Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 764] [Slagen van reuzenhamers.] * Slagen van reuzenhamers. Grel vuur. Zou de wereld vergaan? Bulderen, bruisen en klotsen. ‘Schuil voor de orkaan, Diep in mijn kamers Onder de rotsen. Drink van mijn wijn; Ruil voor mijn rustbed uw zodenbank; Slaap aan mijn zijde achter 't praalgordijn!’ Daar, in haar grot, wacht een feestelijk maal, Reikt ze hem schuimend haar sierbokaal. Krank van de duizel der godendrank, Dra door haar dienaars ter sponde gedragen, Smaakt hij 't geluk van haar droomblank naakt. Dan, voor een wijl, wordt zijn ban geslaakt. Noodweer en zaal, bed en vrouw, vervagen. Soms, uit haar greep met een ruk ontwaakt, Hoort hij 't gezweep der woedende vlagen. Rijkste aller weelden! Dees oorlog beluisteren In heur armen, gezwalpt op een zee van behagen! Weer stilte en leegte. Zwerft hij door gangen? Liggende beelden. Bloedende slangen. Levende doden prevelen, fluisteren. Putten en kelders nevelen, duisteren, Glanzen en roden... Elders ontvloden, Hoort hij omhoog nieuw-ten-dis-genoden. Plots, als een druk, voelt hij 't rotsgewelf... [p. 765] Neen: een stervensvuns hol! Door de scheemring verfletst, Uitgemergeld, als een dier in een moordkuil gevangen, Tegen scherven en stangen eens vensters gekwetst, Aanschouwt hij zichzelf, met ketens omhangen. Vorige Volgende