Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 557] Lenoor * Wee! Reddeloos 't gulden hulsel uit, is dit rijk aroom vervloden! Luidt, klokken: Guy de Vere's bruid zweeft op de stroom der doden! - Brak zelfs om haar in 't strak gestaar geen traan van deernis door? Zacht, op die zwaarbekranste baar, ligt roerloos uw Lenoor! Komt, leest een ritus voor! Stem 't koor nu 't lied van wening aan! Groet, wie zo vroeg in de ochtendgloor haars levens heen moest gaan: De schoonste die, naar God verkoor, zo jong ooit heen moest gaan. Huichlaars, haar trots hebt gij gehaat, haar weelde alleen vereerd, Ja, voor zij viel in kranke staat hebt gij haar dood begeerd. Wat baat, of gij de ritus laast? Of uw stem 't rouwlied zong? Wat gij, met uw noodlottig oog? Wat uw verfoeide tong Wier laster haar ten dood bedroog, zo rein, zo bloeiend jong? Peccavimus! Doch niet aldus geraasd! Neen, doe een zang Opstijgen, waardig dat zij deze in 't rijk der stilte ontvang! De bruid Lenoor, zij toog ons voor, met hoop, die mee vervlood, Liet u ontzind van lust naar 't kind, nu 't zo gedwee zich bood; - Thans rust ze daar op gindse baar, van 's levens blos nog rood, [p. 558] 't Licht speelt wel klaar door 't blonde haar, toch zweeft op 't oog de dood - Ja, 't leven over 't gouden haar, maar over 't oog de dood! Van hier, aan leed en list ontrukt, is de ziel verstoord gestegen, Boven ramp en rouw, boven boze trouw, naar een oord van vrede en zegen! Uit haar tijdlijke woon, hoog de zonnetroon van de Heerser der hemelen tegen! Géén klokgelui! Geen weergalm zweer' in heur gewijd genugt Meer herinnering op, door verklaarde sfeer, aan des aardrijks dompe lucht! En ik? Van mij geen bee noch zucht! Mij drukt geen jammer neer! Neen! Schrage ik de engel in haar vlucht met een juichzang van 't weleer. Naar Poe Vorige Volgende