Ketters. Veertien eeuwen kettergeloof, volksbeweging en kettergericht
(1982)–Theun de Vries– Auteursrechtelijk beschermd6 De ‘dertiende apostel’Keizer Constantijn is wel eens de ‘sfinx van de historische wetenschap’ genoemd, wat vooral te maken heeft met de vraag in hoeverre zijn motieven ooit oprecht zijn geweest.Ga naar voetnoot5 De oude Burckhardt noemde hem eenvoudig een huichelaar; het oordeel van latere historici is genuanceerder. Zoon van een Romeins generaal en diens maitresse Helena, een herbergmeisje in Illyrië, alwaar | |
[pagina 50]
| |
De droom van Constantijn, fresco door Piero della Francesca. St. Franciscuskerk, Arezzo. Foto Alinari.
| |
[pagina 51]
| |
hij ook ter wereld kwam, werd hij jong betrokken in de fortuin van de oorlog, maakte een avontuurlijke carrière in het Oosten, daarna in Gallië en Brittannië, proefde de zoetheid van de macht en ontwikkelde met een hoogst energiek, vaak oplopend karakter een diepzittend egoïsme. Zelfzucht doet hem van lieverlede meer lijken op een oosters despoot dan op de ‘keizer-priester’ die hedendaagse katholieke biografen zo graag in hem willen zien.Ga naar voetnoot1 De reeds genoemde Eusebius, vroom geleerde, christenbisschop van Caesarea, heeft Constantijn van nabij gekend en ook diens Vita geschreven: hij deed dat in de prachtige kleuren van zijn geestdrift en de hiëratische stijl van zijn bewondering, waarbij hij tevens alle hem ter beschikking staande oorkonden in christelijke geest omwerkte en Constantijns gewelddaden met de mantel der liefde bedekte...Tegenover zulke eenzijdige lofzangen en betwijfelbare informatie staat de karakteristiek die een onbekend auteur uit de vierde eeuw van Constantijn gegeven heeft: ‘Gedurende tien jaar uitmuntend vorst, gedurende de twaalf daarop volgende jaren een rover, gedurende de laatste tien jaren een kind dat zich in wonderen vermeit.’Ga naar voetnoot2 Van huis uit een Apollo-aanbidder - Apollo als de ‘onoverwinnelijke zon’ ging al door voor zijn vaders beschermgod-heeft Constantijn in de strijd tegen zijn mededinger Maxentius, die zich in Rome genesteld had, de heilige schroom van zijn soldaten voor een aanval op Rome psychologisch weten te doorbreken: hij liet voor éénmaal het kruisteken, het labarum, op hun schilden aanbrengen. De militaire verplettering en dood van Maxentius, die in de Tiber verdronk, is het werk geweest van de christengod! Van dan af aan vindt men in de geest van Constantijn een merkwaardige vorm van godsdienstvermenging: hebben Herakles en Apollo en ook Mithras, allen lichtgoden, voor de jonge veroveraar van de staatsmacht religieuze betekenis gehad,Ga naar voetnoot3 hij leverde zich na zijn overwinning onder het kruisteken niet met huid en haar over aan het christelijk ééngodendom, zoals dikwijls beweerd is. Heel zijn leven bleef hij als keizer ook pontifex maximus; in traditioneel heidense zin vereerde hij ook als krijgsman de godin van het gelukkig toeval, Tychè, en maakte haar zelfs tot beschermgodin van het Nieuwe Rome, dat hij onder de naam Constantinopel op de plaats van het oude Byzantiurn stichtte (325-330) en inwijdde met heidens ritueel en voorspellingen van de door de christenen verfoeide astrologen. In het grote Apollobeeld van de stad, aan wiens hoofd de zeven levensstralen ontspringen (later heetten ze de zeven spijkers van het echte kruis), beeldt Constantijn zichzelf af, terwijl de christenen doorgingen met in zijn beeldwerken andere godheden te herkennen, zoals zij in dat van de biddende Magna Mater allengs de Maagd Maria meenden te zien.Ga naar voetnoot4 Dat Constantijn de dag van de zon als feesten rustdag voorschreef aan zijn soldaten kwam zowel tegemoet aan zijn eigen zonneverering als aan die van de christenen voor de dag des Heren. De tweeslachtigheid van dit alles komt niet voort uit besluiteloosheid, maar uit welberekende staatskunst. Constantijn zag in dat niet het aantal van de christenen de doorslag gaf bij hun beoordeling, maar hun voortreffelijke organisatie, waardoor hij ze vroeg of laat moest inlijven. In zijn onoverwinnelijke zon kon men ook de Christusfiguur zien, en in zijn inscripties heeft men de namen van de zon en Jupiter gemakkelijk door die van god Christus kunnen vervangen. | |
[pagina 52]
| |
Model van Constantijns basiliek van Sint-Pieter in Rome, gesloopt ten behoeve van de huidige Sint-Pieter.
De legendarische ‘schenking van Constantijn’ aan paus Sylvester 1, een door renaissance-geleerden onthulde falsificatie uit de zevende of achtste eeuw. Fresco van Rafael. Stanze, Vaticaans museum, Rome. Foto Alinari.
| |
[pagina 53]
| |
Lactantius, de ‘christelijke Cicero’, niet alleen tijdgenoot van Constantijn, maar leermeester van diens oudste zoon Crispus, heeft vooral de legende op gang gebracht van het kruisvisioen waardoor Constantijn in zijn strijd tegen Maxentius het christengeloof zou hebben omhelsd als onderpand voor toekomstige successen en grootheid.Ga naar voetnoot1 Constantijn was gewend in zijn loopbaan vaker visioenen te hebben, als het in zijn plannen paste, en dit van het kruisteken was niet zijn eerste. Feit is dat deze harde, op zijn tijd charmante, maar ook jaloerse en meedogenloze imperator, die er bijvoorbeeld niet tegen opgezien heeft zijn zoon Crispus en de jonge keizerin Fausta te doden toen hij hen in overspel meende aan te treffen, die ook zijn schoonvader en neven uit de weg ruimde wegens echte of vermeende samenzweringen,Ga naar voetnoot2 op weg naar de alleenheerschappij de christenen uitstekend kon gebruiken en dienovereenkomstig bevoordeeld heeft. Op het tolerantie-edict van Milaan (313) dat zich ook-met mate-tot dissidente sekten uitstrekt, volgt de druk op de heidenen om de van de christenen genaaste goederen terug te geven, volgt de afschaffing van de huisoffers die de heidense wichelaars zulke hoge honoraria plachten op te leveren, volgt opheffing van de voor christenen zo aanstotelijke kruisigingsstraf, volgt de vrijlating van christelijke slaven en bannelingen. Aldus verzekert Constantijn zich van de steun en loyaliteit van het christenvolk waardoor hij van de Kerk een instrument maakt van de macht.Ga naar voetnoot3 Dit verloop van zaken is vaak bestempeld als de zondeval van de oude Kerk, hoewel hier eerder moet worden gesproken van een historische onvermijdelijkheid. Zowel de christelijke vaders als de keizer hadden begrepen dat er geen plaats is voor twee machten in één rijksverband, tenzij ze samenwerken. De geleidelijke wederzijdse doordringing van die beide machten kan niet het feit wegnemen dat de Kerk verwereldlijkte. Zij had het materieel nooit zo goed gehad, ze mocht erfenissen aanvaarden, haar priesters hoefden geen belasting te betalen, de christenen vormden alras een eigen hofpartij waarvan de leiders zelfs jaargelden ontvingen. Voor erediensten en nieuwe gebouwen (Constantijn had een bouwcomplex) kreeg de Kerk een eigen budget, bij hongersnoden werd ze bedacht met grote hoeveelheden koren. Het aantal bekeringen nam onder Constantijn dan ook enorm toe, niet in het minst onder de bevoorrechte klassen. Ondanks het feit dat Constantijn nog steeds geen christen geworden was, lijkt hij nu en dan de ‘gevangene’ van zijn ‘onvoorzichtige toezeggingen aan de kerkleiders’.Ga naar voetnoot4 De wonderlijke situatie van steeds toenemende gunsten voor het christendom maakt hen niet slechts tot zijn meest verknochte onderdanen; zij kennen hem ook zonder aarzeling de scheidsrechterlijke rol toe bij hun inwendige geloofsgeschillen. Hij blijft immers de ‘hogepriester’, en convoceert en leidt aldus de vermaarde oecumenische synode van Nicaea in 325. Maar Constantijn wordt veel meer dan geïnteresseerd scheidsrechter in dogmatische zaken en daarmee ook vervolger-straffer van dissidenten, een man die opgaat in halfmystieke, oosters aandoende zelfvergoddelijking, ver van de massa, van haar gescheiden door priesterlijke voorhangen en een haarfijn uitgewerkte paleishiërarchie, getooid met purper en diadeem.Ga naar voetnoot5 Hoe ver weg ligt al de hemelsaardse gerechtigheidsdroom die Johannes op Patmos in zijn Apocalypse had opgeroepen! | |
[pagina 54]
| |
Constantijn heeft zich als beschermer des geloofs waarschijnlijk niet in het minst bekendheid verworven als zoon van Helena - het eens zo nederige, nu in de hoflucht tot ongekend aanzien gestegen herbergmeisje uit de Balkan. Door Constantijn met rijkdommen overladen bleek zijn moeder, wier echt achteraf gelegaliseerd werd en die zich christin had laten dopen, een intrigante van het eerste uur. Zij zag kans de zonen uit het tweede huwelijk van haar echtgenoot, Constantijns vader, ver van het hof te verbannen.Ga naar voetnoot1 Zij zelf kreeg de titel van augusta, mocht ook de diadeem dragen en vrijelijk beschikken over de keizerlijke schatkist. Blijkbaar tot opluchting van haar gewetenspijn over de politieke en particuliere moorden van haar zoon heeft zij enorme sommen besteed aan naastenliefde en kerkbouw. De laatste neiging beleefde een hoogtepunt tijdens haar met legenden omweven pelgrims- en boetetocht naar Palestina, vanwaar zij na kerken te hebben gebouwd op Jezus' verondersteld graf, op de Olijfberg en in Jeruzalem, kans zag Jezus' ‘ware’ kruis, de trap van Pilatus' rechtshuis (de Scala Sancta, nu in Rome), de heilige rok en andere relieken mee terug te brengen, zodat haar latere heiligverklaring dan ook vrijwel onvermijdelijk moest volgen.Ga naar voetnoot2 Helena moet grote invloed hebben gehad op Constantijn. Met zijn van nature levendige fantasie heeft de keizer blijkbaar in zijn nadagen, toen de ‘roversperiode’ overigens nog lang niet achter hem lag, een groeiende belangstelling aan de dag gelegd voor meditatie in een privé-kapel en, als hij ten oorlog voer, in een gebedstent. Zijn geweten was verre van zuiver, en men zegt dat alleen christentheologen het konden sussen. Er worden hem bovendien door Eusebius van Caesarea rechtzinnig-dogmatische redevoeringen in de mond gelegd die hij wel nooit zal hebben uitgesproken, al is het een feit dat hij zijn proclamaties door de schriftgeleerden van zijn kanselarij mettertijd liet volstoppen met stichtelijke passages. De invloed van christelijke raadslieden, al spoedig tot staatsfunctionarissen verheven, uit zich op velerlei wijze: in liefdesverklaringen aan de Christusgod, leraar en Logos, in de christelijke opvoeding van zijn zonen (politiek feit van de eerste rang) en in een met zijn moeder wedijverende christelijke kerkbouw, zowel in Rome als Constantinopel.Ga naar voetnoot3 Constantijns staatkunde bleef onverminderd ‘Romeins’: versterking van leger en bureaucratie, zware belastingdruk, geldmanipulaties bij groeiende inflatie, edicten om de horigheid en plaatselijke gebondenheid van coloni, handwerkers en zelfs van de curialen of stadsregeringen te bestendigen. Dat deze eerste Byzantijn zich nog op het einde van zijn leven heeft laten dopen, heeft een ironische nuance: de man die hem doopte was Eusebius van Nikodemia, een Ariaan, dus een ketter; in zijn doopgewaad is Constantijn in 337 gestorven. De orthodoxe Eusebius heeft steeds beweerd dat die doop door een verfoeide Ariaan een noodmaatregel is geweest; Constantijns verlangen zou zijn geweest om als Christus in de Jordaan gedoopt te worden, wat hem door zijn laatste veldtocht tegen de Perzen niet meer gelukt is. Zowel de roomse als de (Grieks-) orthodoxe Kerk verheerlijken nog om strijd de nagedachtenis van deze ‘dertiende apostel’,Ga naar voetnoot4 die ‘zo'n bijzondere relatie had tot God’, al wordt door hedendaagse biografen van Constantijn zeer wel ingezien dat hij zich ten aanzien van ketterijen en verwerpelijke richtingen vaak schadelijk voor het kerkgezag heeft opgesteld. | |
[pagina 55]
| |
Voor ons verhaal blijft Constantijn van onberekenbare consequentie als Realpolitiker die door zijn tolerantieopvatting een slotsom trok, waardoor het christendom voor de duur van duizend en meer jaar de werkelijke macht in Europa werd. Dat de legende zich ook van Constantijns persoon meester moest maken is duidelijk. Een van de oudste misbruiken van die legende is de brutale vervalsing door een paus uit de zevende of achtste eeuw, die als ‘donatie van Constantijn’ de kerkhistorie is ingegaan:Ga naar voetnoot1 - een zogenaamd document van Constantijn aan paus Sylvester 1, waarbij aan de bisschoppelijke stoel van Rome alle zeggenschap over het christelijke Westen geschonken werd. De humanist en taalgeleerde Lorenzo Valla bewees de vervalsing in 1440.Ga naar voetnoot2 De christenen van de vierde eeuw waren aan dit soort geschiedvervalsing nog niet toe, en Constantijn heeft moeilijk kunnen voorzien dat de milde atmosfeer van zijn staatsraison, waarin hij met de religies van zijn tijd leefde, tijdens de door zijn zonen gedeelde heerschappij plaats zou maken voor een al dwingender christelijke onverdraagzaamheid. De structuur van de Kerk, nu een met instituties ombouwde priesterkerk, begon zelf op een despotie te lijken. Dat het ware geloofsleven hierdoor in de knel kwam, werd door vele christenen terdege begrepen. Niet alleen konden al vrij gauw na de bevoordeling van de Kerk echte gelovigen zich niet meer verenigen met de opstapeling van materiële welstand door de gemeenten, en verkozen zij liever ruwe armoede en de afzondering van woestijn- en wildernisleven. Het hele complex van macht, gezag en orthodoxie waarop het officiële christendom steunde, werd meer en meer in twijfel getrokken en geschokt door het optreden van dissidenten, aan wie wij nu onze aandacht moeten wijden. |
|