| |
| |
| |
Aantekeningen bij de verspreide gedichten
| |
| |
| Kind. Uit: Het Getij, 5e jaarg., 1920, p. 685. |
| Lucia. Uit: Het Getij, 5e jaarg., 1920, p. 686. |
| De kern. Uit: Het Getij, 6e jaarg., 1921, p. 113-115. |
| Lofzang. Uit: Het Getij, 6e jaarg., 1921, p. 120. |
| Bewustwording. Uit: Het Getij, 6e jaarg., 1921, p. 120. |
| Het wezen. Uit: Het Getij, 7e jaarg., 1922, p. 16. |
| De chaos. Uit: Het Getij, 7e jaarg., 1922, p. 43. Onder de titel: ‘Nergal. Hymne 11’ is dit gedicht met weglating van de derde strofe opgenomen in de bundel Nergal. |
| Sterrenwolken. Uit: Het Getij, 7e jaarg., 1922, p. 119. |
| Monotheistische liturgie. Uit: Het Getij, 7e jaarg., 1922, p. 191-193. |
| Onaardse levensvormen, Avond. Uit: Het Getij, 8e jaarg., 1923, p. 23. Hierop volgde het gedicht ‘11.Snelle groei’, dat in de bundel Stormfakkels is opgenomen. |
| Voor de scheidsmuur. Uit: Het Getij, 8e jaarg., 1923, p. 23. |
| Stadsgezichten. Uit: De Vrije Bladen, 1e jaarg., 1924, p. 106-107. |
| Bevrijding. Uit: Het Getij, 9e jaarg., 1924, p. 92. |
| De gevangene. Uit: Het Getij, 9e jaarg., 1924, p. 177-178. |
| Droom. Uit: De Gids, 88e jaarg., 1924-11, p. 335. |
| Hindenburg. Uit: De Vrije Bladen, 2e jaarg., 1925, p. 161. |
| Naar de duisternis. Uit: Letterkundige Almanak Erts 1926, p. 152-154 |
| De schaatsrijder. Uit: De Vrije Bladen, 3e jaarg., 1926, p. 149-156. Van dit gedicht bestaat een afzonderlijke, met Romeinse cijfers (i-vii) gepagineerde overdruk. |
| Herfstballade. Uit: De Vrije Bladen, 3e jaarg., 1926, p. 282-283. |
| Droomballade. Uit: De Vrije Bladen, 4e jaarg., 1927, p. 153. Op dit gedicht volgden de ‘Droomballaden’ II en III, die onder de titels ‘Nocturne iv’ resp. ‘De gevechtsvlieger’ in de bundel Silenen werden opgenomen. |
| Spaanse volksliederen, ‘Ik hoop, dat ik neergezeten’. Uit: De Vrije Bladen, 7e jaarg., 1930, p. 33. Deze copia maakte deel uit van een reeks van negen, waarvan de overige in de bun- |
| |
| |
| del Spaanse volksliederen werden opgenomen. |
| Spaanse volksliederen, ‘Van liefde zou ik begeren’. Uit: De Vrije Bladen, 7e jaarg., 1930, p. 135. Deze copia maakte deel uit van een reeks van drieëntwintig, waarvan de overige in de bundel Spaanse volksliederen werden opgenomen. |
| Aan.... Uit: Helikon, 1e jaarg., 1931, p. 66. |
| Annabel Lee, naar Edgar A. Poe. Uit: Forum, 2e jaarg., 1933, p. 191. Deze vertaling wijkt sterk af van de vertaling van hetzelfde gedicht die in de bundel Romantische rapsodie werd opgenomen. |
| Afreis der vliegtuigen. Uit: De Vrije Bladen, 11e jaarg., 1934, P. 37-39 (een speciale aflevering met werk van Groninger dichters). |
| Stuntvlucht. Uit: Kristal, Letterkundig Jaarboek, Rotterdam 1937, p. 218-221. Bij dit gedicht gaf Hendrik de Vries in de ‘Aanteekeningen’ van het jaarboek een toelichting. |
| Groene Gojem. Uit: Apologien, een uitgave van De Ploeg, Groningen, april 1937. Onder het gedicht stond als auteursnaam: Hendrik; in de inhoudsopgave werd Hendrik de Vries voluit als auteur vermeld. De naam ‘Gojem’ werd door enkele leden van De Ploeg ook gebruikt als collectief pseudoniem bij de publikatie van een aantal parodieën op klankgedichten. |
| Copias. Uit: Kristal, Letterkundig Jaarboek, Rotterdam 1937, p. 222-224. |
| Religieuze liederen (hoofdzakelijk processieliederen) van het Spaanse volk. Uit: Helikon, 7e jaarg., 1937, p. 9-11. Aan het slot van de reeks staat een ‘Naschrift’ door Hendrik de Vries. |
| Copia, ‘Het vuur plant zich vliegend voort’. Uit: Helikon, 7e jaarg., 1937, p. 51. Deze copia maakt deel uit van een reeks van twintig, waarvan de overige werden opgenomen in de bundel Distels en aloë's van de Iberische volkspoëzie. |
| De rijmverdoezelaars. Uit: Den Gulden Winckel, 36e jaarg. nr. 9, september 1937, p. 13. Het gedicht kan beschouwd worden als een berijmde bijdrage aan een verstechnische pole- |
| |
| |
| miek die Hendrik de Vries en S. Vestdijk in 1935 voerden in Forum, en die in 1951 in Podium werd voortgezet. Zie hiervoor: Hendrik de Vries, Kritiek als credo, 's-Gravenhage 1980, p. 297-318. |
| Atlantische balladen I en II. Uit: Helikon, 8e jaarg., 1938, p. 52-54. |
| Romancen iv, vi, vii en viii. Uit: Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift, 48e jaarg., 1938-11, p. 106-109. De vier gedichten maken deel uit van een reeks van negen, waarvan de overige zijn opgenomen in de bundel Tovertuin. |
| De betoverde koningsdochter. Uit: Groot-Nederland, 36e jaarg., 1938-11, p. 684-685. |
| Tegen de liefde. Uit: Groot-Nederland, 36e jaarg., 1938-11, p. 685-686 |
| Uit: Zeven gedichten vi en vII. Uit: Groot-Nederland, 37e jaarg., 1939-1, p. 435-438. Deze gedichten maken deel uit van een reeks van zeven waarvan de overige werden opgenomen in de bundel Tovertuin. |
| Uit: Gedichten II en III. Uit: Groot-Nederland, 38e jaarg., 1940-11, p. 728-729. Deze gedichten maken deel uit van een reeks van drie waarvan het eerste (‘Ik, die niemand wou krenken’ ) in de bundel Tovertuin is opgenomen. |
| De magiër. Uit: Groot-Nederland, 38e jaarg., 1940-11, p. 730-731. |
| Loopings. Uit: Criterium, 1e jaarg., 1940, p. 362. |
| Romancen (uit: een cyclus ‘Tovertuin’ ) xiv, xv en xvii. Uit: Groot-Nederland, 39e jaarg., 1941-1, p. 130-132. Deze gedichten maken deel uit van een reeks van achttien ‘Romancen uit een cyclus “Tovertuin”’, die in twee gedeelten in het deel 1941-1 van Groot-Nederland werd gepubliceerd (zie daar ook de p. 22-28). De overige vijftien gedichten werden opgenomen in de bundel Tovertuin. |
| Ozymandias, naar Shelley. Uit: De Gemeenschap, 17e jaarg., 1941, p. 324. |
| Herinnering. Uit: De Gemeenschap, 17e jaarg., 1941, p. 383-384. |
| |
| |
| Romance (uit: een cyclus ‘Tovertuin’ ). Uit: Groot-Nederland, 39e jaarg., 1941-11, p. 161. Dit gedicht is het tweede uit een reeks van twaalf romancen waarvan de overige zijn opgenomen in de bundel Tovertuin. |
| Copia, ‘Ik hield mij met gekken op’. Uit: Criterium, 1e jaarg., 1941, p. 335. Deze copia maakte deel uit van een reeks van achttien, waarvan de overige zijn opgenomen in de bundel Distels en aloë's van de Iberische volkspoëzie. |
| Liederen op Spaanse motieven I, II en III. Uit: Imp, 1e jaarg., nr. 4-5-6, 1941, de speciale aflevering Groningsche poëzie, samengesteld door P. Dorrius Kleine, p. 34-36. |
| Gedichten II, III en VI. Uit: Criterium, 3e jaarg., 1942, p. 61-65. Deze gedichten maken deel uit van een reeks van zes, waarvan er twee werden opgenomen in de bundel Tovertuin, en één in Keur uit vroegere verzen. |
| Herrezen Helikon. Uit: Het Woord, 1e jaarg. nr. 10, juli 1946, p. 252. Het gedicht heeft betrekking op het door Piet Worm ontworpen omslag van de poëziereeks ‘Helikon’ van Uitgeverij A.A.M. Stols. |
| Verzen van de Hoogvlakte (naar Antonio Machado) I, II en III. Uit: Litterair Paspoort, 1e jaarg. nr. 6, november 1946, p. 1. |
| Rijmkritiek op ‘Levensgedichten. Verzen die ieder begrijpt’ van Tineke Hofman-de Vries. Uit: Het Vrije Volk, 7 december 1946. |
| Rijmkritiek op ‘Schoolmeesterschap, paedagogische poëzie van Jan Boer’. Uit: Het Vrije Volk, 8 februari 1947. |
| Rijmbrief aan de danscriticus ad interim van 22 december. Uit: Het Vrije Volk, 29 december 1947. |
| Rijmantwoord op de brief d.d. 29-12-'47 van Hendrik de Vries, door Klaas Groen. Uit: Het Vrije Volk, 6 januari 1948. |
| Hieronder krijgt, omdat 't zo hoort,/Hendrik de Vries het laatste woord. Uit: Het Vrije Volk, 6 januari 1948. De rijmende titel is kennelijk een toevoeging van de redactie van Het Vrije Volk. |
| |
| |
| Romance van de maan, de maan (naar Federico García Lorca). Uit: Criterium, jaarg. 1948 nr. 1, p. 19-21. Bij deze vertaling plaatste Hendrik de Vries een toelichting. |
| Bulgaarse volksballaden (naar Georg Rosen). Uit: Ad Interim, 5e jaarg., januari 1948, p. 49-51. Onder de beide gedichten staan als vertalers vermeld: Hendrik de Vries en Riek de Vries-Van der Zee. |
| Cilly-symfonie in de Schouwburg. Uit: Het Vrije Volk, 14 januari 1948. |
| Rijmkritiek. Uit: Het Vrije Volk, 31 maart 1948. |
| Aan Hendrik de Vries naar aanleiding van zijn rijmkritiek op de expositie van Bas Galis, door Pieter Monti. Uit: Het Vrije Volk, 7 april 1948. |
| Hieronder volgt De Vries' reactie/En daarmee is het uit -Redactie. Uit: Het Vrije Volk, 7 april 1948. |
| 20 jaar Friedel en 12½ jaar Gretel van Bruggen. Uit: Het Vrije Volk, 12 april 1948. |
| R. Scherpbier in 't Beerenhuis. Uit: Het Vrije Volk, 14 april 1948. Boven deze rijmkritiek plaatste de redactie van Het Vrije Volk de volgende berijmde opmerking: |
Hieronder schrijft tot vreugde van 't publiek
Hendrik de Vries een nieuwe rijmkritiek.
Dat ieder, dien dit hoekje in de krant stoort
Zich thans onthoude van een rijmend antwoord.
| Aan de Mangelgangse schildersprenten/Wijdt De Vries vandaag zijn rijmtalenten. Uit: Het Vrije Volk, 17 april 1948. De rijmende titel is waarschijnlijk een toevoeging van de redactie van Het Vrije Volk. |
| Expositie in Mangelgang. Uit: Het Vrije Volk, 5 mei 1948. |
| ‘Rendez-vous met een Remington’. Gedichten door Reinold Kuipers. Uit: Het Vrije Volk, 8 juni 1948. |
| ‘Zoude ik U minnen wijl Gij, hoog ten hogen’ (naar het Spaans, anoniem). Uit: Criterium 1948, nr. 2, p. 90. De vertaling stond aan het slot van een ‘Naschrift’ bij het artikel
|
| |
| |
| ‘Slauerhoff's vertalingen uit het Spaans’ door Hendrik de Vries. |
| Middeleeuwse liederen van het Spaanse volk. Uit: Litterair Paspoort, 3e jaarg. nr. 4, 1948, p. 59. De vier gedichten maken deel uit van een groep van zes, waarvan er twee werden opgenomen in de bundel Goyescos. |
| Bulgaarse balladen (naar Georg Rosen). Uit: Litterair Paspoort, 3e jaarg. nr. 7, 1948, p. 97. Onder de gedichten staan als vertalers vermeld: Hendrik de Vries en Riek de Vries-Van der Zee. |
| Daar klonk een stem vanaf de vluchtberg. Uit: Het Vrije Volk, oktober 1948. (De precieze datering van het stuk kon niet meer achterhaald worden.) Het gedicht is het slot van een ingezonden stuk door Hendrik de Vries. De redactie van Het Vrije Volk plaatste na het gedicht van Hendrik de Vries deze rijmende slotopmerking: ‘Wij geven gaarne plaats aan deze rijmreactie, /maar sluiten nu 't debat, 't Is uit zegt de redactie.’ |
| ‘Suite in december.’ Een lyrische cyclus door Bert Voeten. Uit: Het Vrije Volk, 27 augustus 1948. |
| Romance van het blanke meisje (naar een Spaans lied). Uit: De Nieuwe Stem, 4e jaarg., 1949, p. 102. |
| Fabel van de kat en de merel. Uit: Het Parool, 26 maart 1949. Aan dit gedicht, dat in facsimile van het handschrift werd afgedrukt, voegde de redactie van Het Parool de volgende aantekening toe: |
‘Indertijd meende ik, dat ik voor de korte verhalen in Het Parool niets zou hebben,’ schrijft de Groningse dichter-schilder Hendrik de Vries, winnaar van de Van der Hoogtprijs 1948, aan een onzer redacteuren, ‘Ik zie echter dat het vaak maar schetsen en overpeinzingen zijn; dan heeft het bijgaande meer recht op de naam verhaal.’
Het ‘bijgaande’, de fabel van de kat en de merel, staat dus ditmaal als ‘verhaal’ op onze kunstpagina. In handschrift. Want het handschrift van Hendrik de Vries is misschien wel even boeiend als zijn verhaal.
| |
| |
| Kroniek der poëzie. Uit: Wierde, nr. 8, 15 april 1949. Het gedicht verscheen in de polemische rubriek ‘Spuigat’, in het verlengde van een discussie over kunstkritiek tussen Hendrik de Vries en Pieter Monti. |
| Naschrift Pieter Monti. Idem. |
| Zeven copias ter opluistering van een toernooi. Uit: Wierde, nr. 9, 15 juli 1949. De gedichten stonden onder de kop: ‘Kroniek der poëzie’. |
| ‘Pieter Monti schreef een betoog’. Idem. Het gedicht vormt de afsluiting van een bijdrage van Hendrik de Vries aan de polemiek over kunstkritiek, onder de titel: ‘De kritiek op de kritiek.’ |
| Vorstin en schilderes. Uit: Het Vrije Volk, 13 mei 1949. Boven het gedicht stond de aantekening ‘Bij de werken van Prinses Wilhelmina, nu in Pictura, Groningen, en straks in Emmen.’ Naar aanleiding van daarop volgende tentoonstellingen in Emmen en Middelburg werd het gedicht ook geplaatst in de Provinciale Drentsche Courant van 24 mei 1949 en in de Provinciale Zeeuwsche Courant van 8 augustus 1949. |
| Mathias Kemp's gedichten meer dan ‘vergulde stof’/‘Puur goud’, oordeelt een dichter, strikt metrisch in zijn lof. Uit: Haagsch Dagblad, 18 juni 1949. |
| Bertus Aafjes: ‘De lyrische schoolmeester’. Uit: Vrij Nederland, 9 juli 1949. |
| ‘Aan hen die nimmer bukten’. Dit gedicht werd in opdracht van de Nederlandse Spoorwegen geschreven voor een door W.J. Valk vervaardigd monument ter nagedachtenis van de in de oorlog omgekomen spoormannen, geplaatst voor het hoofdgebouw III van de N.S. te Utrecht, en onthuld op 17 september 1949. |
| Hulde aan Edgar Allan Poe. Uit: Litterair Paspoort, 4e jaarg. nr. 7, 1949, p. 127. |
| Judith (naar Lope de Vega). Uit: Podium, 5e jaarg. nr. 11, november 1949, p. 683. |
| Ons Woeste Hoekje. Uit: Libertinage, 2e jaarg., 1949, p. 200. Bij dit gedicht plaatste de redactie van Libertinage de volgende aantekening: |
| |
| |
In Vrij Nederland van 18 juni jl. schreef Johan van der Woude een artikel over Hendrik de Vries, onder de titel: ‘De kluizenaar op 't Woeste Hoekje’. Per expresse brief zond Hendrik de Vries het volgende protest, met verzoek om plaatsing. Daar deze plaatsing door een onverklaarbaar misverstand achterwege bleef, geven wij hier het protest, hoewel laat, nog als curiosum.
| Rijmkroniek... ernstig te nemen!/Bijdrage tot de kunstproblemen. Uit: Het Vrije Volk, 3 februari 1950. |
| Bilderdijks demonie. Uit: Podium, 6e jaarg. nr. 5, mei 1950, p. 312. Bij dit gedicht publiceerde Hendrik de Vries op p. 313 een toelichting. |
| Op de sonnettenprijsvraag der Maatschappij voor Letterkunde. Uit: Podium, 6e jaarg. nr. 6, juni 1950, p. 394. |
| De Iberische god (naar Antonio Machado). Uit: De Vlaamse Gids, 34e jaarg., 1950, p. 593-595. |
| Rijmkritiek op een droogkomiek. Uit: Vrij Nederland, 14 juni 1952. |
| Geding over het ding. Gesloten boek, door Insider. Uit: Vrij Nederland, 5 juli 1952. |
| Geding over het ding. Doodgeboren rijmel-rel. Idem. De reactie op de ‘Rijmkritiek op een droogkomiek’ en de repliek van Hendrik de Vries vormden de eerste aflevering van een door Hendrik de Vries in Vrij Nederland begonnen ‘Polemiek-rubriek’. |
| Twee poëziereeksen. Uit: Vrij Nederland, 12 juli 1952. |
| Berijmd commentaar door Hendrik de Vries. Uit: Vrij Nederland, 2 augustus 1952. |
| ‘Mijne Heren’, door Bert Schierbeek. Uit: Vrij Nederland, 16 augustus 1952. Ook dit was een bijdrage aan de ‘Polemiek-rubriek’. |
| Repliek door Hendrik de Vries. Idem. |
| In memoriam Henriëtte Roland Holst. Uit: Vrij Nederland, 6 december 1952. |
| Balladen uit Atlantis I, II, III, iv, v en vi. Uit: De Gids, 116e jaarg., 1953-1, p. 1-7. |
| |
| |
| Sneeuwklokjes. Uit: Kinderpoëzie voor school en huis, samengesteld door Jan Boer en A.W. de Jonge, Meppel-Djakarta 1953, deel 1, ‘Parkietjes’ (voor kleuters van 4 tot 8 jaar), p. 34. |
| Snoezepoes. Idem, p. 34. |
| Poes. Idem, deel 2, ‘Leeuweriken’ (voor kinderen van 8 tot 10 jaar); p. 51. |
| Mijn poppen. Idem, p. 96-97. |
| Alles was overeind gezet. Idem, deel 3, ‘Zwaluwen’ (voor kinderen van 10 tot 12 jaar), p. 37. |
| Wat ik heb gevonden. Idem, p. 57. |
| Ik zocht op zolder. Idem, p. 57. |
| Uit Kastilië (naar Antonio Machado). Uit: De Vlaamse Gids, 38e jaarg., 1954, p. 446-447. Aan deze vertaling werd op p. 448 een aantekening toegevoegd. |
| Antwoord op antwoord. Een polemiek op rijm. Aan A. Marja, Antwoord aan Hendrik de Vries, door A. Marja, en Antwoord aan A. Marja. Uit: Maatstaf, 3e jaarg. nr. 1, april 1955, p. 60-64. Aan de titel was als voetnoot toegevoegd: ‘Naar aanleiding van “Kom, we gaan naar 't kerkhof...”, een geschreven portret van Hendrik de Vries door A. Marja in Buiten het boekje, geschreven portretten van vrienden en vakgenoten, N.V. De Arbeiderspers, Amsterdam 1954.’ |
| Omstreden Groningen (1227). Uit: De Warf, 1e jaarg., 1955/1956, nr. 1, mei 1955, p. 16-17. |
| Frolyck mit eeren (1580). Uit: De Warf, 1e jaarg., 1955/1956, nr. 2, juni i955, p. 32-33. |
| Het berouw van Rennenberg. Uit: De Warf, 1e jaarg., 1955/1956, nr. 4, september 1955, p. 84-85. |
| Rembrandt. Uit: Maatstaf, 4e jaarg. nr. 3-4, juni-juli 1956, p. 185. Dit gedicht werd geschreven in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, ter gelegenheid van de Rembrandt-herdenking. |
| Antwoord op eens Fransmans loftuiting jegens Hollandse waanpoëten. Uit: Maatstaf, 4e jaarg. nr. 6, september 1956, p. 377-378. Het gedicht werd gepubliceerd samen met het
|
| |
| |
| essay ‘Mijn leerlingschap’ (t.a.p., p. 374-376), dat in Maatstaf werd opgenomen ter gelegenheid van Bilderdijks geboortedag, 7 september 1756. |
| Een kleine fabel. Uit: Schrijversalmanak voor het jaar 1957, Amsterdam 1957, p. 142. |
| Pan Tadeusz (naar Adam Mickiewicz). Uit: Adam Mickiewicz, Het levende lied. Bloemlezing uit het dicht- en prozawerk. Vertalingen van Tom Eekman, M. Gorzynski, Jan H. de Groot, Hella Haasse, M. Mok, Paul Rodenko, Nico Rost, J.L. Teengs, Hendrik de Vries, Theun de Vries, A. de Vries Robbé en N.J. Wentink. Amsterdam 1957, p. 79-89. |
| Hartstocht en berekening (naar Antonio Machado). Uit: De Gids, 120e jaarg., 1957-11, p. 89. |
| Romance. Uit: De Gids, 121e jaarg., 1958-11, p. 284-285. |
| Scherzo. Idem, p. 285. |
| Tegenspel. Uit: Maatstaf, 6e jaarg. nr. 9-10, december 1958-januari 1959, p. 649. Aan zijn essay ‘Experiment contra intuïtie’ in dit aan de ‘Experimentele poëzie’ gewijde nummer van Maatstaf voegde Hendrik de Vries een notitie toe (p. 648-649), waarin dit gedicht was opgenomen. |
| Gevangen. Uit: De Gids, 122e jaarg., 1959-1, p. 192. |
| Impasse. Uit: Cultureel Maandblad Groningen, 2e jaarg. nr. 1, januari 1960, p. 7. Het gedicht, dat betrekking had op de tekening op het omslag van dit tijdschrift, werd door de redactie van Groningen beantwoord met het volgende: |
Ie hemm geliek, meneer de Vries, ik bin wat schaif.
Mor 'k loof, Redaktie het zien schaive kiend ook laif!
Mit krolde steert en huie kop en bragelpoot
Wor ik meschain, mit veul gestín, toch nog als groot.
Aal vlaig 'k ook nait zo hoog, van weegns 't dikke lief
Ik hol toch, reken d'r op, bai achterpootn... stief!
| |
| |
| ‘Streektaal, hem innig behorend!’ Uit: Boer op wenakker. Feestbundel Jan Boer aangeboden op zijn 85e verjaardag, Winschoten 1964, p. 9. |
| Nocturne. Uit: De Gids, 127e jaarg., 1964-1, p. 99. |
| Retraite. Uit: De Gids, 127e jaarg., 1964-11, p. 136. Het gedicht maakte deel uit van een reeks van vijf gedichten onder de gezamenlijke titel ‘Retraite’. De andere gedichten uit de reeks zijn gebundeld in Diseño jondo, Impulsen en Goyescos. |
| Mijn leven (naar Marcos Ana). Uit: Agostin Ibarrola, Tekeningen uit de gevangenis van Burgos, met gedichten van Marcos Ana en Vidal de Nicolas en een inleiding door Drs. H. Redeker, Amsterdam 1964, zonder paginanummering. De vertalingen in dit boek zijn van de hand van Hendrik de Vries, Prof. Dr. G.J. Geers en F. van Santen in samenwerking met F. Carrasquer. |
| Trein in de nacht (naar Vidal de Nicolas). Idem. |
| Centrale gevangenis (naar Marcos Ana). Idem. |
| Samenhorigheid met Spanje (naar Marcos Ana). Idem. |
| Koraal der harten (naar Marcos Ana). Idem. |
| Ik roep u vanaf een muur (naar Marcos Ana). Idem. |
| Herhaling (naar Marcos Ana). Idem. |
| Zolang ik leef... Uit: Mens en dier. Een bundel verhalen en gedichten, uitgegeven in opdracht van de Nederlandse Vegetariërsbond ter gelegenheid van zijn 70-jarig bestaan, Amsterdam 1964, p. 18. |
| Scheerlingbloemen. Uit: Maatstaf, 13e jaarg. nr. 2, mei 1965, p. 144-145. |
| Copias van de Spaanse Groninger. Uit: Maatstaf, 13e jaarg. nr. 7-8, oktober-november 1965, p. 453. Aan deze drie copias was nog de Spaanstalige copia ‘Fuera la canalla’ toegevoegd, die werd opgenomen in de bundel Cantos Extravia-dos del español groninguense Enrique de Vries. |
| Aan de weinigen. Uit: Elseviers Weekblad, 13 augustus 1966. Dit gedicht werd gepubliceerd ter gelegenheid van de 70e verjaardag van Hendrik de Vries op 17 augustus 1966. |
| |
| |
| De zwanen weergekeerd. Uit: Elseviers Weekblad, 8 juli 1967. Deze rijmkritiek werd voorafgegaan door de volgende notitie: |
Vorige maand verscheen bij Em. Querido een boek van J.C. Noordstar, De Zwanen en andere gedichten ( f 10.-). Het is de heruitgave van zijn enige bundel die een halve mensenleeftijd geleden verscheen, vermeerderd met enkele verspreide gedichten uit de jaren dertig, toen Noordstar (de naam is een pseudoniem) veel samenwerkte met zijn dichtervriend N.E.M. Pareau. Op ons verzoek schreef Hendrik de Vries een commentaar in dichtvorm.
| Zoon van Augustus. Uit: Elseviers Weekblad, 7 september 1968, p. 83. Dit gedicht maakte deel uit van ‘Zoon van Augustus’, de laatste aflevering in de serie ‘In gesprek met mijzelf’, ‘waarin kunstenaars over eigen werk schrijven’. |
| ‘O gij wie heel 't bestaan één juichend lied’. Uit: Elseviers Literair Supplement, 27 juni 1970, p. 7. Dit gedicht was één van vijf ‘Lyrische gedichten’, waarvan de overige vier een plaats kregen in de bundel Impulsen. |
| Contra-provocaties. Uit: Maatstaf, 20e jaarg. nr. 4, augustus 1972, p. 176-177. |
| Sotternie. Uit: Maatstaf, 20e jaarg. nr. 7, november 1972, p. 361-362. |
| Willem Bilderdijk p.m. Idem, p. 363-366. |
| Schots en Spaans. Uit: Maatstaf, 20e jaarg. nr. 8, december 1972., p. 476-478. |
| Twee Schotse verzen. Uit: Kentering, 12e jaarg. nr. 6, mei-juni 1972, p. 1. De gedichten maakten deel uit van een groep van ‘Drie Schotse verzen’, waarvan het derde, oorspronkelijk getiteld ‘Haunted and Haunting’, zonder titel werd opgenomen in de bundel Impulsen (‘Ver van elk bewoond gehucht’ ). |
| The Battle of Bannockburn. Uit: Kentering, 13e jaarg. nr. 3, maart-april 1973, p. 4-5. Bij dit gedicht plaatste Hendrik de Vries op p. 6 een toelichting. |
| |
| |
| Twee grotesken: De slangenvoedster en Duivelbanning. Uit: Bzzlletin nr. 89, 10e jaarg., oktober 1981, p. 60. De gedichten maakten deel uit van een groep van ‘Drie grotesken’, waarvan de tweede (‘Stormfurie’ ) zonder titel werd toegevoegd aan de tweede druk van de bundel Goyescos. |
| Oudmodische romance. Uit: Hendrik de Vries. Dichter, schilder, tekenaar, Groningen 1986, p. 12 (een uitgave van het Groninger Museum en de Universiteitsbibliotheek te Groningen bij de twee aan Hendrik de Vries gewijde exposities ter gelegenheid van de 90e verjaardag van de dichter.) Het gedicht is afgedrukt in facsimile van het handschrift onder de titel ‘Twee oudmodische romances’. Het tweede gedicht uit het handschrift bleef ongepubliceerd. |
| ‘Als ijzren kuiphoepel smeedt’. Onder de niet door Hendrik de Vries gegeven titel ‘[Fragment]’ gedrukt op een los blad, voorzien van de initialen H.G., G.K., G.d.G., H.V., S.P., W.J.W., en de datering 28-12-1991 (moet zijn: 28-12-1990). Deze postume druk is in de Verzamelde gedichten opgenomen omdat volgens een mededeling van de drukker W.J. Witteveen publikatie nog door Hendrik de Vries aan hem was toegestaan. |
| ‘Wilt gij naar uw geboortegrond keren’. Dit gedicht werd met het onderschrift ‘Emlékül De Vries Hendriktól’ (dat is: ‘Aandenken van Hendrik de Vries’ ) en voorzien van een vertaling in het Hongaars in opdracht van de dichteres Giza Ritsch(e)l in de steen van het graf van de familie Ritschel te Boedapest gebeiteld. Het is niet bekend wanneer dit is gebeurd. Voor de tekst in de Verzamelde gedichten is gebruik gemaakt van de transcriptie door Antal Sivirsky en de foto van de grafsteen in het artikel ‘Giza Ritschl en Hendrik de Vries een halve eeuw geleden’ door Antal Sivirsky, in: Teruggedaan. Eenenvijftig bij dragen voor Harry G.M. Prick ter gelegenheid van zijn afscheid als conservator van het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, 's-Gravenhage 1988. p. 318-324. |
|
|