Hoedaenigh met d'Overledene gehandeld werdt.
ALs een Paap sterft, soo werd sijn Ligchaam, den Duyvel tot een Offerhande, verbrand, onder't geluyt van veel Trommelen en Trompetten, vergeselschapt sijnde van 20. of 30. personen, gesamentlijk in Duyvels-grynsen vermomd. 'tSelve geschied oock by alle andere Lijcken. Vijfthien dagen hier na maackt d'achtergelatene Weduw een grote Maaltijd voor al haar en haars Mans Vrienden, op d'eygene plaats, daar den Overledenen verbrand was geworden; sijnde met al haar beste vercierselen gesmukt. Na't voleyndigde Gastmaal springtse in een Kuyl, vervuldt met welrieckend Hout, 'twelck in brand gestoocken is; en eyndight op dese wijs haar leven. Deselve gewoonte pleeghmen voortijds oock in verscheydene andere plaatsen van Indien t'onderhouden.
Hun Afgoden sijn bynae ontelbaar. Die d'Aarde geeerdt hebben, werden begraven: Die 't Vyer dienden, verbrand: Die't Water voor haar Godt hielden, daar in gheworpen: Die de Lught aanbaden, aan een Boom opgehangen, om te verdroogen.
In Odia [oock een Stadt in't Koninghrijk Pegu, leggende in 'tWater, gelijk Venetien] werden over de veertigh maal duysend Huysen geteld.