Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 846] [Wee, wee, dartle kruidenzoekster!] * Wee, wee, dartle kruidenzoekster! Gij hadt in de takken van een dezer machtigste bomen Gelegen: Te gluren, te loeren; - Hadt gezien, hoe beneden Langs bochtige wegen De gnomen Rijkdommen kwamen vervoeren Die zij zwoegende hier, tussen knoestige wortels, begroeven; Hadt gehoord, hoe zij de eden Der diepste geheimenis, hijgend gemompeld, Plechtig bezwoeren. Toen is uw sjaal afgegleden; Heeft u verraden bij deze versmaden en schamelen, Welke, tot straf om uw spieden, U mee deden arbeiden - ras in de onzekere gebieden Der stilte en der scheemring gedompeld. Thans moogt gij nooit onder mensen meer toeven: Nooit meer voor kranken de heilrijke kruiden verzamelen, Nooit meer de tuin bij uw grootmoeder wieden, Hoort nooit uw zusje meer stamelen, Uw tortels koeren; Strompelt nú tussen roestige of schimlige muren, Traag, over vochtige vloeren; kunt geen ontvlieden beproeven. [p. 847] Énige bode van boven, Breekt zich een lichtbundel neer naar een dwergboom die schilfert en schrompelt. Nauwelijks wilt gij geloven Dat nog een huisje ginds vriendelijk wacht bij een woelige bergstroom. Vorige Volgende