Verzamelde gedichten

[p. 704]

[Werd ik wakker? Of begonnen]

*

Werd ik wakker? Of begonnen
In mijn droom weer nieuwe dromen?
Overal tussen de bomen
Lijken webben vastgesponnen:
Ladders van koorden en touwtjes!
Hoog, tot bij de hoogste toppen,
Hangen, aan koperen knoppen,
Honderd gekleurde gebouwtjes:

Torentjes met spitse kapjes
En op elke kap een kruisje;
Brugjes, poortjes, raampjes, trapjes...
Daar, met voorzichtige stapjes
Langs een balk, stil als een muisje,
Komt een kabouter gelopen...
Kijk: een klein deurtje gaat open
En hij is weg in zo'n huisje!

Tussen dichtverwarde struiken
Op een rots, met vaandels, wimpels,
Rood, groen, paars, blauw, goud en geel,
Staat een prachtig echt kasteel.

In de tuin, daar achter 't hek,
En daarbinnen: achter gevels
Met veel bontbeverfde luiken,
Zitten oudjes, ruw van rimpels;
Eten gretig hete hapjes
Bij een luid en blij gesprek;
Schenken gul uit stenen kruiken,

[p. 705]

 

Drinken uit ondiepe napjes;

 

En de vogels maken grapjes

 

Op hun stevels, op de lapjes

 

In hun kleren, zwart van pek.

 

Telkens barst een schaterlach,

 

Stoelen, tafels, kasten schudden.

 

 

 

Zie hoe 't volkje joelt en smult!

 

Hoe 't hun druipt langs baard en knevels! -

 

Uit hun pijpjes opgekruld,

 

Speelt nu walm, en vult, met nevels,

 

Grijs en geurig, 't bladerdek.

 

 

 

Door een enkele open plek

 

Boven 't bos, al dun omhuld

 

Met een glans van herfstig rag,

 

Heel de lange heldre dag,

 

Zien ze in stage trage trek

 

Wolkjes, wit als lammerkudden.