Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 702] [Een villa, hoog tussen bomen,] * Een villa, hoog tussen bomen, Bij sneeuw, mist en sterrelicht. Hoe was 't klein meisje gekomen Van 't bos, dwars over de heide Op deze doodstille plek? Eén haag leek alles te omheinen. Ze sloop naar 't gesloten hek. Voor haar ging 't open en dicht. Eerst, uit witbevroren hoven, Klom ze op trappen, bochtig, nauw, Tastte in gangen, door alkoven. - Soms begon iets flauw te schijnen, Waarbij ze een beeld onderscheidde Dat leefde en ook spreken kon. Toen een lampje; een zachte zon, Prachtig met krullen gekroond. Een salon! Ja, hier, hier in!... Voor een warm brandende schouw, Tussen twee zware gordijnen, Zat zo rustig haar gezin Of 't in dit schatrijk gebouw Lange jaren had gewoond. Nóg wou ze het haast niet geloven Maar haar stoel stond bijgeschoven Waar moeder al 't maal bereidde, Haar toeknikte, en 't laken spreidde. De kleinen sliepen; de groten [p. 703] Speelden met huizen en boten, Tunnels en bruggen en treinen. De jongste, in zijn wiegje, schreide. Ze vroeg: zou poes hier niet wezen? Ja! Steil overeind gerezen Kwam hij langzaam plechtig nader, Liefkoosde en bedelde en vleide. Nu gleed ze in haar nachtjapon. Ze kreeg een kaarsje van vader. Poes leidde haar trouw naar boven, Kroop naast haar in bed, en spon Heel dankbaar en heel tevree Want zij lag hem voor te lezen. Hij bekeek de plaatjes mee. Daar draaide een wolkje op 't plafon... O wee! Hun kaarsje ging doven. Vorige Volgende