Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 660] [Het weerlicht ver, maar ik hoor geen donder.] * Het weerlicht ver, maar ik hoor geen donder. Ik loop alleen, want ik wacht een wonder. De bladeren schaduwen dun en fijn. ‘Wat zoekt een meisje in de maneschijn?’ ‘Daarginds op 't paleis is een groot festijn, Vanavond moet ik de schoonste zijn.’ ‘Zo gij de schoonste daar wezen moet, Het kost u meer dan uw geld en goed.’ ‘Ben ik de schoonste op het vorstelijk bal Dan vraag ik niet wat het kosten zal.’ ‘Het kost u dat gij het kerkhof bezoekt En dat gij uw vader en moeder vervloekt.’ De volle zaal, toen zij binnenkwam, Werd licht als door een gouden vlam. Wel honderd minnaars wouden haar groeten. De vloer ging branden onder haar voeten. Zij brandde in hun ogen, helgeel en zwart. Ze droeg een juweel, dat verbrandde haar 't hart. Vorige Volgende