Zeeden en Ghewoonten der hedensdaeghsche Aegyptenaren,
OP den 22. dagh van onse Herfst-maendt [wanneer de Nijl (nae't geheele Landt bevoghtight te hebben) weer afgelopen is] beginnen d'Inwooners t'Alkair een groot Feest te houden, Sy gaan dan langhs de straeten; en in't gaen eetense, drinckense, en singen Liederen ter eeren Godts, om dat het in't selve Iaar met d'overvloeying des Nijls soo wel gheluckt is.
Dit Feest duerdt aght dagen na malkander, en in dien tijd mag yeder gaen eten en drincken in wiens huys hy wil. Al die naghten over hangense Lighten aan hun Thoornen, en speelen op allerley Speeltuygen.
Als de Nijl over de 13. Brassi, of drie vierendeel van een el gewassen is, soo loopt 'er een Omroeper door de Stad, 't Volck op alle straten verkondigende, datse God souden aenroepen, en Boete doen, wijl de Nijl seer hoog opliep. De Menschen dit hoorende, werden hertlijck bedroeft, en yeder veranderdt sijn klederen: Want als de Nijl booven de 12. Brassi komt te rysen, soo vreesense, dat Landt en Stadt overstroomt moght werden. Oock houdense voor gewis, so veel Brassi hy boven de 12. oploopt, so menige 20. Mardint sal de Weyt in't toekomende Iaar yeder Maet dierder syn, als anders de gemeene prijs is.
Ontrent voor 50. Iaeren was de Nijl tot 18. Brassi toe opgelopen; ter welcker tijd door gantsch Aegyptenland soo geweldighen Dierte ontstondt, dat de Menschen met grote hoopen van Honger stierven: Desgelijcks oock het Vee op't veld. Dit veroorsaeckte soo groten jammer, dat d'een mensch d'ander wel opgegeeten sou hebben.
Die van Ramses bidden noch hedensdaaghs veel meer eenige Dieren, als Mahometh aen.
D'Egyptische Vrouwen, insonderheydt t'Alkair, bemoeyen zigh nergens anders mee, als met zich op te proncken, en reyn te houden. Eenige mogen nu en dan wat fijn Lijnwaad naayen, maar seer selden. Sy sijn boven maten Hooghmoedig; so dat ook selfs een Smits Wijf, alsse op een Ezel uytrijd, met een Rock van Silver Laacken, of ten minsten van Syde, bekleed is; en begeleyd werd ten minsten van vijf Slavinnen, en twee gesnedene Mooren, die op haar passen. Maar de Vrouwen die van meerder aanzien sijn, voeren 80. 100. ja noch meer Slavinnen, en 10. ghesneedens Mooren met haar, om haar te dienen. Gemeenlijck sijn haar Ezels gedeckt met een Kleed van Goudt of Silver-Laecken.