gaeven haar dan t'Scheep, om mee nae Lisbon te vaeren; doch den eenen stierf, so haastse in Porugael quamen. Den anderen, Ioseph genoemd, heeft noch lang daar na geleefdt, en aan de Portugezen veel aenmerckens-weerdige dingen ontdekt, die wy den Leeser sullen meede deelen.
2. Deesen Ioseph was een geboren Indiaen, vande Stad Caranganor, te dier tijd ontrent veertigh Iaren oudt sijnde. Syn ghedaante was aschverwig; sijn lengte middelmatig. Men bevond hem een seer verstandigh, opregt en waaraghtigh man te sijn, geen ding meer hatende, als Leugentaal. Hy dronck geen Wijn, en was in alle dingen seer redelijk. Al die met hem omgingen, gaven hem 'tgetuygenis, dat hy een lieflijk Man, van grote getrouwheyd, en van een onbevleckt geloof was. De Stad sijner gheboorte leyd over de 90. Mijlen van Calicuit, aen een Rivier, Milibaer ghenoemdt, 15. Mijlen landtwaarts inleggende. Sy heeft gantsch geen Mueren, en is over de 30. Mylen lang [verstaat sulcke Mylen, die de 4. op't Water, en de 8. op't Land een Duytsche Mijl maken] want de Huysen staen niet so by malkander, als by ons, maar soo ver van een, datse veel bysondere Dorpen schynen uyt te maken. Verscheydene Waeteren vlieten hier door, nevens welke de Huysen meerendeel gebouwt sijn. In dese Stad wonen tweederley Volckeren, Christenen en Heydenen, doch sodanige Christenen, die nu bekeerd sijnde, voortijds ook d'Afgoden aanghebeden hebben. Hun Koningh was te dier tijd noch een Afgodendienaar. Daar wierden ook veel Ioden gevonden, doch waren seer veraght. Men vind hier byna allerley Specerijen; en hierom komen'er veel Kooplieden uyt Syrien, Aegypten, Persien, Arabien en Meden, om handel te dryven. Hier wassen ook veel dingen, die de menschen goed en gesond sijn.
3. Dese Stad is in driederley Inwooners verdeyld. De voornaemste en aghtbaarste noemense Naires: D'andere, die van soo groten Rijckdom niet sijn, Hopdi: 'tDerde slagh, bestaende in't arme gemeene volck, die haer met Visschen geneeren, Nuieram. Dese worden van d'Edele so gehaat, datse haer, waerse haar ook ontmoeten [indiense niet haastelijk weg vlieden] seer ongenadig handelen. Elcken hoop heeft sijn eygenen Tempel; ook hebben de Vrouwen haar bysondere Tempelen, in welke geen Mannen zig mogen vertoonen. Sy brengen hun Goden veelerley Vrughten toe. De God des Hemels biddense aen, en gelooven de Drievuldigheyt; derhalven schilderen sy hem met drie aengezigten en t'saem-ghevouwene handen, noemende hem Tambram. Hun Beelden sijn met fijn en suyver Lijnwaad omhangen, welke sy ontdecken alsse Offeren willen. Sy hebben ook noch Beelden van verscheydene Gedierten, doch eeren deselve nu niet meer. Alsse in hun Tempels gaan, bedecken sommige 'tAangezight met Aard, andere besprengen zig met Water.
4. Daegelijks gaanse driemaal in den Tempel, 'smorgens, 'smiddags en 'savonds, verrigtende hun Offerhanden op de volgende wijs: Sy roe-