Verzamelde gedichten

[p. 708]

[Onder neerhangende takken]

*

Onder neerhangende takken
Legeren rovers,
Leren de beer en 't gestolen
Meisje dansen;
Roffelen klanken,
Dof en eentonig,
Doen de zweep knallen.

De beer brult en waggelt
Boven een oven.
Ginds, op twee koorden,
Tussen wagens gespannen,
Ziet men de schone
Bij rusteloos pogen
Steeds weer struikelen en vallen.