Ketters. Veertien eeuwen kettergeloof, volksbeweging en kettergericht
(1982)–Theun de Vries– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 102]
| |
Vandalenrijk. Jacht- en krijgstaferelen op een helm. Zevende eeuw. Antikvarisk-Topografiska Arkivet, Stockholm.
| |
[pagina 103]
| |
16 Het VandalenrijkDe Vandalen konden hun rijk in Noord-Afrika grondvesten na een decennium van strijd, strooptochten en belegeringen, toen zij in 439 Carthago innamen, van nu af aan hun hoofdstad. Geiserik, volgens zeggen klein en mismaakt, was van een verbijsterende energie; in 435 mocht hij zich ‘foederaat’ van Rome (of liever van Ravenna) noemen; in 442 sloot hij een verdrag met de toenmalige keizer Valentinianus iii waardoor het Vandalenrijk praktisch soeverein werd. Geiserik had toen al het merendeel van de eilanden in de westelijke Middellandse Zee veroverd en geplunderd, en bedreigde ook de kusten van Italië met zijn steeds omvangrijker vloot. De stad Rome werd door hem gegrepen in 455, toen keizerin Eudoxia, weduwe van Valentinianus, hem te hulp riep tegen de moordenaar van haar man, de usurpator Maximus, die haar gedwongen had hem tot echtgenoot te nemen. Geiserik kwam met een zwerm van schepen en drong na zijn landing bijna zonder slag of stoot door naar Rome. Maximus werd in de ontstane paniek vermoord, een groot deel van de inwoners koos de vlucht. De paus van Rome, Leo i, ging de Vandalenkoning met een plechtige priesterstoet tegemoet om hem genade voor de stad af te smeken. Een paar lege beloften van Geiserik om geen vuur of zwaard te gebruiken vervluchtigden in een nieuwe sacco: de plundering die twee weken duurde liet de stad berooider en verslagener achter dan na die van Alarik. Er werden vele gijzelaars gemaakt, onder wie keizerin Eudoxia en haar beide dochters. Het lukte Eudoxia jaren later om door Byzantium te worden ingewisseld; haar dochter Eudocia moest blijven, geprest tot een huwelijk met Geiseriks zoon Hunerik.Ga naar voetnoot1 De Palestijnse christen en jurist Procopius, secretaris van de Byzantijnse veldheer Belisarius (zie pag. 105), die verscheidene eigentijdse historiën te boek stelde, heeft het ons een eeuw later in zijn Vandalenoorlog beschreven. Het Arianisme van de Vandalen bleek als zovele malen een doorslaggevend politiek voorwendsel om een eeuw lang de bevolking van Noord-Afrika materieel en geestelijk te tiranniseren. Vooral oudere historici hebben gruwelijke verhalen opgehangen over hun vervolging van katholieke priesters, hun schanddaden jegens vrome jonkvrouwen en gelovigen in het algemeen, hun vernieling van basilieken en kunstschatten. De sacramenten, zo heet het, konden slechts in het geheim worden toegediend. Na de verovering van Carthago emigreerden vele rechtzinnige Noordafrikanen zowel naar Italië als naar landen in het Nabije Oosten, aldaar aangewezen op de naastenliefde van medechristenen. Geiserik regeerde lang, tot 477;Ga naar voetnoot2 zijn zoon Hunerik zette, na een bedrieglijke ouverture van verdraagzaamheid, de geloofspolitiek van zijn vader voort. De nieuwe Ariaanse bisschoppen oefenden een ware dictatuur uit en eisten in 484 een synode, waar zij eens en voor altijd tegenover de katholieken het ‘homo-ousios’ van hun geloofsbelijdenis uit de schrift dachten te bewijzen. De opzet van Hunerik was om de katholieken in Afrika los te scheuren van hun geloofsgenoten overzee. De synode werd één lange vernedering voor de katholieke geestelijkheid; ze ging gepaard met geweld, tuchtigingen en zelfs | |
[pagina 104]
| |
met moorden. De Ariaanse priesters hadden daarbij duidelijk het doel zich met de kerkelijke goederen van de tegenstanders te verrijken, zoals de barbaarse adel het met de latifundia gedaan had. Hunerik heeft, in zijn voortdurende strijd met de katholieke bevolking, anders gezegd met de Romeinse staats- en maatschappijstructuur, teruggegrepen op alle ketteredicten van de Romeinen zelf, die hij nu al weer op straffe van verbeurdverklaring van goederen en landerijen tegen de katholieken richtte. Hij was in zijn persoonlijk leven niet minder meedogenloos als het om het behoud van de macht ging: als zovele barbarenkoningen heeft hij niet alleen als een ‘ware Macbeth’Ga naar voetnoot1 onder ontevreden leden van de stamadel gemoord, maar ook onder eigen bloedverwanten. Onder zijn broederszoon en opvolger Gundamund scheen de zon van de tolerantie weer korte tijd. Het hoofd van de katholieke Kerk, bisschop Eugenius, mocht naar Carthago terugkeren, verbannen bisschoppen kwamen weer op hun zetels. Dat was in 486. Tien jaar later stierf Gundamund, die op zijn wijze met Romeinse civilisatie en de Romeinse Kerk geflirt had, opgevolgd door zijn theologisch goed onderlegde broer Thrasamund, onder wie de oude vervolging met al haar geweldmethoden in (on)eer werd hersteld. De honderdtwintig katholieke bisschoppen die Thrasamund naar Sardinië verbande mochten blij zijn dat zij er het leven afbrachten. Voor de tweede maal echter verscheen er een ‘cultureel’ georiënteerde Vandalenkoning, Hilderik (523). Hij gaf de verbannenen hun kerkgebouwen terug, stond hun ook toe een eigen kerkvorst te kiezen en hield hun, waar de oude Germaanse en Ariaanse geest tegen hen ontvlamde, de hand boven het hoofd. Het was overigens de tijd waarin de Germaanse primitiviteit bij de Vandalen begon uit te slijten: zij werden toegankelijk voor de Romeinse decadentie. Ook daarvan heeft Procopius ons het verhaal nagelaten: verwijfdheid die in Vandaalse adelskringen om zich greep, dagelijkse baden, maaltijden van de meest geraffineerde spijzen die land en zee boden, gouden sieraden, slepende gewaden, drinkgelagen. Heren en volk begonnen hun tijd te slijten in theaters en op de renbaan; ze werden even belust op wilde-beestenspelen als de oude bevolking. Ze hadden dansers en toneelspelers, ze kregen een oor voor muziek en een oog voor tuinen en parken. Een en ander maakte hen al kwetsbaarder voor de raids van Berbers en Mauretaniërs; zij hadden nooit vrede weten te sluiten met de bewoners van de wilde gewesten. De invallen sloegen vaak in reguliere oorlogen om waarin Hilderik zich een zwak en door de beschaving bedorven aanvoerder betoonde. In 531 maakte Geiseriks kleinzoon Gelimer, woedend over de nederlaag van zijn volk tegen de Afrikanen, zich meester van de macht, wierp Hilderik in de gevangenis en probeerde het Oudvandaalse rijk van zijn grootvader, het rijk van krijgers en krachtmensen, te herstellen. Gelimer kwam met zijn pogingen te laat. Het godsdienstgeschil werkte net als de romanisering van de zeden tegen hem.Ga naar voetnoot2 Tegenover de afvallige katholieken stonden evenveel bekeerde Arianen: ook in het kerkelijke was de Latijnse overmacht ondanks de vervolgingen duidelijk aanwijsbaar. Het Arianisme vertoonde zelfs hier en daar ‘katholieke’ trekken, zoals het geleidelijk overnemen van de hiërarchie en het Latijn als theologische taal, al werden de godsdienst- | |
[pagina 105]
| |
oefeningen nog steeds in het Vandaals gehouden. De Ariaanse bisschoppen probeerden hun eigen kerkverleden, de tradities van Arius en Ulfilas, tegen de katholieke uit te spelen; zij wisten zich gesteund door de staatsmacht; de Vandalenkoning was tegelijk hun hoogste kerkvorst (summepiscopus). Inmiddels kregen de ketters in Fulgentius van Ruspe, die in 517 bisschop van Carthago werd, een man van Augustijnse rechtzinnigheid en wilskracht, een geduchte tegenstander. Fulgentius was een overtuigd ketterbestrijder, wat hij door zijn optreden tegen Donatisten, Pelagianen en oosterse dwaalleren (zie pag. 110) onweerlegbaar getoond had. Zelfs onder de vervolging door de Arianen, die de katholieke Kerk tot een nagenoeg ondergrondse organisatie maakte, zette hij zijn activiteiten voort, wat hem de verbanning kostte onder het regime van Thrasamund. Fulgentius trachtte inzonderheid van de kloosters, die na de bandeloze periode in het monniken- en kluizenaarswezen in groten getale verrezen (de Arianen kenden geen eigen kloosters!), ‘cellen’ te maken vanwaaruit de katholieke zielszorg en missie plaatsvonden. Die beweging was het voorspel tot de bijna volslagen katholieke regeneratie tijdens Hilderiks bewind, een en ander tot groot verdriet van de ketterse Gelimer. Gelimers pogingen om het Ariaanse Vandalendom te herstellen, werden nog van andere zijde, en vrijwat hardhandiger, doorkruist. In Constantinopel, nu tegenover het geteisterde en vernederde Rome de briljante hoofdstad van het imperium, kwam in 527 de in veel opzichten gevaarlijke Justinianus aan de macht, krachtig ondersteund door zijn beruchte, doortastende gemalin Theodora. Justinianus' droom was die van de wederverovering van het oude, aan heidenen en ketters verloren gegane rijksgebied. In 533 begon hij met Noord-Afrika; zijn veldheren Belisarius en Narses landden er met een machtig expeditieleger en hadden binnen een jaar het Vandalenrijk onderworpen. De nadrukkelijk anti-Romeinse politiek van Gelimer maakt het begrijpelijk dat vele ontrechten en coloni rond Carthago in de eindslag aan zijn zijde meevochten.Ga naar voetnoot1 Het is zelfs mogelijk dat er zich onder hen nog Circumcellionen bevonden. Gelimer werd op de vlucht gegrepen en naar Byzantium gestuurd, om daar in de triomfstoet te worden meegevoerd. De gevangen genomen Vandalen werden op last van Justinianus als kolonisten naar Klein-Azië overgebracht, waar zij zich in de bevolking oplosten. Het Arianisme in Noord-Afrika was weggevaagd. De katholieken kregen op hun talrijk bezochte synode van Carthago in 535 kerkelijke macht en alleenheerschappij terug. Onder Fulgentius' leiding zochten zij nauwere aansluiting bij Rome. Maar er bleken ook nog Donatisten te bestaan, inzonderheid in Numidië, ze kwamen na de Vandaalse nederlaag snel naar het oppervlak. Ze kregen zelfs nieuwe aanhang onder de volksklassen in de steden en op het platteland, wat begrijpelijk wordt als wij zien hoe de Byzantijnen de oude agrarische uitbuiting en belastingdruk volgens Romeins model herstelden. De coloni werden aan de bodem gekluisterd, de belastingen die de barbaarse koningen niet of nauwelijks geheven hadden in alle zwaarte opnieuw ingevoerd, ook voor de inheemse stammen die inmiddels voor het merendeel vaste woonplaatsen gekozen hadden. Het betekende eenvoudig dat de keizerlijke instellingen zo goed als de ‘keizertheologie’ ten opzichte van de grote massa in Noord-Afri- | |
[pagina 106]
| |
ka faalden.Ga naar voetnoot1 Geen wonder dat het schisma nog lange tijd op de achtergrond bleef dreigen. De katholieke Kerk, die haar vroegere landbezit herkreeg en uitbreidde, die op het hof van Byzantium en op de Byzantijnse machtsmiddelen steunde, bleef ook economisch de boventoon voeren-tot aan de komst van nieuwe wereldveroveraars: in 647 liepen de Arabieren Romeins Afrika onder de voet. |