Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 1128] [Wie goed bemint gaat nooit haten?] * Wie goed bemint gaat nooit haten? Vraag dat wie haar schoonste kans, Haar toekomst, haar bruiloftskrans Moest missen, wie niets mocht baten. Meet liefde met andre maten? Vraag dat een jonkvrouwe, in glans Van geluk ontwaakt, en thans Onherroepelijk verlaten. Voor mij geen geringste slaap. Deel gij mijn droeve overnachting. Waar bleef nu zijn plichtbetrachting? Vloek op de verdorven knaap. Was deze bij strijd en slachting Een zo hoog verheven held? Hij die geen gelofte telt? Snoeft een held op eedverkrachting? Ik, in ban van vreemd geweld! Wee hoe bij al mijn verachting Nog steeds mijn hunkring, mijn smachting De onwaardige woestaard geldt. Uitbundig steeg mijn verwachting. Ons trouwfeest! Alom voorspeld! Nu: gruwlijk teleurgesteld. Zwijg stil: ik weiger verzachting. Wat hij weldoordacht misdeed Hij hield het mij diep verholen. Gij noemt het: lichtzinnig dolen. [p. 1129] Mij kwelt het onduldbaar wreed. Ik meen: Godzelf heeft bevolen: ‘Vergeet, of berust in 't leed.’ Maar neen! Wat ik stellig weet? Mijn onschuld. Ik ben bestolen. Sleurt gij hem van 't valse pad? Boeit gij hem die roverhanden? Zou 't vrijstaan mij zo te schanden? Ik ging op zijn liefde prat. Zijn hoon dorst mijn eer aanranden. Ik schonk mijn geheimste schat, Verloor wat ik trots bezat. Mijn loon is: eenzaam verbranden. Vorige Volgende