Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 1131] [Steeds weer als wild opgejaagd,] * Steeds weer als wild opgejaagd, Laf of manhaftig belaagd: Hij die weleer driest en kloek Thans om verlossing op zoek Tot in de ellendigste hoek Eigen vergrijp torst als vloek. Hoogland, ongastvrij, berucht! Hier dwarsdoorheen voert zijn vlucht. Angstig vermijdt hij 't gehucht, Klimt, waar een woud wordt vermoed. Zou 't hem voor 't noodweer beschutten? Dreigende lucht spookt en woedt. Volk, dat zulk plots duister ducht, Wijst hem 't gevaar, wijkt in hutten. Wat mag de moordenaar nutten? Eén boog van steen zonder stutten, Zwaar breed gewelf, overbrugt Schemerig diep. 't Bruist en zucht. Galmende kloof. Schuimstroombedding. Ach, louter schuil. Nergens redding. Toch, op dit hecht bouwsel toe, Hongrig en zwak, doodlijk moe Tast hij en daalt, voet voor voet, Schendt reeds bloemschermen der bermen. Zwermen steekmuggen omkermen 't Bonzende hoofd, proeven bloed. ‘Smeek nu geen Godlijk ontfermen! [p. 1132] List is 't, wat misdaad behoedt! List! Mij bereikt het gericht niet! List!’ - Maar een giftige schicht schiet Pal hem door 't hart, knakt zijn moed. Wat hij nog stervend als licht ziet? Wat zich met razende spoed Boven de onstuimige vloed Nog aan 't verwilderd gezicht biedt? 't Wordt naar 't verleden verplaatst. Heel 't in verbijstring weerkaatst Levenstafreel rijst voor 't laatst: Liefde, weldadige gloed, Trouw, die op heilloze plicht stiet. Armoe, door waanzin verzoet. Drank, die hem hulploos ontwricht liet. Elk plan, uit wanhoop gebroed, Zwicht, vliedt voorgoed. - Wolkenstoet, Struikbos, dicht riet: wuift uw groet! Storm, dek wie wreed heeft geboet! Blijf, sombre plek, ondoorwroet! Vorige Volgende