Ketters. Veertien eeuwen kettergeloof, volksbeweging en kettergericht
(1982)–Theun de Vries– Auteursrechtelijk beschermd18 Troebelen in het Oosten: Cyrillus en NestoriusWanneer wij aan het Oosten denken, rijst de gedachte aan het imperium dat in tegenstelling tot het Westen niet in aanzien en welstand geslonken was, maar zich met vaak briljante perioden, niet-alledaagse regeerders, en vooral door zijn vertakte economische bedrijvigheid in stand hield. Tussen de Balkan en Mesopotamië, van Egypte tot Trans-Kaukasië hielden de keizers een in vergelijking met het Westen dichtbevolkt gebied in hun greep - een door handel en handwerk, waaronder hooggekwalificeerde kunst- en luxeproduktie, verlevendigd rijk, waar men als men geld had evengoed een juweel, een mantel van Indische zijde of een eunuch-huisslaaf kopen kon. De slavernij had er niet de depressieve omvang en hoedanigheid als in het Westen, al groeide ook hier de feodale trek om kleine pachters en boertjes in de horigheid neer te drukken. Het was geen rijk waarin de gewone man zich gemakkelijk bewoog: een horde van ambtenaren zorg de voor inning van accijnzen en tollen, de keizer zelf hield nagenoeg de monopolies van allerlei nijverheden en mijnondernemingen in handen. In dit bureaucratisch bestel had ieder zijn plaats: senatorenadel, koopmansstand en de in strenge gilden verenigde handwerkers. Het imperium bezat een leger van goed gedrilde, goed onderhouden huurlingen, en een geduchte vloot om het rijksgebied te beschermen, liefst nog uit te breiden; maar ook om kleine luyden thuis en in de buitengebieden onder de duim te houden en de bestaande orde door geen troebelen te laten verstoren. Die troebelen kreeg het nu juist. Controverse stapelde zich op controverse: | |
[pagina 110]
| |
de klassieke Griekse nederzetting, waarop keizer Constantijn de naar hem genoemde stad had gesticht, ontving weer haar oude naam Byzantium; daarmee trad het feit dat het volk er in meerderheid Grieks sprak, terwijl het Latijn de ambtelijke en kerkelijke taal bleef, duidelijk aan de dag. De diepe tegenstellingen kwamen niet alleen in de taalkwestie aan het licht. De veronderstelde rijks-eenheid was een hoogdravende fictie van bovenaf. In het Byzantijnse rijk woonden te veel oude, in eigen traditie geklonken volkeren; het christengeloof verenigde hen slechts in schijn. In Byzantium zelf uitten de tegenstellingen zich als politieke geschillen. Ze brachten zelfs bij de geliefde wagenrennen van het hoofdstedelijke circus (die de wilde-beestenspelen vervangen hadden), in de scheiding van ‘blauwen’ en ‘groenen’, bij het publiek diepzittende maatschappelijke contrasten aan het licht.Ga naar voetnoot1 De controversen voornoemd die om theologische en dogmatische waarheden leken te draaien, openbaarden in werkelijkheid een geest van politieke revolte. Een afspiegeling van de interne verdeeldheid begon al toen de patriarchen van de oudhellenistische, vaak nog weelderige metropolen als Alexandrië, Antiochië en Jeruzalem machtsgebieden kregen te beheren die meer waren dan concentraties van theologisch gezag: hun behoorde een gezag dat materieel op het bezit van enorme latifundia gebouwd was. De oosterse ketterse facties laten zich niet met andere, bijvoorbeeld met het Arianisme, vergelijken. Zij bieden niet een politieke motivering aan invallers, maar vormen het verweer van onderworpenen, en vertonen zo'n innerlijke verscheidenheid, dat hier noch alle heterodoxieën, laat staan alle personages kunnen worden genoemd die daarbij betrokken waren. - Een van de historie-makende is het Nestorianisme geweest. Nestorius was in 428 om zijn preektalenten door Theodosius ii tot bisschop van Constantinopel benoemd. Zijn prominente plaats in de kerkelijke hiërarchie werd hem met name benijd door de patriarch van Alexandrië, Cyrillus. Deze ascetische, wijsgerig geschoolde ‘éminence grise’ (Dunham) keek sterk op de parvenu Nestorius neer. Hij was zelf in zijn patriarchaat de heerser, niet zonder een inslag van oosters despotisme, als elke despoot omringd door stormtroepen, in dit geval lagere geestelijken en potige Egyptische kloosterbroeders. Dat hij ten overvloede onverdraagzaam was, ligt voor de hand: onder zijn staf waren christenen geregeld slaags met joden en heidenen,Ga naar voetnoot2 maar hij was ook de bewerker van een ernstige godsdienstige moord. In Alexandrië bevond zich nog vanouds een Museion, waar Griekse wetenschap en filosofie werden onderwezen; een van de meest fascinerende leiders van het Museion was de wiskundige en platoniste Hypatia, even beroemd om haar schoonheid en kuisheid als om haar kennis. Hypatia was, tot groot ongenoegen van Cyrillus, heidin gebleven en getuigde daarvan in haar geschriften. De patriarch maakte haar tot mikpunt van de volkswoede;Ga naar voetnoot3 fanatieke christenen lynchten haar zonder dat Cyrillus tussenbeide kwam. Het was tevens het einde van de Alexandrijnse mathematische school. De dood van Hypatia is een van de voorbeelden van de manier waarop in de oosterse bisschopssteden ‘de massa’ in beweging kon worden gebracht als voetvolk van de godsdienstoorlog. De onbuigzaam-eerzuchtige geest van Cyrillus richtte zich nu met eenzelfde fanatisme tegen Nestorius, die overigens van zijn kant ook zijn sporen als | |
[pagina 111]
| |
Theotókos, de godsmoeder. Byzantijns ivoor uit de zesde eeuw.
Wagenrennen in Byzantium. Museo Civico, Brescia.
| |
[pagina 112]
| |
ketterjager (tegen de Arianen) verdiend had. De oorzaak van de botsing lag in de oude strijdvraag, ontbrand rondom het mysterie van Christus' persoon: is hij God, mens, of beide? En indien het laatste, hoe is dan de onderlinge relatie van die twee naturen? Moest de goddelijke natuur de menselijke niet eenvoudig verzwelgen? Was de menselijke soms een vorm van de Logos, als Gods intelligentie die het menselijke intellect in Jezus vervangen had?Ga naar voetnoot1 Beide opvattingen roken naar ketterij. De moeilijkheden verergerden door de bijkomende strijdvraag omtrent de persoon van Maria; zij die in de vrome volksverbeelding meer en meer werd gezien als de uitverkoren maagd die de plaats van de ‘godmoeder’ Kybele had ingenomen, of die nu als de oude Isis werd aangeroepen als ‘ster der zee’.Ga naar voetnoot2 Nestorius achtte het verdwazing en zei dat zonder omwegen als het volk Maria de theotokos noemde (‘zij die God voortbracht’): had men ooit gehoord dat een aardse vrouw de tweede persoon van de Drieëenheid zou kunnen baren, of dat God als andere kinderen geluierd was, of dat men kon zeggen dat God drie of vier jaar oud geweest was? De heidenen zouden het christenvolk hartelijk uitlachen om zoveel nonsens. Hoogstens, zo opperde Nestorius, kon men Maria de Christotokos, de voortbrengster van Christus, noemen. In 429 brandde Cyrillus in een paasbrief los tegen deze rationalisering van het godsmysterie, dat met Nestorius zelf een echt broedsel leek van de ‘school’ van Antiochië. Met zijn Christotokos, zo betoogde de strenge theoloog in Alexandrië, verdeelde Nestorius de persoon van Christus, waardoor hij een verwerpelijke nadruk legde op Christus' menselijke zijde - een beschuldiging die in de nu volgende kansel- en pennestrijd door Cyrillus (in kwalijk verholen opzettelijk misverstaan) werd uitgelegd als Nestorius' ketterstreven om in Christus geen God, maar slechts een ‘geïnspireerde’ te zien...Ga naar voetnoot3 De losbarstende vijandelijkheden tussen de theologische scholen van Alexandrië en Antiochië werden verzwaard en vertroebeld door de inmenging van het keizerhof, een overigens door Cyrillus met een niet-versagende stroom van epistels en traktaten uitgelokte inmenging. Nestorius immers bleef openhartig, ondiplomatiek, schold zijn tegenstanders voor ‘kwakende kikkers’ en fulmineerde van de kansel - zo heftig, dat het simpele volk van gelovigen hem begon te interrumperen, voor de kerken samen te scholen en te dreigen: het theotokos mocht niet worden teruggenomen! Cyrillus van zijn kant chanteerde waar hij kon. Hij gebruikte niet slechts de verfijnde casuïstiek van de theologie. Als groot kerkmagnaat en nominaal heerser over enorme landgoederen kon hij in de strijd ook de korenvloten uit Egypte naar de keizerlijke hoofdstad lam leggen. Hij noopte, kortom, de keizer om iets te doen.Ga naar voetnoot4 Theodosius, wiens grootste verdienste er in bestaat dat hij het Romeinse recht in een wetsverzameling bijeenbracht die zijn naam draagt, was in wezen een weifelaar. In het christologisch debat werd hij bekneld tussen twee hofpartijen: die van zijn zuster Pulcheria enerzijds - die een hekel had aan Nestorius, en Cyrillus' epistels en ideeën met instemming binnenhaalde - anderzijds die van de keizerlijke gemalin Eudokia, dochter van een patricische Atheense filosoof, die Athenaïs had geheten voor zij de cultus van Griekse wijsheid en heidendom afzwoer. Eudokia verfoeide de onvermoeibare machtsman in Ale- | |
[pagina 113]
| |
xandrië, die spotte met zijn gebieder door over de commissaris des keizers heen te lopen. Zij dreef haar gemaal om in dit levensgevaarlijk spel van propaganda en verdachtmaking een beslissing uit te lokken. Er moest een concilie komen: het werd dat van Efeze, 431. De aanvallen en verketteringen golfden als gebruikelijk van weerskanten af en aan, de keizer in zijn besluiteloosheid steunde nu eens de ene, dan de andere partij, tot die van Pulcheria het pleit won, onder meer omdat de geraffineerde Cyrillus al vóór de synode een beroep om steun had gedaan op de bisschop van Rome, Celestinus, die hem ook was bijgevallen. Nestorius was hem immers behalve als christologisch ketter ook nog door Cyrillus afgeschilderd als een Pelagiaan.Ga naar voetnoot1 Nestorius werd, na al die veldslagen, schuldig bevonden en Cyrillus' standpunt aanvaard: Het goddelijke en menselijke zijn in Christus als heilsfeit verbonden; de gelovige ervaart het in en door de sacramenten...Het was een standpunt dat behalve aan dogmatische spitsvondigheden in niet geringe mate te danken was geweest aan het razen van een vrome volksmassa buiten het synodegebouw, die door keizerlijke troepen in bedwang moest worden gehouden. Theodosius zelf was ongelukkig met de uitslag. Twee jaar na Efeze had hij het denkbeeld van een unie tussen de twee botsende theologen opgevat; een compromis derhalve. Bij die gelegenheid kreeg de school van Antiochië, Nestorius' geduchte achterban, de bovenhand, maar zij moest zo goed als Cyrillus met zijn Alexandrijnen de nek buigen voor de van keizerswege geëiste vrede. De vrede, onder meer verstevigd door de tijdelijke opsluiting van Cyrillus, bestond in een doorgaande pamflettenoorlog, in het uitdelen van geld door Cyrillus' afgezanten onder hovelingen en de rechtzinnige menigte, en het opzwepen van die menigte in een mengeling van godsdienstige emoties en stoffelijke belangen. Zet en tegenzet derhalve, die met hun tumult de keizer bewogen om Nestorius in 435 te verbannen naar de Egyptische wildernis, waar hij in ellende overleed, misschien zelfs vermoord werd.Ga naar voetnoot2 Een groot deel van de Antiochanen week nu met afwijzing van elk verder compromis uit naar Perzië, het rijk van de nieuwe en energieke dynastie van de Sassaniden, die gaarne bereid waren asiel te verlenen aan strijdlustige haters van Constantinopel en de oostelijke keizermacht (zie pag. 129). Een en ander betekende slechts de afsluiting van de eerste akte van het Nestoriaanse ketterdrama; er kwamen nog meer bedrijven. De storm stak opnieuw op toen Nestoriaansgezinde geestelijken in en rond Antiochië belangrijke bisschopszetels bezetten. Cyrillus' opvolger Dioskuros, van hetzelfde heerszuchtige hout gesneden, en in zijn middelen zeker niet minder kieskeurig, haalde volgens beproefd recept via hernomen intriges aan het keizerlijke hof de machtsstrijd weer voor het voetlicht. Theodosius, nu een bedaagd man, neeg weer naar de Alexandrijnen met hun mysteriestuk van de godsmoeder en de beide naturen van Christus. Dioskuros kreeg onvoorziene hulp: de grijze kloosterabt of archimandriet Eutyches in Constantinopel kwam in zijn godsdienstige ijver om de Nestorianen terug te dwingen tot een nieuwe, absolutere versie van het christologisch vraagstuk. Christus was, ook in zijn aardse lichaam God en niets dan God, zo zei hij; zijn menselijk lijden was schijnbaar geweest; te spreken van twee naturen was voor Eutyches fantasie, erger nog, ketterij. | |
[pagina 114]
| |
Een toevallig in Constantinopel aanwezige bisschopsschare veroordeelde in 448 ter plaatse de uitspraken van Eutyches, die zich met kracht te weer stelde. Hij beriep zich behalve op de leerstellingen van Cyrillus op paus Leo i te Rome en op de keizer zelf. Maar de Romeinse paus kon Eutyches' visie niet gebruiken; hij stelde in een uitvoerig dogmatisch schriftuur vast dat in Christus twee naturen of ‘substanties’ zouden zijn verenigd. Het was niet bepaald een situatie die de geschillen vereenvoudigde. Dioskuros vroeg om een algemene synode. Het werd er weer een in Efeze, in 449. Het is de synode waarin door Alexandrië opnieuw een beroep gedaan wordt op Rome, dat twee legaten stuurt met de bovenvermelde theologische uiteenzetting, en op grond van de Petruslegende (zie pag. 124) het voorzitterschap van de synode voor hen opeist. Dat is dan echter al geüsurpeerd door Dioskuros, die ook paus Leo's theologische verklaring niet laat voorlezen. Het is de synode waar Dioskuros de zittingen weer terroriseert met zijn beproefde stormgarde, Egyptische monniken die waar gewenst zoveel rake klappen uitdelen dat de aanwezigen zich genoopt zien Eutyches om zijn anti-Nestorianisme als rechtgeaard orthodox theoloog te aanvaarden. Het is de synode waar de enige tegenstemmer zijn leven redt door bijtijds uit Efeze te vluchten. Het is de synode die straks door de woedende paus Leo voor ‘roverssynode’ wordt uitgemaakt, en tenslotte ook de synode die-bij de latere zoveelste ommekeer - als schandaalstuk uit de lijst van erkende kerkvergaderingen zal worden geschrapt... Die ommekeer kwam op de (vierde) algemene synode van christenkerken te Chalcedon aan de Bosporus, bijeengeroepen in 451. Dioskuros denkt dan juist de vruchten van zijn merkwaardig theologisch machtsvertoon te plukken en gedraagt zich te Alexandrië als een soort medekeizer. Het was nu niet meer Theodosius die de synode bijeenriep; hij was in juli 450 van zijn paard gevallen en aan de val bezweken. Zijn zuster Pulcheria volgde hem als heerseres op. Vier weken na haar kroning koos zij een gemaal, de (vroeger Ariaanse) generaal Marcianus. Het nieuwe keizerpaar had voorlopig maar één doel: de synode tot een smidse van versterkte keizermacht te maken. Ondanks van vele zijden opgaande protesten werd Chalcedon een van de grootste evenementen in de oude Kerk, zwaar van dogmatisch tumult, maar uiteindelijk met een meerderheid van bisschoppen die zich met een hagel van ‘Gooi hem eruit!’ en ‘Sla dood!’Ga naar voetnoot1 tegen Dioskuros verklaarden. Het was precies wat het keizerpaar beoogd had en waarvoor zij ook weer de dogmatische medewerking hadden ontvangen van paus Leo, die eindelijk op genoegdoening hoopte. Dioskuros verloor prompt zijn bisschopszetel; de keizerin en haar echtgenoot waren hoogste instantie en tribunaal geworden van de Kerk in het Oosten. Chalcedon bracht de ‘definitieve’ omschrijving van de persoon van Christus en legde die door onwrikbaar keizerlijk besluit ook aan de gelovigen op: ‘Erkend in twee naturen, zonder vermenging, zonder verandering, zonder verdeeldheid, zonder scheiding, waarbij de twee naturen door hun vereniging niet worden opgeheven.’ Het ‘Chalcedonense’ wordt nog heden ten dage als verwoording van het paradoxale, dat is ware Christusmysterie en als inspiratie voor de gelovige nakomelingschap door sommige theologen, ook protestantse, bejubeld,Ga naar voetnoot2 door anderen gekenschetst als ‘een mozaïek van frasen van allerlei | |
[pagina 115]
| |
herkomst’,Ga naar voetnoot1 of als ‘een gebrek aan waarheidszin’ en vooral als een instrument ter bevestiging van het keizersdespotisme.Ga naar voetnoot2 Dit laatste tekent meteen de verhouding tussen Constantinopel en Rome: terwijl paus Leo dogmatisch tevreden wordt gesteld, lijdt hij tegelijk een politieke nederlaag. Bij afwezigheid van zijn legaten drijven Pulcheria en Marcianus het synodebesluit door om de kerkvorsten van Rome en Constantinopel op voet van gelijkheid te plaatsen. Paus Leo, ijveriger dan ooit bezig om het primaat van Rome op te bouwen, zelfs met een beroep op een vervalste uitspraak van Nicaea,Ga naar voetnoot3 protesteerde tegen het grondvesten van een ‘Nieuw Rome’. Hij ratificeerde ook het Chalcedonense pas in 453 en wekte door dit uitstel, maar meer nog door zijn verklaring dat hij de aangewezen ‘plaatsvervanger van Christus’ was, alleen nieuwe ergernissen tussen Oost en West.Ga naar voetnoot4 De ergernissen in het Oosten namen inmiddels vormen aan die niemand voorzien had. In het volksgejoel dat in 429 te Constantinopel was opgegaan tegen Nestorius, had de wrok geklonken van de onderliggenden, de halfvrijen van straten, scheepswerven en handwerkswijken, zo goed als van de leeglopers, tegen ‘de staat die verdrukt en de wet die logen is’. Zij demonstreerden hiermee tegen de hoge lasten, afpersing en nijpende bureaucratie die het regime hun op de nek legde. Dat was Constantinopel, waar de strengheid van het keizersgezag en het garnizoen de roervinken altijd recht boven het hoofd hing. In de provincies was de keizer ver, waardoor God misschien naderbij gehaald werd. Het betekende dat de theologische bewogenheid van het stadsvolk, met name in de metropolen, een sociaal explosieve hoedanigheid kreeg. Rechteloos als deze massa's waren, leek het hun een recht om gehate hoge heren bij gelegenheid te kunnen en te mogen lynchen, vooral als de aldus genomen wraak gerechtvaardigd scheen door de juistheid van een beleden dogma. Chalcedon had gewerkt als het Griekse vuur dat straks door de Byzantijnen zou worden uitgevonden: er volgde slag na slag. In Alexandrië ageerde het volk met oplopen, toen Dioskuros' opvolger Proterios zich achter Chalcedon schaarde; de patriarch kon zich alleen nog staande houden met de steun van het keizerlijk garnizoen. Uit de kloosters werden opstanden gemeld tegen de nieuwe belijdenis: men verklaarde zich daar vóór Eutyches' voorstelling van de ene (monos) goddelijke natuur (physis). De richting van het Monofysitisme kreeg daarmee op dramatische wijze vorm. Het wilde zeggen dat de ‘imperiale’ kerk verscheurd was. Het keizersbewind werd voor een probleem geplaatst dat alle theologie op losse schroeven zette. Toen keizer Marcianus in 457 stierf, was dit voor de Monofysieten het sein voor een openlijke revolte. Patriarch Proterios van Alexandrië werd door uitzinnige vromen gelyncht, een radicale Monofysiet nam zijn bisschopszetel in.Ga naar voetnoot5 Bloed vloeide allerwegen. In Palestina, waar de eerste onlusten uitbraken, werd de orthodoxe patriarch van Jeruzalem verjaagd en door een Monofysiet opgevolgd. De keizer gaf zijn gouverneur bevel hem gevangen te zetten: de aanhankelijkheid van de massa voor de vrome ketter groeide alleen. In Egypte vermoordden de Monofysieten (die later de naam Kopten zouden krijgen) hun kerkvorst en kozen een tegenpatriarch; zij maakten zich daarmee zelfstandig. Een Monofysitische tegenpatriarch verscheen ook in Syrië. In Constantinopel | |
[pagina 116]
| |
werd de religiepolitiek grillig als een weerhaan; de machthebbers neigden ertoe om de ketterbewegingen te remmen door de besluiten van Chalcedon op te heffen, althans door compromisformules te vervangen. Het leidde alleen tot heviger ergernis. Keizer Zeno de Isauriër (zijn dynastie was afkomstig uit Klein-Azië) ervoer de volle woede van het geschil toen hij in 476 door zijn usurpatorische broer Basilikus in ballingschap gedreven werd. Een en ander was geschied met behulp van de Monofysieten: Basilikus had hun door een ‘encyclion’ de verdoeming van de Chalcedonische belijdenis beloofd. In 478 was deze golf uitgeraasd en kwam Zeno terug, in zijn theologische perikelen gesteund door de adviezen van zijn patriarch Akacius. Met hem werkte hij het zoveelste diplomatieke compromis uit voor een hereniging van de partijen, het Henotikon (482). In het edict werden - met concessies aan de Monofysieten - zowel Nestorius als Eutyches veroordeeld, hetgeen de gedachte opriep dat de besluiten van Chalcedon op een vergissing van de vrome vaderen berustten...Ga naar voetnoot1 De paus in Rome (Felix iii) wees het Henotikon volledig af; hij deed ook Akacius in de ban. Het eerste schisma tussen de kerken van Oost en West was daarmee een feit; het zou vijfendertig jaar duren (484-519); de kloof zou wel weer worden overbrugd, maar nooit meer gedicht. De gematigd Monofysitische patriarchen van Alexandrië en Antiochië hadden, om het niet met de keizer aan de stok te krijgen, het Henotikon aanvaard. Zij moesten bemerken dat hun verbitterd en verbeten gemeentevolk hen afzwoer zodra hun positie bekend werd. Overigens botste het onder dit gemeentevolk ook; bij de Monofysieten zelf kwam het tot allerhande stromingen. Het ‘nationalisme’ - een begrip van later tijd dat echter de grondstemming van de theologische oorlog in het Oostromeinse rijk duidelijk weergeeft - scheurde in bewuste afweer tegen Constantinopel de oosterse orthodoxie uiteen. De Monofysieten vonden alras, ook al om politieke redenen, grote aanhang in Armenië; de Armeense Kerk maakte zich los van de orthodoxe. Vanuit Armenië drong het Monofysitisme door in de Kaukasus, met name in de Georgische (Groesinische) Kerk. De Nestorianen vonden als anti-keizerlijke, anti-orthodoxe rijksvijanden een begunstigde opname in Perzië, onder de dynastie van de reeds genoemde (zelf Zoroastrische) Sassaniden. Het was een vorstenhuis dat de oude Perzische despotenglorie in veel opzichten herstelde en daarbij niet anders dan in gewapend conflict kon komen met Constantinopel, waarvan de Perzische heersers overigens goed hadden afgekeken hoe men vrije boertjes tot horigen maakt en cijnzen, tienden en hoofdgelden uit de grote massa perst. Het Nestorianisme had er kennelijk slag van zich zuid- en oostwaarts uit te breiden. Het bereikte onder meer Arabië, waar nog vele legenden omtrent het apostolaat van Paulus rondspookten, en waar zich zelfs een christensekte bevond die geloofde dat lichaam en ziel tezamen vergingen. Pogingen vanuit Constantinopel ondernomen om deze in ‘Arabische ketterij’ verdoolden te bekeren waren op niets uitgelopen. De Nestorianen vonden echter bij hen voor hun denkbeelden een gunstig oor en een vruchtbare akker. Hun verdienstelijkste werk was inmiddels dat zij mettertijd de Griekse wetenschap doorgaven aan de Arabieren. Zijn merkwaar- | |
[pagina 117]
| |
Anastasius als ridder van de Kerk. British Museum, Londen.
| |
[pagina 118]
| |
digste overwinning behaalde het Nestorianisme toen het zich via het huidige Koerdistan uitbreidde tot in India, waar zijn belijders Thomas-christenen werden genoemd, als hoedanig ze zijn blijven voortbestaan. Het Nestorianisme drong vervolgens Oost-Azië binnen; in China had het tot de komst van de Mongolen (dertiende eeuw) vestigingen; men heeft het zelfs op het middeleeuwse Java vermoed.Ga naar voetnoot1 De Nestorianen hadden in de tijd toen hun leider omkwam en zij vervolgd werden een curieus trekje ontwikkeld: velen van hen vonden een uitlaat voor hun gekrenkt besef van eigenwaarde in de studie van de geneeskunde, zodat het voorkwam dat orthodoxe bisschoppen en keizers ‘al te vaak hun drankjes slikten uit de lepels van de ketters’.Ga naar voetnoot2 In Syrië, hoofdzakelijk in Edessa, kregen de Nestorianen een zelfstandiger status en daarmee hun eigen heiligen en wonderdoeners. Ze bleken ook daar sociaal weldadig te werken: de kluizenaar Ephraïm, later door hen heilig verklaard, en zijn lotgenoot Rabbula, wiens moeder christin was, bouwden in Edessa de eerste hospitalen, zelfs een voor vrouwen. Rabbula deed dat laatste op de ruïnes van een oude heidense tempel. (Ziekenhuizen waren al eerder bekend: in het oude Egypte, in Griekenland en Rome, eveneens bij de boeddhisten in India.) Nestorianen hielpen Edessa omvormen tot een ‘tweede Athene’, totdat keizer Zeno hen in 489 liet verjagen en hun medische school verwoestte. Ze weken hierop zoals beschreven uit naar Perzië, waar ze onder de vleugels van de Sassaniden weer nieuwe medische leerstoelen stichtten,Ga naar voetnoot3 de toenmalige schakel tussen de geneeskunde van Oost en West. |
|