Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 600] Zwerftocht I * Langs dompe straten En verlaten pleinen Die puinmuren omheinen, Horen ze klaaglijk Door de nacht - soms vaaglijk Getint met weerlicht - Een heks verdorven En vuige woorden Van bezwering zingen, Om tot opstaan te dwingen Wie lang zijn gestorven. Hun stappen stoorden 't Gespuis, en boorden Zich diep verscherpend In de eenzaamheid, Waar 't al terneerligt, Van 't Noorden snerpend In slaap geschreid. [p. 601] II * Andere stegen, andere markten, Eindlijk een andere stad. Hij ziet onbekende torens Van hun diepgegrondvest voetstuk Losraken, en hun massieve Zwaarten houden zich zwevend, Leunende op hun hoekpunten, Om langs de bodem een trage Lome lijkstatie te vormen; En bij dit eentonig voortgaan Schudden hun klokken klaaglijk. De windwijzers, waar ze naadren, Buigen zich over hem neer. Hij hoort hoe metalen tongen Zijn eigen naam steeds weerkaatsen. [p. 602] III * Als fakkels van een rouwstoet, kwijnt loodkleurig Het vuur, in tocht verwaaid, in walm verdoken; Langs beelden, tegen kalk, verscheefd en scheurig, Nabij en ver, slaan schuwe schaduwspoken; Hier trap, gewelf en muurvlak, domp en treurig, Daar urnen, bouwvalbogen, doorgebroken Zerkzuilen, droeve, onzeekre binnenpleinen, Koud, grazig, drassig, in onmerkbaar deinen; Op niets gegrondvest, als een vaartuig, kampend Met zware zee, in stage, vage duizel - Dan duidlijk, als aan de ankers rukkend, stampend In 't eng bestek van 't eeuwig droomgesuizel Dat steeds die ruimten drukt, versmoord van dampend Vergif, gedempt in stof en scherf en gruizel; Hier, nooit met mensentred noch woord gestoord, Kruipt loom de tijd, in droom begraven, voort. Naar Espronceda Vorige Volgende