Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 976] XI * De verdediger heeft zijn vergelding gestort Over vijands voorste kartouwen. Toen scheen hun verwoesting schier opgeschort, Reeds moest hun die woede rouwen. Zo duurde die duivelse vreugde kort, En onze getrouwen vernamen Hoe ginds de eedle Jan Prott in 't Bourtangefort Zijn verleiders wel mocht beschamen. Wijl uit schone beloften veel goud en eer En aanzien hem tegenblonken, Sprak die vrome krijgsman: ‘Reeds heeft mij de Heer, Meer dan ik verdien, geschonken; Hoe zoude ik om vuig, om werelds gewin, Mijn land en mijn ziel verraden?’ - Bevelvoerder Martèl zag diens vastheid in, Elk aanbod wou hij versmaden. Martèl sloeg toen 't beleg, en gaf 't woord aan 't kanon, Doch bezon zich zo ras hij bemerkte Welk vernietigend antwoord van boven begon. Dus verliet hij bij nacht nog die sterkte. Deze tijding bezielde tot nieuwe moed. - Men kon 's andren daags aanschouwen Hoe de vijand steeds nader was voortgewroet Waar hij stellingen in moest bouwen. [p. 977] Om de middag dan raasde, en ten avond zwol Aanvlucht van granaten en bommen. Ook branders, met vurige staarten, die dol In buitling ten hemel klommen. Veel huizen bezweken; hun zwaarte sloeg Door daken, zolders en vloeren. Noodkreten en seinen; gedraaf, gezwoeg; Hard bluswerk, verward rumoeren. Vorige Volgende