Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 845] [Peter de kabouter kon geen dag meer werken,] * Peter de kabouter kon geen dag meer werken, Was er ziek van, dat hij zo'n mooi meisje zag: Lieflijk en verleidlijk op haar blote voetjes, In haar zomers kleedje, dun als 't fijnste rag. Duizend woeste zoenen, drieste en dolle spelen, Droomde de kabouter, of hij waakte of sliep, Tot hij zich bij maanlicht waagde naar haar woning Waar hij haar in rust vond, ach hoe stil, hoe diep. Hij kon haar adem niet horen, Hij keerde troosteloos weer: Een roos, nog in knop vervroren, Zo lag ze onder 't maanlicht neer. - Kabouter Peter! Als de liefste niet meer leeft, waar dan wel heen, Kabouter Peter? Voor de heimlijkste aller kwalen: Vlammen die bij duister branden, Helpt geen reis naar verre landen, Hoge bergen, diepe dalen - 't Wordt maar droevig doelloos dwalen; Wie alleen is, blijft alleen, Kabouter Peter! Vorige Volgende