Java.
IS een Eyland, 'twelck veel Koninghrijcken heeft, doch van ongelijcke Godsdiensten. Eenighe bidden de Duyvelen aan, gelijk de Calicuiters: Andere de Son, of de Maan: Noch andere d'Ossen. Een groot deel deser Inwoners aanbidden 'tgeen haar eerst te gemoet komt.
Soo ongelijck 't Volck deses Eylandts in hun Godts-diensten is, soo ongelijk sijnse oock in hun Zeden. Men vindt hier eenighe Steden, daarmen d'oude af-ghesloofde Lieden [die nu niemandt meer nut konnen sijn] ter Markt brengt, om haar te verkopen.
Dit gheschiedt vande Soonen, of naaste Bloedverwanten; op dat hun Vader of Vriend gekoockt en gegeten moght werden; seggende: Dat het een seer onbillijcke saack sou sijn, sulck een goedt en lecker Vleesch de Wormen deelachtig te maken. Sy houden derhalven de Christenen voor wreedt en onbarmhertigh, vermitsse de Menschen van zigh zelfs laten sterven, en daar na de Lichamen in d'aard steken.
Indien oock een jongh persoon met eenige Siekte komt behebt te werden, en hun Genees-kundighe oordelen, dat'er geen beterschap te verhoopen staat, soo verwaghten sijn Ouders of Bloedverwanten den tijt sijns doods niet, maar doden, koocken en eeten hem selfs; of verkoopen hem anders aan de Vleeschhouwers ter slagting.
Op sommighe plaatsen deser Eylanden moeten de gene, die 'snaghts in de Schepen blyven, geduerig wagt houden, om van d'Inwooners niet overvallen, gevangen, tot Huts-pot ghekapt en opgegeten te werden.