Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 1616] Omstreden Groningen (1227) * 't Was weer uitgebarsten, 't aloude kwaad Van Gelkingers en Groenenbergers Dat vaak Groningen stelde in erbarmlijke staat: Ruwe benden, aanranders en tergers; Oorlog binnen de muren. - Rudolf, Kastelein Van Koevorden, gaf te kennen: Egbert Groenenberg mocht niet meer burchtgraaf zijn Over Groningen: wegens verwantschapsrecht Moest hemzelf deze stadsvoogdij toegezegd Of hij zou zijn bezit berennen. De Gelkingers voegden zich bij hem uit haat: Nieuwe fnuiking eens Groenenbergers! Utrechts bisschop, graaf Otto, ried aan tot beraad, Reisde herwaarts, voorkwam tijdlijk ergers, Doch was nauwlijks vertrokken, of Rudolf, te hoop Met zijn Drenten, viel Fivelgo binnen, Vernielde Egberts kasteel in Den Ham, nam de loop Naar de stad, ras omringd van zijn aanhangers hier. Uit hun oorlogsgeweld, hun geraas, hun getier, Moest Egbert het open veld winnen; Verzamelde in Friesland een macht van volk, Voerde 't aan, tegen Groningen stormend, Wierp daarin zoveel vuur, schiep zo ziedende kolk, Huizen, torens afzichtlijk misvormend, Sloeg zo heviglijk toe, dat hij 't weder verwierf En Rudolf naar Koevorden vluchtte, Zocht herstel van wat hij in zijn stad verdierf, En 't strijdwaardigste bolwerk, Sint Walburgskerk, [p. 1617] Maakte hij met zijn manschappen dubbel sterk Daar hij Rudolfs terugkeer duchtte. Korte rust was hem nauwlijks vergund: Rudolf kwam, Had bijkans alle Drenten te wapen. Weer beleegring van Groningen. Vuur en vlam. Slag op slag. - Zou de bisschop slapen? Neen: tot Utrecht klonk dit woest rumoer spoedig door. Kon de bisschop die schimp gedogen? Schonk men strafloos aan zijn goed vermaan slecht gehoor? Neen: de bisschop kreeg hulp: - Gelre, Holland en Kleef, Bentheim, Keulen en Munster! O Rudolf, beef: 't Leger komt, als een zee bewogen. De bisschop snelt met zijn sterk leger naar Drent, Zet zich neer, niet ver van Gramsbergen. Rudolf, hem tegemoet, plant nabij hem zijn tent, Wil arglistig diens aanval vergen: Wil dat Otto's ontzaglijke macht zijn troep Dwars over 't moeras komt belagen. Bij 't vroeg dagen weerdavert een luid geroep. Met alzijdig trompet- en bazuingeschal Snelt het heir naar 't moeras, die verborgen val. Woedend juichen wordt hulploos klagen. Dolle drang stuwt van achter: door 't ramlend gewicht Aller harnassen onweerstaanbaar. Plotse prooi van de diepte! Onherroepelijk gericht! Onafzienbare massa's vergaan daar. De gewapende Drent, met het land welbekend, [p. 1618] Geholpen door vrouw en door knechten, Overloopt wat nog rest: een blindwoelende bent, Men vond weldra de bisschop wreed omgebracht. Menig edelman mee. Rudolfs kleinere macht Kon die zege door list bevechten. Vorige Volgende