Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 1423] Coplas * Schoonheid van Andalucía, Hoe houdt ge mijn ziel gevangen: Als een zoetgeurige ruiker Draag ik u door mijn gezangen. * Ik doolde, op zoek naar mijn bruid, Vergeefs in veel bonte hoven, Zag nergens 't gezegend kruid Waardoor mijn smart kon verdoven. * De boom van hoop en verwachten Verplantte ik naar verre landen; Ben weergekeerd naar mijn woning, Een dorre tak in de handen. * Eens, aan een bloeiende amandel, Heb ik mijn smarten verhaald, En op 't geluid van mijn klachten Kwamen zijn bloesems gedaald. [p. 1424] * Uw bleek gelaat is als nachten Vol maanlicht, vredig en klaar, Maar nacht zonder maan of sterren Is uw vloed van somber haar. * Het was in een stille sluimer Dat mij een engel verscheen; Ik wou van mijn liefde spreken, Maar glimlachend ging hij heen. * De stromen, de wilde stromen Verenigen zich in de zee; De tijdstroom kent geen ontkomen: De stroom van waarheid en dromen Daar drijft ook de liefde op mee. * De vogel stijgt naar de hemel Maar neemt naar het nest een keer; De droom stijgt op van de ziel, Maar deze komt nimmer weer. [p. 1425] * Als kind was je een violet, Als meisje was je een margriet; Nu als moeder nu ben je een roos, En je wordt een vergeet-me-niet. * Die straat was eenmaal jouw straat: 't Is nu een straat als een ander Waarlangs men zo daaglijks gaat. * Van krankte en honger geveld En reeds door doodskou bevangen Hield vader mijn hand omkneld; Zijn stem kon ik niet verstaan; Hij drukte een kus op mijn wangen - Hoe droevig zag hij mij aan! * Mensen, weg voor mijn gezicht: Ik spook door een doemvloek rond; Waar ik mijn voetstappen richt Vergiftig ik zelfs de grond. [p. 1426] * Als ik haar op straat ontmoet En heimlijk strijk langs haar kleren, Bezwijk ik in laaie gloed. * Wee om de teedre jasmijnen Wanneer de winden hen deren! Zo wilt gij mijn kleur doen kwijnen; Een windvlaag is uw begeren. * Naar de zon ging mijn afgunst heen, Ook heb ik de maan benijd; Nu benijd ik de grond alleen, Die ligt op haar graf gespreid. * Ze houden me als wijsheid voor: Jij moet het vergeten leren; En ik zeg, zo vaak ik 't hoor: Als mij de wormen verteren. * Ze zeggen: het vuur wordt as, En ook de drift moet bedaren; En ik zeg: waarvoor dient as Dan om het vuur te bewaren? Vorige Volgende