Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 942] [Een windvlaag, naar binnen slaande] * Een windvlaag, naar binnen slaande Door 't huis van de jonggehuwden, Daverde aan deuren en glazen. Zij beide, in spraakloos verbazen, Verlieten 't boek dat zij lazen. Hun bloemtuin, waar 't licht op taande, Hun gracht, met loof overbrugd, Verloor zich in dichte wazen. Daar waarde die doodgewaande Wier nagedachte zij schuwden. 't Verschrompelde en fletsbetraande Gelaat zag hen starend staande, Lang, droef, of 't hun stil vermaande, Soms bevende, als door gezucht, Geprevel; toen traag vergaande. Hun huis, hun gehucht ontvlucht Als twee raadloos voortgestuwden Naar bergen, in zuivre lucht, Betraden zij 't Ongebaande Waar ijzige winden razen; Herkregen 's levens genugt Als wie uit ijlkoorts genazen, Doch immer geheim beducht Voor elk nietig nachtgerucht. Zij luisterden, star, en gruwden. Hoe snel ook deze angsten luwden, Steeds bleef iets vijandigs azen Op 't roekloos geluks-verdwazen, Door geen twist noch sleur verstugd; [p. 943] Steeds tastte een wesp aan de mazen Om de al te zoetgeurge vrucht. Vorige Volgende