Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 391] Nergal 1937 [p. 393] Nergal Hymnen I * Stilte: - krijgsmars der zonnenzwerm Die de spooknacht met vlammen splijt, Eeuwig voorspel der massa-strijd, Eeuwig echo van doodsgekerm. Wat uit magma zich perst als fakkels, Wat uit afgrond of krocht ontploft, Wat in aswolk en walm verdoft, Wat in stormren verflardt aan stakkels, De doorbraak der helse vuren, De toorn die de ziel verwoest, Beukt bezeten aan blinde muren En sterft in een sterlichte rouwhal; - 't Geluk ontbloeit op een bouwval Tussen steenpuin, schimmel en roest. [p. 394] II * Gewelf der leegte, schril met vuur beschilderd! Gij dient Uzelf slechts, Wil, die schept en delgt! Uzelf alleenlijk: Stroom, die, krijgsverwilderd Slechts koortsig leven, koortsig leven zwelgt. Gij dient Uzelf slechts. Drieste legers tonen Hun steeds verscheiden, steeds vernieuwde kamp. Verwarde wegen: leegte's licht-aeonen, Verwarde sluiers: Almacht's werveldamp. [p. 395] III * Ontbloeide wereldstelsels blaken, Verspreid, in schijnbaar blinde woeling; De wezens die op hun ontwaken Getuigen van de Godsbedoeling: Waar 't algeweldig vuurlicht gloort Brengt Gij bezielde vormen voort. 't Verstand verstart, 't vermoeden huivert, Verward van zulk een overtuiging. Dees vreugde, die versterkt en zuivert, Eist klachtgebed noch laffe buiging: Waar 't algeweldig vuurlicht gloort Brengt Gij de trots van 't weten voort. [p. 396] IV * O Storm, die de dampkring met grauwheid bemantelt En leegvaagt! De vlakten vervriest en weer dooit! De golven doet zwellen, en opzweept, en kantelt, De schepen bestuurt, en de wrakken verstrooit! Uw Almacht! Een hoon aan elk menselijk pogen, Een spot voor de rede, wier adem hier stokt! Wij zien ons, in vunzige kolken verzogen, Bedrogen door geur, waar de dood mee verlokt. Tot haat en ellende zich eindlijk verzachten, Tot eindlijk de waanzin zichzelven ontmomt. O Stilte! De branding der sterflijke klachten Bereikt U, als uiterste Rots, en verstomt. Vorige Volgende