Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 790] [Ze lag, voor 't laatst, in een zonnestreep.] * Ze lag, voor 't laatst, in een zonnestreep. 't Haar golfde op de marmeren trap, tree aan tree. Bloed gutste waar heur de rover greep Als de havik de duif, als de panter de ree. ‘Gij vriendin dier ontzielde: welk dwaas gedweep Kluistert u nacht en dag aan dees droeve stee? Uw blik schittert vreemd, gij wordt bleek en krank, Afgunst, hunkring en rouw moordt uw rust en vree.’ ‘Tovenaar, meng mij een minnedrank: Mee voor hem zij de les van 't onduldbaar wee. Dat hij gifsap drink van dees donkere druif. Dat in eendere strijd God zijn hoogmoed straf. Dat, als kaf door de storm, zijn bestaan verstuif Naar wie ik nóg benijd, zelfs in dood en graf.’ Vorige Volgende