Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 382] II Dolendo * Een wankle brug. - Een waterval Ploft af door 't peilloos diep; En 't is de plek in 't rotsig dal Van waar zij zong en riep. Hoe had hij hier haar komst verbeid In 't rustloos bladergezwiep; De weg heeft naar een graf geleid - O, dat hij bij haar sliep! Hoe bleef 't hier na haar heengaan stil: Geen zucht van dof beklag; En 't zwijgt of iets gebeuren wil Dat niet gebeuren mag. Terug van hier: hij moet en zal, 't Is onverbidlijk plicht; Maar waarheen 't andere pad zo smal En schemergroen zich richt? 't Verdwijnt in 't bladgeruis, en dicht En zwaar is 't machtig woud: Een schaduw, die verbleekt en zwicht - Hij heeft zich blindgeschouwd. 't Was eenmaal 't heilig paradijs Van wie de wereld schiep, Maar nu, door nevel, klam en grijs, Verraadt hem 't grondloos diep. [p. 383] Geen brug: 't is alles heengevaagd, Hier daalt geen waterval; Hij zoekt, van vrees en schrik gejaagd, Verward in 't rotsig dal; Weer vangt haar stem te zingen aan, Die stervensdroeve stem; Hij heeft haar nu voor 't eerst verstaan En weet: zij roept om hem. Hij vindt zichzelf, ten dood bereid, Met natbeschreid gezicht; Zijn huis, en heel de werkelijkheid, Waakt op in 't nuchtre licht. Vorige Volgende