d'Uytgelesenste Wonderen, en bysonderste Seldsaemheden eeniger Landen en Volckeren in America, Asia, en Africa
(1670)–Simon de Vries– Auteursrechtvrij
[pagina 95]
| |
te reysen, moestense een Leydsman mee nemen, die zigh na Kaert en Streek-wijser [Compas] wist te righten, even gelijckmen inde Zeevaart doet. Doch eer wy voortgaan, moet hier yets van de Zand-Zee in't ghemeen ghesproocken werden. 't Is een booven maeten zandighe Heyde, beginnende 8. Mylen buyten de Stadt Alexandrien in AEgypten, Noordtwaarts op; sijnde int gheheel meer als 15. Daghreysen te Paardt lang: Doch die met haar Koopmanschappen, van AEgypten na Arabien op Kemelen daar over moeten, hebben wel 60. dagen werck. Hier wast noch boom, noch kruyd, noch gras; ook is'er noch huys, noch wegh, noch voetspoor te vinden. Op den 24. Iuny trecken d'Aegyptenaers op, en d' Arabiers af; en indien binnen dese 60. dagen een tegen-windt quam t' ontstaan (gelijk somtijts wel gebeurt) soo bleef noch mensch noch beest levendigh, maar moesten alle in't zandt versticken; 'twelk soo fijn als meel is, en haer ghelijck Bergen op den hals sou koomen vallen. Doch di Barthema en sijn geweldig groot geselschap hadden de beste wind diese wenschen moghten, wijlse al 't zand van haar afjoeg: Evenwel kondense malkander, maar 10. schreden van een sijnde, niet afzien. De Wegwyser [die haar voor Stierman diende] gingh voor uyt; en sy alle moesten hem stiptelijck volgen. In de doortoght van dese vreeslycke Zand-Zee stierf haar een groot deel volcks af; veele door dorst, maer noch meer door onmatigh drincken, alsse nu en dan eens by een Watergroef quamen. Dit zand, wijl de Son het seer heet maakt, houdt de ligchamen der versmoorde droog en buyten verrottingh. Dit is de Mummi, die in de Geneeskonst gebruykt werd. Wy hebben, voor eenige Iaeren, een deser Ligchamen [in alles syn natuurlijcke vorm hebbende, doch gantsch verdroogt synde] binnen dese Stad Vtrecht gesien, waer van de gedaante my noch eigentlijk indaghtigh is. |
|