Verzamelde gedichten
(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd[p. 1580] | |
IGinds, aan Amstel en IJ,
Werkte een Bezige Bij.
In diens korf, door een kier,
Kroop een miezrige mier.
| |
IIDe Muze sprak: ‘Ben ik een feeks?
Ach: twist om niets is vaak ons fatum.
Doch zo iets klefs en glibbrig weeks
Als dit langdradig ultimatum
Der ‘Ultimatumreeks’... o nee:
Die stakker laat ik graag met vree.’
| |
[p. 1581] | |
Ik zei: ‘Dat gaat niet! Lucebert
(Deze achternaam is tevens voornaam)
Noemt zelf dit, “Apocrief” geblèr
“Gedichten”, 't Moet spectaculair
Behandeld, zoals 't heet. - Gehoorzaam!
Gij zult hier toch uw pijl op richten!’
De Muze sprak: ‘Ben ik een furie?
Misschien. Maar wie gooit zich te grabbel
Door 't keuren, ernstig als een jury,
Van zulk gekrabbel, zulk gebabbel?
Er komt vaak beters uit gestichten:
Van tragische, onvervalste ontwrichten.’
Ik zei: ‘Hij kwijt zich van zijn plichten!
Die plichten zijn: de burgerij
Te ontstichten.’ -
Daarom wend ik mij
Tot Neerlands volk. Hèb medelij.
En wil toch iets van dit geschrijf zien.
Bijvoorbeeld hier, van bladzij vijftien...
(De Muze fluistert: ‘Stil toch! Spaar
Hun dát geknoei; 't is àl te naar!’
Ik zeg: ‘Dit móet, voor 't Commentaar.’)
| |
[p. 1582] | |
De gemeente-riolering!
God geef mij wat water
Ik ga de vuile rivier
Het levende leven zijn
Zijnde het levende leven
Leest jezus de urinoir
Daar staat wat wens en waar
Is menselijk beschreven
En menselijk beschreven
En wenselijk is god
Hij rijst uit de urine
Welriekend embryo
Welriekend urinedier...
Was die man maar werklijk zot!
Niet zo'n slappe pestmachine!
't Is hem zo vervloekt om 't even!
Deed hij 't maar met echt genot!
Had hij dol, gemeen plezier,
Dansend op die rommelzo
Als een gnoom op een lawine, -
Priklust, als een echte vlo.
't Was hem alles best vergeven...
| |
[p. 1583] | |
(De Muze mompelt: ‘Klets maar!
Wat werkt jouw eigen prik uit?
Die kerel is onkwetsbaar
Als onvervalste dikhuid.’)
Welriekend urinedier
Vermeng me met de vissen
Vermeng me met de mensen
Vermeng me met de maden
Vermeng me met de maden
Met de staten-generaal
Mijn mond maakt ook de taal
van stamelen tot magistraal
Magistraal vaart als een haai
Mijn spraakorgaan over de oceaan
En aarde zijn kaken kraken
Vermaken en vermalen mij.
‘Vermalen mij’? - Vermaledij
Die beuzelpraat!
Mijn Muze had gelijk. Ik laat
Het hier maar bij.
't Kan zijn dat ergens nog iets vrij
Behoorlijks tussen staat...
Het slot: Miro, Rousseau en Klee,
Valt wel een beetje mee. Maar nee:
't Valt ook mee weg! Of 't zakt, in drijfzand,
In ‘Blurb’, of ‘Braak’, of kikkerdril.
| |
[p. 1584] | |
Wie niets is, en wat wezen wil,
Gebruik dees welbeproefde schrijftrant.
| |
IIIDe muze zei:
‘Uitgeverij
Bezige Bij,
Roemrijk door 't vechten
Tegen de moffen -
Blijf ons van 't lijf
Met zulk bedrijf
Der dode knechten
Van mode en wansmaak,
Schoon dit soms kans maak,
Zelfs onder proffen; -
Slinger die sloffen
Gauw naar de zolder:
Tuig, waar geen lommerd
Ooit op wil poffen.
Holderdebolder!
Eerst Rudi Polder.
Nu weer zo'n stommerd.
| |
[p. 1585] | |
Liever Jan Gommert
Elburgs verfomfaaid
Woordspel - Rodenko
Bij wiens flamenco
Lorca zich omdraait,
Of Remco Campert,
Hoe schraal die schampert -
Liever zo'n driespan
Met loos gebries, dan
Luizeberts kleren,
Wratten en zweren.
Hendrik de Vries kan
Dergelijke heren
Slecht inspecteren:
Is er te vies van.’
| |
IVDit was dan 't vrij uitvoerig afscheid
Aan Lucebert, de durf der lafheid.
|
|