Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 904] [...Klein, dat hij naar buiten liep] * ...Klein, dat hij naar buiten liep Om zo'n onnozel verdrietje! 't Buurmeisje streek met een sprietje Vlak voor de kat, maar de kat Keek, waar een vogeltje zat. Dat vogeltje riep en riep: ‘Mijn moedertje heet Marietje.’ Vlindergeschitter en stoeien. Wriemelen, gonzen en zoemen. Toen hij een koe hoorde loeien Kwam ook een emmer te boemen. Weer voor 't besproeien van bloemen. ...‘Vogeltje, pas op, hij ziet je’... ...‘Poes, ga weg, of ik begiet je’... Hij dacht aan zijn broertje's plannen: Hoe die zich flink sterk wou maken, Sterker dan de sterkste mannen, Vechtend met leeuwen en draken. Dat kon door een toverdrank. - Laken, aan knijpers gespannen, Rukte; 't werd woedend gewapper. 't Vogeltje bleef even dapper De naam van 't moedertje noemen. Poes dutte op de vensterbank. Achter 't raam ging slingerslag. Daar was de kastklok; daar lag [p. 905] 't Zware boek van Gods verdoemen En Gods liefde. - Spinnerag Speelde in zon, zilverblank. Een sikkel gaf scherpe klank. Zou 't waar wezen wat ze zeiden: Dat wie goed rein was God zag? Hij huppelde weg naar weiden Buiten de bomen; hij wou Dat het nu gelukken zou Hem te onderscheiden: hoog, hoog, De zon altijd in de hand; Ja, binnen die grote brand Hier zo vreeslijk ver vandaan Ergens bij die ronde rand Zat God; hoorde nacht en dag Wat op de wereld bewoog: Dank en gebed en gelach En gehuil. God zag hem staan; Zag ook hoe hij nu begon Te doen wat geen mens ooit kon: Rechtuit opzien in de zon! Lang hield hij 't niet vol; 't getuur Gaf toch pijn en last aan 't oog. Zwart en rood leek 't gouden vuur. Toen groen: één trillende vlam. [p. 906] Veel zonnetjes vlak daar naast. En sterren: opspattend gruis... Nu nam een wolk die wild vloog, Een boot met los-draaiend stuur, 't Licht weg, zo dicht als een muur. 't Werd koel, met wat zacht geruis. Regen. Ook een regenboog. Hij rende over berm en dam, Langs velden, half kaalgegraasd. Hoor! Was God boos? - Niet naar huis! Liever schuilen in de schuur. Op de lucht een felle schram. Gebulder, hard aangeraasd. Bladergedwarrel. Een vlaag, Rondschuddend om tak en stam. Daar! Vogels door 't wolkgejaag... Wie riepen hem?... Ja, hij kwam! Graag!... Met geweldige haast! Vorige Volgende