Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 744] [Door de zomerlucht, bij mijn vlinderdans,] * Door de zomerlucht, bij mijn vlinderdans, Kwam een dwarrelvlaag mij tot stijgen dwingen. Wijd verworpen, in woedende duizelkringen, Voer ik mee als 't pluis vliegt, onbeducht voor de kans Neer te slaan tegen dorens; wist onder noch boven, Ging aan een grasgroene hemel geloven En val-kuilen van blauw tussen wolken beneden. - Omgekeerde rivieren, dorpen en steden Gleden langs bonte gewelven voorbij, Kleiner en kleiner, vager en vager. Boos en blij om die drieste uitbundige jager, Ver in 't smetloos azuur, iets onredbaar verlorens, Een veeg vonkjuweel, door 't weids ruim verkwist, Waarde ik stuurloos. De wereld half uitgewist, Steil gekanteld: een poort, naar de eeuwigheid open, Dan een maalstroom van bliksems: rondschietende lijnen; Duizend nietige huisjes, tot stippen verkropen; Barre sneeuwstapels; grillige dampwoestijnen; Ziedend zilver en goud; een gedrocht met horens; Een vuurspuwende muur: louter koepels en torens. Tegen elke krankzinnige buiteling zwiepten De Godslamp, de schittrende waterplassen En 't verblindend-licht marmer als vurige hoepels, Mèt het wit-blauw-groen-grauw der voortstormende diepten. Dan een val door een vlokkenvloer, dan onweerstaanbaar Een luchtsprong, door dichter en dichter mist. Nu schel, tussen schuimige massa's, de straling [p. 745] Der zon, langs gebergten, voor niemand begaanbaar, Gewichtloos: afgrondlijke leegten ontwassen; Dan een spookland, waar niet wordt gezien maar gegist. De wellustige, luimige, plaagziek verliefde! Na luchtiger spel, in trager herhaling, Kruiste en kliefde ik een lager, ijler gedrang. Mijn drager zei mij vaarwel. Daar druiste 't Gerucht mijner daling: een sluimerzang. Vorige Volgende