoofdstad. De roomse richting was er niet vertegenwoordigd, ze protesteerde alleen. Uit de disputen kwam geen vrede voort met de scheurkerken. Integendeel, de Monofysieten, die door de dood van keizerin Theodora (548) hun sterkste schut verloren hadden, lieten Constantinopel nu pas goed los. Met de bisschoppen van Antiochië stichtten zij een eigen ketterkerk, soms de ‘Jakobitische’ genoemd, naar hun ijverige voorman Jakob Baradai, bisschop van Edessa, die ook de Kopten hielp om hun afvallige kerk een eigen organisatie te geven.Ga naar voetnoot2 Theodora had, gezien vanuit Justinianus' standpunt, Baradai voorheen op onvergeeflijke wijze geholpen, onder meer bij het wijden van Monofysitische geestelijken, die ze zelfs in haar vrouwenverblijf voor de keizer placht te verbergen. Het imperium, nu bedekt met ketterijen en ketterkerken, kwam niet meer tot rust. De hele dogmastrijd was maar één onthullend aspect van verzet en protest tegen Justinianus' toenemende pogingen om staat en kerk met ijzeren hand te regeren. Ketterproblemen bleven Justinianus tot op zijn sterfbed vergezellen; hij overleed midden in een nieuw ketters geschil over de incarnatie van Christus. Alle omstandigheden wezen er op hoe ver Oost en West van elkaar waren komen te liggen; hoe men ook theologisch al van twee werelden kon spreken. Alleen de geboren Grieken (een minderheid) bleven in het Oosten trouw aan de orthodoxe kerk. De historici zijn het er vrijwel over eens dat de Islam, die in de zevende eeuw als een supernationalistische macht opstond temidden van zoveel ‘nationalistische’ volksgroepen en geestesstromingen, van de oosterse geloofsverscheurdheid heeft geprofiteerd, toen hij zijn stormloop op het imperium begon. De Monofysieten, begoocheld door beloften van godsdiensttolerantie, wezen de Arabieren praktisch de weg bij de verovering van Egypte en Syrië, nadat het schisma hun eigen weerstand al had ondermijnd. In de ogen van velen laadden zij daarmee een zware verantwoordelijkheid op zich voor de zich snel uitbreidende mohammedaanse springvloed.Ga naar voetnoot3 Een feit is dat in het Midden-Oosten de Monofysitische kerken allengs tot minderheden zijn geschrompeld en dat van haar aanhangers velen tot de islam zijn overgegaan. |