Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 982] XV * Nevens ijver van leger en burgerij, Hartstochtlijk hun mededinger, Streed een vrijkorps, dat lag de Oosterpoort voorbij: De studenten, op Drenkelaarsdwinger. Onbedaarlijk joelde er een feestgetij, 't Gevaar met gezang bezwerend. Van ‘'t Nachtegaaltje’ zo zongen zij, Vererend voor Bommen-Berend. Ze scholden, ze speelden fluit en viool, Maar de fuiver en bisschopsbezinger Was de voorste in elke uitval: - vermetel gedool Door die duistere diepten waar 't krijgsbedrijf school. Veel gevangenen bracht men, gedreigd van 't pistool, Menig losgerukt leven verging er. Doch de vijand kroop nader, scheen stormensklaar, 't Kanon wees als dreigende vinger. Voor de stadsgracht verrees thans een heuvel; van daar Begon 't hoog-rood-gloeiend geslinger Met brandstichtende kogels. Een talrijke schaar Vatte post op de wal - werd geen manschap gewaar. Nog aarzelde steeds de bespringer. Vorige Volgende